VAMU NEDERLAND zoutarme ketjap speciaal voor hogebloeddruk-patiënten nu ook verkrijgbaar via uw VAMU-winkelier Gele Meerbloem 13 Wateringen Telefoon 01742 -3280 VOOR AMSTERDAM ARCHIPEL Karei Klinkenbergstraat 115 Telefoon 020- 13 71 57 (Vervolg: "Indische politie-herinneringen") of sprak ze geen van drieën. Dhr. Schwarz op de Politieschool had ge tracht ons in negen maanden het hoog- Maleis bij te brengen, natuurlijk een onmogelijke taak, hetgeen ook werd ingezien door zijn opvolger, Dhr. Bosch, die zich ertoe bepaalde onze kennis van de Maleise woorden, zo hoog mogelijk op te voeren, zodat wij ons enigermate konden redden met het z.g. "Pasar-Maleis." En daar zat ik dan, zonder enige ver dere voorbereiding, als Chef van de 2de Sectie, met een 250-tal perso neelsleden onder mij (zo'n 50 van de Algemene Politie, een 100 van het Soenanaat en een 100 van de Mang- koenegaran). Mijn voorganger, een onder-Commis saris van Politie, had, na de over dracht van de kas, ijlings de benen genomen en ik kreeg tegenover mij vier agenten "op rapport". Zij hadden in de afgelopen 24 uur iets uitgehaald of nagelaten, dat niet door de beugel kon. Ik meende dat ik hen in de ge legenheid moest stellen, zich te ver dedigen, maar ik verstond van wat ze te zeggen hadden geen woord, laat staan, dat ik erop kon antwoorden. Dit vooruitziende had ik echter de Assistent-Wedana en een wat oudere Inspecteur-Wachtcommandant aan mijn zijde getrokken en gezamenlijk zijn wij er toch wel uitgekomen, zon der dat ik, naar ik hoop, te onbillijk of te streng in mijn straffen ben geweest. Pas daarna kon ik mij in mijn sectie kantoor orienteren. Het zag er keurig uit. Lag in het gebied van de Mang- koenegaran. Er mocht alleen zo hier en daar wel een nieuw verfje op (later is het hele geval, geheel naar mijn smaak op mijn verzoek totaal opge schilderd). Er waren een aantal cellen, maar gelukkig niet geheel ingesloten doch aan de voorzijde voorzien van tralies, zodat de bewoners frisse lucht hadden en wat uitzicht. En ze waren ruim. Maar wat mij wel opviel, was het verschil in uitmonstering, tussen de drie soorten politie, die ik onder mij had. Ze hadden wel allemaal dezelfde uniformen, alleen verschillende in de kleur van de afbiezing van de naden, maar er was een stel bij, waarvan men eigenlijk kon zeggen, dat ze meer rafels dan uniform droegen. En er wa ren er zelfs bij, die op blote voeten rondliepen. Bij informatie bleek mij, dat dit alle maal mannen van de Soenanaats-poli- tie waren. Die van de Algemene po litie of van de Mangkoenegarang, had den toch wel tenminste twee unifor men (soms drie) en twee paar schoe nen, maar bij het Soenanaat hadden ze maar één uniform en één paar schoenen. Mijn directe besluit was: daar moet ik in de eerste plaats iets aan gaan doen. Ik wil met een keurig corps voor de dag komen. Mij hielp daarbij het feit, dat ik nog diverse kennismakingsbezoeken moest brengen, o.a. aan de Regent van het Soenanaat. Ik op de afgesproken dag naar die functionaris, met de dood in mijn schoenen. Zou de man alleen Maleis of, nog erger, alleen maar Ja vaans spreken? Maar gelukkig: hij sprak perfect Hollands Hij was de vriendelijkheid zelve en toen, uiteindelijk de uitmonstering van de politie ter sprake kwam, verzocht hij mij, bij de eerstvolgende inspectie, die ik zou houden, hem te bellen, dan zou hij komen kijken. Laat ik nou, hoe bestaat het, meteen voor de volgende dag een inspectie hebben uitgeschreven. Ik heb de be wuste Regent daarvan verwittigd, en hij beloofde te zullen komen. Voor die algemene inspectie stond alles, wat ik aan personeel had, aan getreden. Mijn sectie moest het voor die tijd maar zonder politie doen. In het eerste gelid had ik de Gouver- nementspolitie opgesteld, daarachter met behoorlijke tussenruimte, de po litie van Mangkoenegaran en daar achter, weer met flinke tussenruimte, de politie van het Soenanaat, waaraan ik had laten weten, dat ze er niet op hun "Paasbest" uit hoefden te zien, wel schoon en met gepoetste schoe nen, voor zover ze ze hadden. De auto van de Regent reed voor, ik commandeerde: "Geeft acht" begroet te de Regent met de nodige strijkages, bestaande uit Inspecteurs in onberis pelijke witte uniformen, de Hoofda genten, eveneens om door een ringe tje te halen en vervolgens de paar Posthuiscommandanten en agenten, waarop ook niets te zeggen viel. Ik geloof, dat mijn hele personeel mijn spelletje meespeelde. Commentaar van de Regent bij die eerste linie: "Maar dat ziet er toch prachtig uit". Mijn antwoord: Ja, maar dat is dan ook de Gouverne- mentspolitie". Aan het eind van de linie bewoog ik de Regent, met zachte drang, een hal ve cirkel te beschrijven, zodat we ach ter die eerste line kwamen. Alles keu rig en correct. Commentaar van de Regent: "Maar dat ziet er toch ook prachtig uit?". Mijn antwoord: "Ja, maar dat is ook de politie van de Mangkoenegarang". Weer een halve cirkel beschreven. Wandeling langs het derde gelid. Won derlijk: geen commentaar van de Re gent. Maar wel mijn verhaal: "Kijk, dit is de politie van het Soenanaat. Wat moeten zij, die arme kerels. Eén uni form, één paar schoenen, één bam- boehoed. Wat, als slijtage optreedt? Het duurt maanden voor er vervanging uit de bus komt. Zo'n corps is een aanfluiting voor de waarde van de po litie." Geen antwoord. Maar toen ik de Re gent weer in zijn auto had geinstal- leerd en afscheid van hem nam, waren zijn laatste woorden: "Meneer Groen, ik heb heel wat van U geleerd. Ik dank U". Veertien dagen later begon in mijn sectie de stroom binnen te komen van nieuwe uniformen, nieuwe schoenen, nieuwe hoeden en andere uitrustings stukken, waarom ik gevraagd had. Misschien heb ik, volgens het oordeel van de Redactie teveel tijd besteed aan dit verhaal, maar het heeft in mij een radicale verandering teweeg ge bracht. Ik ben mij gaan realiseren, dat ik niet stomweg was uitgezonden om Com missaris van politie te worden, maar dat ik ook, de misschien mijzelf op gelegde taak had, mijn - bescheiden steentje - bij te dragen bij de opstu wing van dit prachtige land en zijn fijne bevolking in de eeuwig durende werveling der volkeren. Een verbete ring hier, een verbetering daar, het eindigde eigenlijk nooit. Meen echter niet, dat ik mij superieur voelde aan degenen, die mij omring den. Ik besefte donders goed, dat ik nog heel wat moest leren in dit voor mij vreemde land. Niet alleen ten aan zien van de taal - het Maleis ging mij steeds makkelijker af en ik leerde ook al een beetje Laag-Javaans - maar ook in andere zaken, die rechtstreeks met de politie te maken hadden. (wordt vervolgd) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 10