JEUGDJAREN (VIII) ANGÖiS!S/ Een verhaal van een Indisch meisje. Laat ik beginnen te vertellen, dat mijn jeugd heerlijk onbezorgd was. Mijn ouders waren streng, maar lief voor ons. Ik was de oudste en na mij kwa men nog twee jongens. We scheelden ongeveer drie jaren met elkaar. Lie verdjes zullen we heus niet geweest zijn, want af en toe kregen we een ouderwets pak slaag maar altijd "wel overdacht op de bibs"! Onze jeugd speelde zich grotendeels af in een heerlijk groot, koel, toch voor die tijd modern huis. We woon den aan het Merkus-plantsoen vlak bij het Darmo-ziekenhuis te Soerabaia; vóór ons het smalle plantsoen en iets verder een park met een heuvel, veel tjemarabomen en wandelpaden. We gleden vaak met twee of drie kinderen van de heuvel af. Dit geschiedde op 'n afgevallen blad van een der palmbo men uit het park. We zaten nl. in de brede schede van het palmblad en roetsten zo de heuvel af. Het ging met een aardige vaart. Als er een echte tropische regenbui was zonder weerlicht mochten we bui ten in de regen baden en stoeiden en draafden we op het plantsoen rond in onze hansoppen. Als de bui flink ge noeg op onze bollen had geplenst werden we naar binnen geroepen, de badkamer in, droge kleren aan en danoh zalig, stond er voor elk van ons een kopje warme chocolade klaar en vaak ook djagoeng bakar. We hebben ook een poos in een huur huis gewoond ook in Darmo. We had den er twee hoge mangga-bomen één in de vóór- en één in de achtertuin. Onze school stond toen nog op de Reinierszboulevard. Dat was nog een flink eind lopen van huis; het liefst gingen we vroeg naar school. We liepen dwars door het veld en daarna de weg af. Dat deden we omdat tus sen de alang-alang, struiken met lila kelken groeiden. De bladeren waren lindegroen van kleur en onder aan de blaadjes van die struiken zaten de goudhaantjes en een enkel zilverhaan tje zat er ook. De bladeren waren meen ik hartvormig en deze insecten vraten er gaatjes in. Later heb ik deze prachtige goudkleurige haantjes nooit meer terug gezien. Er kwamen op de terreinen huizen en ook de nieuwe school. Dit huurhuis stond dus in het teken van de goudhaantjes en in die perio de geloofde ik ook heel sterk aan elfen, feeën en kabouters, ik zocht ze en speelde in mijn fantasie met ze. Wat heerlijk dat we toen nog geen sexuele voorlichting kregen. In het huis aan het Merkus-plantsoen ging mijn droomwereld over in een wereld van "dat je bang was in het donker". Want je hoorde zo af en toe een spookverhaal en later hoorde je van krachten, die overal om je heen zijn. Ik vond het in de duisternis eng, maar ik wachtte me wel dit te zeggen. Wel voelde ik leven om me heen en ik wist heel zeker dat dood niet dood is maar dat je er weer bent, alleen op een andere manier. Er waren ook wel eens avonden dat we samen op het platje zaten. We za ten er dan al tegen magrib en als het dan donker begon te worden wees mijn moeder ons op de sterren en leerden we enkele namen zoals het Zuiderkruis, de Schorpioen, de Grote en de Kleine Beer, enz., enz., niet beseffend, nu nog niet, wat geweldig veel schoons en groots verborgen is in het Heelal. Zaterdags mochten we langer opblij ven en dan "voeten wassen" en naar bed. Ook kregen we wel eens op zo'n avond te horen waarom mijn moeder zo boos was geweest op ons en hoe of ze het bedoelde, ze sprak veel met ons en wees ons er op hoe we ons gedragen moesten. We begrepen het wel maar De verhalen over onze grootouders vonden we fijn alhoewel we ze erg vaak hoorden maar het verveelde toch niet. Ik herinner me ook nog dat mijn vader ineens met een kindergrammofoon aan kwam zetten met enkele platen. Hij zocht de muziek uit. Geregeld GEZOCHT een "Koedjang", boeken en ge schriften over Bandung, Soenda- landen en de Soendanese taal. F. van Oortmerssen, I. van Nassaustr. 94, Den Haag. EINDELIJK HERDRUKT "DOOR DUISTERNIS TOT LICHT" door Raden Adjeng Kartini. Met toevoeging van nog nooit gepubliceerde brieven f 24,80 evt. portokosten. BOEKHANDEL TONG TONG werden ze opgedraaid zoals Grosz- mutterschen, de Radetzky mars en veel Straussmuziek. Het enigst von den wij kinderen het, toen de gram mofoon oud werd en de muziek aan het "raffelen" ging. Daar genoten we gewoon van. Opeens was de grammo foon verdwenen. Op een dag hadden we radiomuziek van de Nirom. Mijn vader had het toestel zelf gebouwd met hulp van twee jongere collega's van kantoor. Ik zie die "spoelen", die in die kast zaten nog voor me. Ze hebben er heel wat werk aan gehad. Ik zal niet zeggen, dat ik zo gelukkig met die kast was en af en toe hoorde je dan ook flink de "Mexicaanse hond" erdoor heen loeien. Dat ge beurde dan als mijn vader op een zender afstemde. Ik vond dat die radio de rust verstoorde. Nu heb ik het nog steeds niet begrepen op die lawaai- dozen waar ik de T.V. ook onder re ken. Alleen als er mooie muziek ge- gegeven werd (tenminste wat ik mooi vond) vond ik het heerlijk. SYLVIA FELS-ENGELKAMP "Kop op jongen, ik heb het in mijn jeugd ook wel eens heel moeilijk ge had". 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 16