VAMU NEDERLAND
Marine-belevenissen in Tjilatjap I
Natriumarm - Zoutarm Ketjap
Natriumarm - Zoutarm Kedelé Kroepoek
Natriumarm - Zoutarm Sambal
Notities van een Marine-dienstplichtige
door B. W. de Rijk
In ons zeer gewaardeerd tijdschrift TONG TONG memoreren velen hun weder
varen in diverse plaatsen en plaatsjes in het voormalige Ned. Indië, waar het
toeven zonder uitzondering goed was. Een outsider zou hieruit de conclusie
trekken, dat er eigenlijk alleen paradijselijke oorden bestonden, wat bepaald
niet waar is. Voor de uitzondering wil ik iets vertellen over een plaats, waar ik
als dienstplichtige zowat het hele jaar 1941 heb gelegen.
Ik schrijf met opzet "gelegen", want
naar mijn mening is de Marine de
luiste dienst van de gehele weer
macht, alles doet men liggend. Jan
slaapt bijvoorbeeld niet, neen, "hij
legt te piepen", hij eet ook niet, maar
"legt te bunkeren", en als de ordo-
nans - de leerling van de wacht, zoals
dat officieel heet - meldt dat de Of
ficier van de Wacht in aantocht is,
dan praait hij: "Mijnheer legt te kom
men". Zodoende. Men zou zich ook
nog kunnen afvragen, wat een Soera-
baiaan in Tjilatjap uitvoert. Wel, ik
zou met de Engelse dichter Keats
kunnen zeggen:
"Much have I travelled in the realms
of gold
And many goodly States and
Kingdoms seen".
Men kan tegenwerpen, dat Tjilatjap
geen realm of gold is, maar a hell
hole of malaria en dan heeft men ge
lijk ook. Het lag eigenlijk in de, bij de
Marine zo bewierookte V.K.M.'s - de
Voorschriften Koninklijke Marine.
Daarin staat geschreven: En in
dien Hij, die in Batavia zetelt, zegt, ga,
dan zult gij gaan. Want Hij is de Vice-
Admiraal en bevelhebber der Marine
strijdkrachten ter zee, te land en in de
lucht'" of woorden van een dergelijke
strekking. Populair gezegd: Hij was
de baas van de koperzuigers en pijp-
luizen, de neuzen en thijsen, de ma
kers en de stokers op de niksboten.
Aangezien deze definitie voor een
buitenstaander wellicht wat moeilijk
te volgen is, zal ik dit nader toelichten.
Koperzuigers en pijpluizen zijn 't dek
en machinekamerpersoneel van een
schip. De Neuzen en Thijsen zijn de
leden van het korps Mariniers, iedere
rechtgeaarde marinier heet volgens de
Marine "Neus" tenzij hij tamboer is,
dan heet hij "Thijs", heel gemakkelijk.
De makers dat zijn de specialisten
zoals torpedomaker, kelere - pardon,
kleermakers en dergelijke, nou, dat is
logisch, hé? De laatste kategorie be
staat momenteel niet meer, maar in
die dagen gebruikte de Marine die
grote Dornier-Wall vliegboten, voor
zien van de leter X plus drie cijfers
om de vijand in de war te brengen,
want zoveel van die toestanden had
den we nu ook weer niet. Deze vlieg
boten waren voorzien van elk drie
Pratt Whittney motoren, bij de Ma
rine bekend als pret en whiskey mo
toren. Was men belast met deze
apparaten, dan was men in de volks
mond stoker op een X-boot of vlug
gezegd: stoker op een niksboot.
Het begon eigenlijk allemaal in de
meidagen van 1940, toen een zekere
Adolf hoogmoedswaanzin in de bol
sloeg. Op een wonderschone zater
dagmorgen lag er een grote dienst
brief aan mij gericht in de bus met de
mededeling, dat ik mij die middag om
vijf uur moest melden bij de Goebeng-
kazerne. Ik meende dat het hier slechts
om een registratie ging, want mijn uit
rusting had ik niet bij me.
Ik had voor die bewuste avond een
afspraak om met een meisje uit te
gaan, maar zag de noodzaak niet om
haar over mijn oproep in te lichten,
hetgeen achteraf heel funest bleek te
zijn.
Des middags om vijf uur stapte ik de
kazernepoort binnen, die direct achter
mij dicht viel, wat een veeg teken was.
Ik voegde mij bij een troep, die ik
kende van mijn eerste opkomst. Na
een poos verscheen er een persoon,
gekleed in het tenue van onderofficier
der mariniers, die namen oplas van
een grote rol papier. Ik heb me er
altijd over verwonderd waar men de
ze lieden vandaan haalt, bij iedere ma
rine is dat hetzelfde, onderofficieren
zijn wezens die over een stem be
schikken als een bruikikker met in
gebouwde 10 KW versterker en iedere
onderofficier ziet kans de meest een
voudige naam zodanig te verprutsen,
dat niemand weet wie hij bedoeld.
Maar kort en goed, mijn naam stond
op het lijstje en ik dacht in mijn jeug
dige onschuld dat hiermede het spek
takel voorbij was. Ik ging naar de
onderofficier toe en wilde hem de
hand schudden en bedanken voor de
vlotte afdoening. Hij verwees mij ech
ter naar enkele trucks, die verborgen
achter wat struikgewas stonden. Wij
stapten in en via andere kazernes
waar wij o.a. een complete nieuwe
uitrusting kregen, belandde ik tenslot
te aan boord van een van H.Ms. torpe
dojagers, U kent deze schepen onge
twijfeld wel, zij menen dat de kortste
afstand tussen twee punten een zig
zag lijn er tussen is. Men verwacht dan
ook van een goede jagermatroos - tin-
can sailor noemen de Yanks hen - dat
zij aan de wal niet rechtuit lopen maar
met tegenwind laveren, zoals dat heet,
ook al zijn ze niet onder de invloed
van een of andere alcoholische drank.
De volgende morgen zonop werd los-
geworpen en kozen we zee voor een
patrouilleslag tussen de Keelings en
Thirsday-lsland. Toen we Soerabaia
weer binnenvielen was er bijna een
half jaar voorbij.
Het weerzien met het bewuste meisje
was niet direct teder te noemen, ze
slingerde alles wat niet spijkervast
was naar mijn hoofd en beschuldigde
tenslotte mij de oorlog te zijn begon
nen. Ik kon mij op dat ogenblik heel
goed indenken, dat jaren terug, toen
de schepen van hout en de mannen
van ijzer waren een sympathieke jon
gen als ik door zoiets gedreven de
verzenen tegen de prikkels sloeg, het
zwaard omgespte en het zeegat weer
uitvoer. Hij zou zich, in arrenmoede,
aansluiten bij "the Bretherhood of the
Coast", de club van Morgan en Cap
tain Kidd. Hij zou de clubvlag hijsen,
de bloedrode vlag met de zwarte
doodskop er in en de Spanish Main
plunderen. Hij zou met rijke buit be
laden weer thuis varen onder het zin
gen van het clublied:
"Thirteen men on the deadsman's
chest,
Yo-ho-ho and a bottle of rhum".
Het is ook mogelijk dat er in het club
lied gesproken wordt van vijftien man,
maar bij oude jongens onder elkaar
is dat een kwestie van even opschik
ken. Een oud spreekwoord uit die da
gen zegt dan ook: "Er gaan vele mak
ke schapen op een oude kist". Wij
zouden ook een jonkvrouw bevrijd
hebben, welgevormd van lijf en leden,
zoals men dat zegt. Als gewone jon-
(lees verder pagina 13, onderaan)
Gele Meerbloem 13 Wateringen Telefoon 01742-3280
VOOR AMSTERDAM
ARCHIPEL Karei Klinkenbergstraat 115 Telefoon 020- 13 71 57
10