(Vervolg:
"Couragieuse vrouw in Oud-Batavia")
schandaal, dat de Eerwaarde Kerke
raad maar belachelijk maakte. Zij oor
deelde daarom het verzoek "imperti
nent" en stelde beiden onder censuur.
Zonder nader bewijs van het weduw
schap der bruid meenden de leden
der Kerkeraad geen besluit te kunnen
nemen. (Mooy 18-6-1626).
Doch een week later verscheen de
a.s. bruidegom, het lid van de Raad
van Indië, in persoon ter kerkeraads-
vergadering en zette nogmaals zijn
standpunt met nadruk uiteen. De prae-
ses gelastte toen de Edele Heer bui
ten de deur te wachten, tot de eer
waarde heren de zaak besproken zou
den hebben. Weer toegelaten vernam
Pieter Dircksz. hetzelfde bescheid als
de vorige keer, waarover hij zich zeer
"wrevelmoedig" toonde, dus opwond.
Hij verweet de Kerkeraad, nooit een
kopie der uitgebrachte "attestatiën"
te hebben ontvangen, waarop snedig
geantwoord werd, dat hij er ook nooit
om gevraagd had. De Edele Heer riep
toen uit: "Had ik de macht, dan zou
ik U niet kennen en wel anders doen".
Hij ergerde zich nl. over het recht van
de Kerkeraad, om over huwelijksbe
letselen te oordelen. Ten slotte, na
veel over en weer praten, kwam men
overeen, het advies van de Kerkeraad
bij wijze van apostille onder aan het
rekest van Pieter Dircksz. te schrijven.
Hierin kwam voor, dat de Kerkeraad
van het jonge paar eiste het bewijs te
leveren, dat Willem Claes, de mande-
maker, inderdaad dood was. Zij wer
den gewaarschuwd, "zich in woon-
plaatse van malkanderen te houden
en de ergernis, nu al te veel aan de
Gemeente gegeven, te weren". Waren
zij al aan het "samenhokken", gelijk
men dat bij ons zo keurig kan zeggen?
Het bewijs werd blijkbaar nimmer ge
leverd en het huwelijk is daarom niet
door gegaan. Tot grote smart en ver
ontwaardiging van de bruid heeft toen
Pieter Dircksz. de verloving verbroken,
of heeft althans niets meer van zich
laten horen. Op 14 januari 1628 is hij
zelfs voor goed gerepatrieerd. Doch
vóór dit geschiedde, had Trijntje zich,
blijkbaar zeer opgewonden over zijn
afwijzende houding, tot de Kerkeraad
gewend met het verzoek haar verlo
ving met Pieter Dircksz. te verbreken.
Doch terecht verklaarde deze raad,
hen niet bij elkaar gezet te hebben en
ook niets van enige wettelijke verbin
tenis, dus een trouwbelofte, af te we
ten. Men wilde er zich dus niet mee
bemoeien. Intussen had het besluit
van de Kerkeraad onder de Bataviase
goegemeente het nodige stof doen
opwaaien. Er zal braaf over geroddeld
zijn. (Mooij p. 277/8) Het was een
echte cause célèbre.
Doch de zaak van Trijntje Florisz. had
ook nog een kerkelijke kant. Zij was
hertrouwd, terwijl haar eerste man nog
in leven was en had op het punt ge
staan, zich nogmaals hieraan te be
zondigen. Dit vereiste ontzegging van
het H. Avondmaal, totdat de beschul-
Heel mooie plaatjes krijgen we vaak van onze lezers toegestuurd. "Misschien bruikbaar
voor ons tijdschrift?" Natuurlijk, graag dank u wel, alles wat mooi, interessant, prettig is
om naar te kijken. Maar wat doe je als er bij zo'n plaatje geen woordje commentaar,
geen bij- of onderschrift zit? Gewoon kijken, goed kijken. En al turend herken je en
herinner je je langzamerhand nog meer dan er in een onderschrift bij zo'n foto gegeven
had kunnen zijn.
Herkent U de poortjes? Dan weet U dat we op Bali zijn. In een poera desa, met offerplaat
sen en de bad- en wasplaats. Toch is dit maar een deel van de poera, want die bestaat
altijd uit twee gedeelten, gescheiden door een poort die er doorgesneden als een taart
punt uitziet. Weet U misschien toevallig waar deze poera ligt?
dlgde openlijk boete zou gedaan heb
ben. Dit schijnt inderdaad te hebben
plaats gevonden, want het geval wordt
in 1631 als een precedent aangehaald
in de zaak van een zekere mejuffrouw
Ham geboren Rijnenburg. Trouwens,
herhaalde malen is in de Kerkeraads-
resolutiën sprake van mannen zowel
als vrouwen, die éénmaal in de Oost
gekomen, vergeten waren, dat zij aan
de kille westerstranden een al dan niet
treurende gade hadden achter gela
ten, waaraan ze van overheidswege
dan weer herinnerd moesten worden.
Tot 1632 werd de Kerkeraad met dit
onaangename karweitje opgeknapt,
dat heus wel nodig was.
Heeft Trijntje Florisd., na geëxcommu
niceerd te zijn, openlijk haar berouw
getoond en in het publiek haar biga
mie erkend?
In elk geval was van hertrouwen geen
sprake. Het was hard werken gebla
zen, vooral nadat de Javanen tijdens
Batavia's belegering haar tuin zo mis
handelden, dat er geen boom meer
overeind stond.
Ook moet de geprikkelde vrouw haar
mond eens erg voorbij gepraat heb
ben en lasterlijke aantijgingen ten na
dele van de baljuw Nicolaas van der
Cleef er uit gegooid hebben. Zij werd
daarvoor tot een extra hoge boete
van 400 realen veroordeeld, waarvan
de Hoge Regering haar bij resolutie
van 16 nov. 1631 de helft kwijt schold.
Ongeveer gelijktijdig viel haar ver
zoekschrift aan de Edele Hoog Mogen
de Heren der Staten-Generaal in Ne
derland, gedateerd 1 febr. 1631. Zij was
zo wijs dit vermetele stuk niet langs
de officiële post te verzenden, daar
zij er dan zeker van kon wezen, dat
het door de Hoge Regering zou aan
gehouden en nader bekeken zou wor
den. Zij gaf het aan een "cousijn"
(neef) mee, die het dan persoonlijk op
het Binnenhof kon bezorgen. Het do
cument dat de aandacht van de Hr. IJ
zerman heeft getrokken, is daarom zo
belangrijk, omdat zij daarin haar ganse
levensgeschiedenis tot 1631 verhaalt.
Zij verzoekt er in naar het vaderland
te mogen terugkeren, óf te mogen
hertrouwen. Zij hoopt, dat de Heren
der Staten-Generaal aan de Heren Be
windhebbers der V.O.C. bevelen zul
len, haar te vergunnen om te hertrou
wen of te repatriëren. Het zou wel
heel vreemd zijn, indien zij op dit ver
zoek een toestemmend antwoord zou
ontvangen hebben.
Zij liep intussen weer met trouwplan
nen rond. Ditmaal was een zekere
Crijn Maersz de uitverkorene. Weer
verzocht zij de Hoge Regering om me
dewerking en deze vroeg opnieuw de
Kerkeraad om advies, hoewel het meer
een kwestie der intussen ingestelde
Commissie voor Huwelijkse zaken was.
De vergadering oordeelde echter
"eendrachtelijk neen! Men had uit de
laatste overgekomen brieven gelezen,
dat haar wettelijk getrouwde man Wil
lem Claes nog in leven was (Mooij 2-2
-34). Ook toen de G.G. Hendrick Brou
wer door Trijntje met een verzoek be
naderd was, om met Crijn Maersz. te
mogen trouwen luidde het Kerkeraads-
advies afwijzend, waarbij men zich op
een zestal Schriftuurplaatsen beriep,
gelijk het een gelovige Kerkeraad des-
12