Dit gordijn nl. kwam met het onder einde niet op de deurdrempel, maar in de hut. Op welke wijze zij was ge red kwam uiteraard niet ter sprake. Tientallen mensen werden gered, of redden zich zelf; tientallen mensen hebben het leven erbij verloren door verdrinking. Getuige de hoofdmachi nist was sedert kort aan boord en wist van toeten noch blazen. Hij was wel eens in de machinekamer geweest, doch had zich meer als passagier ge dragen, dan als hoofdmachinist. Deze beoordeling is niet van de R.v.d.S., doch van zijn eigen Direktie. Onder meer had deze getuige zich niet aan de hand van blauwdrukken van de loop der pijpleidingen in de machine kamer vergewist. Ter zitting maakte deze hoofdmachinist dan ook een droevige indruk. De machinist van de wacht, als getuige gehoord, wist van de gevoelige stabiliteit alles af. Op zijn wacht had hij stookolie gebruikt van de "hoge" kant en had uit de olietanks van laag naar hoog voort durend overgepompt. Het viel hem wel op dat het schip, niettegenstaande deze manipulaties, steeds schever viel, maar hij vond dit aanvankelijk niet on rustbarend. Totdat ook hij eindelijk de brug waarschuwde. Maar toen was het te laat! Het verhoor van de inheemse schepe lingen werd- naar ik mij herinner - ver der niet noodzakelijk geacht. Toen alle getuigen waren verhoord, kwam de beurt aan de betrokkene i.e. de 1ste officier. Op de eerste vraag of het die middag overdruk zou zijn geweest (veel drukker dan anders), antwoordde hij, dat het wel drukker was geweest dan anders, doch van overmatige drukte niet kon worden ge sproken. (Mogen wij L.A.G. geloven, dan maakte deze 1ste officier een ruim gebruik van zijn "recht tot lie gen") Op een volgende vraag, of zijn hoofd niet van al die drukte had om gelopen, antwoordde hij, dat dit niet het geval was geweest. Hij erkende dat het patrijspoortje op zijn orders was geopend. Op de vraag of de an dere dekofficieren er mede van op de hoogte waren, zeide hij dat dit het geval zou kunnen zijn met de officier van het betrokken tussendek. Hij had op het bovendek, juist boven dat tus sendeks patrijspoortje een wacht ge plaatst, die moest waarschuwen als wind en zee toenamen. Die wacht was een inheemse schepeling; een ver trouwd iemand. Een lange werkdag achter de rug heb bend, was ook hij, kort na vertrek uit Soerabaja, te kooi gegaan. Toen hij gewekt werd, helde het schip angstig. (Volgens een niet ter zitting bespro ken verhaal moet hij hebben uitgeroe pen: "Mijn God, het poortje!!!!" Hij had zich nog in het tussendek willen begeven, om het poortje alsnog te sluiten, doch het was niet meer mo gelijk gebleken.) Ter zitting draaide betrokkene er niet om heen; hij was de verantwoordelijke man van dat openstaande tussendeks patrijspoortje. Toen de Raad gereed was met de verhoren van getuigen en betrokkene, kreeg de Marine Scheepsbouwkundig Ingenieur het woord. Aan de hand van gemaakte stabiliteits tekeningen maak te hij duidelijk, dat de stabiliteit van de Van der Wijck wel te wensen liet, doch dat van onzeewaardigheid niet kon worden gerept, mits men maar bij de belading de noodzakelijke aandacht zou hebben geschonken aan dat ge brek aan normale scheepsstabiliteit. Een schip zou bv. een 60 gr. slagzij, niet aanstonds behoeven te kapseisen, maar voor s.s Van der Wijck was dat funest. De Van der Wijck was een zorgenkind, zonder meer. 's Raad technisch adviseur had alle machinetekeningen en die van alle pijpleidingen bestudeerd; waarbij hij had opgemerkt, dat er een bijzondere lensleiding moest zijn geweest, met groter diameter dan normaal, waarvan een afsluiter zich op het bovendek zou hebben bevonden, dichtbij de voet van de schoorsteen. Op de tekeningen zou dit duidelijk te zien zijn. De technisch adviseur beschouwde deze leiding als noodleiding, als de normale lensleiding het niet meer kon opbrengen; dus in noodgevallen. Weer gevraagd, wisten de machinist- getuigen van een en ander niets af. Wèl had een der machinisten op het bovendek een afsluiter gezien, doch er verder geen aandacht aan besteed; te meer niet, omdat de gewone lens- pomp nog steeds het normale lens- pompen kon bijhouden. Van een zg. nood-lensleiding wisten de HH. niets. Daarna kreeg de verdediger van be trokkene het woord, zoals hierboven reeds gesteld, een Scheepbouwkundig Ingenieur. Ook hem werd natuurlijk de eed afgenomen. Wat deze ingenieur te berde bracht, om aan te tonen welke oorzaak de katastrofe tot gevolg had, is mij niet bijgebleven. Wel werd hij herhaaldelijk in de rede gevallen door "onze" ingenieur. Een en ander liet de Voorzitter rustig toe. De con clusie van de verdediger, was dat die openstaande tussendeks patrijspoort geenszins het zinken van s.s. Van der Wijck tot gevolg had gehad, doch moest worden geweten aan: 1e het mooie weer; immers was het weer verslechterd, dan zou de patrijspoort- wacht hebben gewaarschuwd; 2e. e- ventueel loslaten van het klinkwerk van één of meer bodemplaten (net of die ingenieur niet wist dat die scheeps bodemplaten met 3 dubbel klinkwerk aan elkaar en aan de wrangen zijn geklonken); 3e. werd nog een oorzaak genoemd, welke ik niet meer in mijn herinnering kan terugroepen. Nadat nog enige tijd over en weer was gesproken en niemand verder iets te berde wilde - of kon - brengen sloot de Voorzitter deze openbare zitting. De ramp was voldoende belicht, zodat een verantwoorde uitspraak zou kun nen volgen. Intussen had het Hoofd bureau van Scheepvaart ook niet stil gezeten en aan het Scheepsproefsta- tion in Wageningen, onder mededeling van de bekende gegevens, o.a. de diepgang, nadere inlichtingen verzocht. Het proefstation bleef niet in gebreke nadere gegevens te verstrekken en op welke wijze men die gegevens had bepaald. Er was een scheepsmodel gemaakt, compleet met de plaats der patrijs poorten. Met verschillende diepgan gen had men de te maken boeggolf gemeten, zomede onder verschillende weersomstandigheden, welke wat zee gang betrof, automatisch in die tank konden worden opgevoerd. Mede werd een en ander beproefd met ver schillende snelheden. De vaarsnelheid en de diepgang in aanmerking nemend, was bepaald o.a. de hoogte van de boeggolf bij de boeg, en verder meer naar de midscheeps toe. De boeggolf was gemeten, en de af stand tussen de toppen van iedere boeggolf. En nu was het zo, dat een top van een boeggolf precies bij dat openstaande patrijspoortje uitkwam en hoger was dan de afstand van het onderste van die patrijspoort tot het zeeniveau, m.a.w. bij iedere passeren de boeggolf, kwam een scheutje zee water binnen boord. De hoeveelheid vermeerderde bij het toenemen der helling van het schip totdat eindelijk de ganse open patrijspoort onder zee niveau lag en zeewater naar binnen stroomde. Mede gelet op het feit dat het tussendek niet was schoonge veegd en dus het rooster van de spui- pijp naar het onderruim verstopt raak te, zodat het binnenstromende water in het tussendek bleef staan; het toch al ranke schip deze gewichtsvermeer dering (eenzijdig) niet kon weerstaan, zodat kapseizen en zinken het gevolg was. Had het binnenstromende zee water door de spuipijp naar het onder- ruim kunnen afvloeien, dan had de scheepslenspomp nog veel water kun nen wegpompen. Mede aan de hand (lees verder volgende pagina, onderaan) Patjet, tegen een uur of vijf. Als iedereen lekker op het muurtje nog even van de koelere middag geniet. En over alle dingen van de dag gezelllig naroddelt! (Foto: Rogier) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 17