mm 0oótUoek (II) "Volkspoëzie van Indonesië" S.O. Pradjekan en Omstreken In deel I van mijn Oosthoek-mémoires gaf ik een beschrijving van ons aller, onvolprezen badplaats Pasir Putih. Thans zal ik overgaan tot het beschrij ven van mijn jeugd-herinneringen aan de streek waar ik werd geboren en waar ik opgroeide, nl. Pradjekan en Omstreken. Drie en dertig jaar geleden verliet ik Pradjekan en het kwam toen niet bij me op dat ik de onderneming niet meer terug zou zien. Ik kan me nochtans Pradjekan heel goed voor de geest halen, althans zo als het toen was, want er schijnt nogal wat veranderd te zijn. Pradjekan is gelegen aan de weg Sitoebondo-Bondowoso. Als men aan komende van de richting Sitoebondo binnenkwam, zag men direct aan de linkerkant de besaran en aan de rech terkant de oprijlaan, die o.m. naar ons huis voerde. Aan deze kant, een eind je verder de Chinese toko's. Van de eigenaren van deze toko's herinner ik me drie namen, t.w. Kèta, Lin Po Njan en Koy. Vóór ons huis lag aan de overkant van de oprijlaan een groot grasveld, waar de kinderen van de onderneming hun hart konden ophalen aan allerlei spel letjes, zoals kasti, voetballen, vliege ren e.d. Gevliegerd heb ik er heel veel met mijn suangan. Voor eventueel niet-in- gewijden: Een suangan is een soort vlieger, welke ruwweg de vorm van een vogel vertoont en middels een daarop aangebrachte bamboe-snaar een bromtoon kon voortbrengen. Deze bromtoon was dikwijls zó luid, dat een klein sportvliegtuig er zich niet voor zou behoeven te schamen. Toen al zeer sterk geinteresseerd in alles, dat met de luchtvaart had te maken, klonk me dit lawaai als muziek in de oren. De kinderen, met wie ik speelde, kan ik me stuk voor stuk nog herinneren, zoals de kinderen de la Rambelje, Jolly, Haag, Hetrakaja, Sijberden, Dun- lop, Eysbroek, Tutuariman en Geuring. Behalve gespeeld, hebben we in de omgeving van Pradjekan veel gewan deld tussen goudkleurige rijstvelden, lila-gepluimde suikerrietvelden, bam boe-bossen, enz. Een wandeling tus sen de rijstvelden was ook en niet in de laatste plaats de moeite waard als de rijsthalmen een schitterende, hel dergroene kleur hadden. Daarbij nog gevoegd de wazig-blauwe contouren van de Gunung Raung, Gunung Suket en de Gunung Ringgit. Langs de onderneming stroomde de Kali Sampéan en niet ver van ons huis was er een strandje aan de oever van deze rivier en dit strandje was bereik baar via een voetpad door een idyl lisch bamboebos. Als men op het strandje stond, leek het water van de Kali Sampéan kristalhelder. Een heel verschil met bijvoorbeeld de Rijn, zo als deze er momenteel aan toe is door verregaande vervuiling; hetgeen een regelrechte aanklacht is tegen de hier voor verantwoordelijke mensen. Ook heeft ons gezinnetje eens enkele jaren doorgebracht op een buitenpost van de onderneming, nl. Wonosari. Ook gelegen aan de weg Sitoebondo- Bondowoso. Het leven op deze buiten post was helemaal pastoraal te noe men. In het huis te Wonosari was geen elektrisch licht en men maakte hier dus gebruik van z.g. Petromax-lampen, die een zeer helder licht gaven. Op de kinderkamer brandde een lampu- templèk, die zeer bizarre schaduwen op de kamerwanden toverde. Deze spraken nogal tot mijn verbeelding, vooral als de baboe weer eens ver halen had opgehangen over tjaliks, genderowo's, momoks, pontianaks, e.d. Uit de desa's hoorde men vaak game lan- muziek. Tezamen met een helder schijnende tropische maan, vormde deze gamelanmuziek een machtig mooi decorum, dat mij erg aansprak. Tot slot van dit deel zou ik graag nog eens een beschrijving willen geven van de z.g. campagne-tijd, d.w.z. als de fabriek draaide, om het suikerriet te verwerken tot het product, dat als smaakmaker dient o.m. in onze thee, koffie of cacao. Voordat het zo ver was, kwam altijd eerst het maalfeest, dat moest dienen om de goede en kwade geesten gun stig te stemmen, opdat er toch maar vooral weinig, of zo mogelijk geen ongelukken zouden gebeuren in en buiten de fabriek, gedurende de cam pagne-tijd. Meestal gebeurden die ongelukken toch, ondanks de veiligheidsmaatrege len, die voor die tijd al vrij stringent waren. Vaak betrof het mensen onder de toekangs en ander personeel, die je kende en dat was dan ver van leuk. Maar om op het maalfeest terug te komen: dit werd opgeluisterd met al lerlei feestelijkheden, als de aduan- sapi of stierenrennen (met Cebu-stie- ren), een uitgebreid eetfestijn voor het hele Indonesische personeel in de machinehal van de fabriek, met een keur van heerlijkheden, welke teveel in aantal zijn, om op te noemen, doch waarvan de aard aan de ingewijden onder ons, welbekend zullen zijn. Dan was er voor het Europees perso neel op de besaran een dansfeest met allerlei makanan-ketjil. Soms gingen we daarna week-enden met z'n allen op Ngadisari bij de Bromo-Zandzee. Maar daarover later meer. Tijdens de campagne, die enkele maanden duurde, was er door de hele onderneming het zoete aroma merk baar van het suikerrietsap en het aan houdende geluid van het stampen, brommen en zoemen van de machines. Dan hoorde men dag en nacht het geblaf en gesis van de transportloco motieven. Deze reden af en aan met hun lorries, beladen met de teboe. (Suikerriet voor de niet-ingewijden), waarvan wij kinderen door tussen komst van het vriendelijke Indone sische personeel ruimschoots ons deel kregen. Alleen moest men er wel voor zorgen, dat de administrateur het niet zag, want dan zwaaide er wat, in de eerste plaats voor de koelies! 's Avonds maakten de locomotieven een vreemd gierend bijgeluid, dat werd veroorzaakt door stoom-gedre- ven generatoren achter de hoofdlan taarns, welke voor het licht van deze lampen zorgden. Eén van de indrukken uit mijn geboor teland, die mij mijn leven lang zullen bijblijven. A. POUTSMA Bamboe en menselijk vernuft staan voor niets Het Maart-nummer van het tijd schrift Tirade zal geheel gewijd zijn aan volkspoëzie van Indo nesië. Rob Nieuwenhuys stelde deze uitgave samen. Daar onder onze lezers onge twijfeld belangstelling zal be staan voor deze bijzondere in houd bestelden wij van deze uitgave van Tirade een beperkt aantal exemplaren. Prijs 6,50 porto f 1,30 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 17