KRAKATAU
Mijn reis tussen de Krakatau en anak Krakatau.
Begin februari 1975 vertrok er een gloednieuwe hopper-zuiger van de I.H.C. werf
te Kinderdijk met als eind-bestemming Canton in China. Deze reis zou gaan via
Kaap de Goede Hoop, straat Soenda, Singapore en dan te Canton soeda, al.
Mag ik mij eerst even voorstellen, Djuragan Lucas Lindeboom, Tótók te Medan
geboren, in het Jappen-kamp Kampilie (Celebes) de oorlog overleefd en daarna
kombali naar Negri Belanda o.a. voor school en wegens einde Tempo doeloe.
Toen ik zo'n 20 jaar oud was zag ik het oude Indië terug in de rumoerige jaren
1955-1958. Ik zag toen teveel om in dit artikeltje te verhalen Laat mij volstaan
U te melden dat het schip waar ik toen op voer, de "Modjokerto" het eerste
schip was dat vluchtelingen aan boord nam wegens Soekarno's houding in
die tijd.
De thuisreis naar Holland duurde (via
verschillende andere havens) ruim 8
weken en dus had ik als bemannings
lid genoeg tijd om met de vluchtelingen
te praten. Eén ding blijft me altijd bij:
de totok vluchtelingen hadden het
beroerd gehad maar de Indo-vluchte
lingen nog veel erger.
Maar keren we nu terug naar mijn
reis in 1975. Behoudens enkele kleine
mankementen, hetgeen elk nieuw schip
wel eens heeft, verliep de reis voor-
spodig.
In Kaapstad namen we proviand aan
boord en werd de radar gerepareerd.
Wat ons opviel was de vriendelijkheid
van de mensen aldaar, de goede ser
vice en de uitstekende kwaliteit van
de proviand.
Ongevraagd kregen we nog een stapel
nieuwe kranten en tijdschriften cadeau
en opgewekt begonnen we aan het
volgende traject.
Om een groot deel van de Algulhas
stroom mis te lopen voeren we dicht
ónder de zuid-Afrikaanse wal. Er stond
veel deining en een deel van een ver
rijdbare (laad- en los) kraan geraakte
los en ontzet.
Nadat we dat provisorisch gemaakt
hadden verlieten we de kust en voe
ren we via een groot-cirkel koers naar
de Cocos-eilanden. Deze groep eilan
den ligt eventjes bezuiden de Soenda
straat. Na een lange oversteek nader
den we Straat Soenda. Op zee maak
te de marconist nog morse contact
met twee Indonesische schepen en
vroeg of ze nog wilden praten met
een sobat van Tempo doeloe. Dat
wilden ze. En zo sprak ik gedurende
enige dagen op een vast tijdstip met
mijn collega's via de radio-telefonie
zender.
Een van deze nagoda's kende zelfs
Abdoel Rivai, een oud klasgenoot van
mij afkomstig uit Makassar en die in
Nederland in 1953-1955 de Hogere
Zeevaartschool bezocht. Hij gaf mij
zijn adres in Jakarta en daarna kon ik
met hem corresponderen.
Op een mooie windstille vroege mor
gen liepen we Straat Soenda binnen.
De koers was bezuiden Sumatra en
reeds te plus minus 8 uur in de mor
gen zag ik vér vooruit een grote dui
delijke rookpluim. Nu was ik al nieuws
gierig om eindelijk eens de beroemde
Krakatau te zien, maar dat dit vulka
nische rook zou zijn leek mij toch wel
erg toevallig. Aan de andere kant was
de rook te ver en te duidelijk om een
gewoon kampongvuurtje te zijn.
Dichterbij komend zagen we dat de
rook van een plek achter de Krakatau
afkomstig bleek te zijn. De zeekaart
toonde ons dat er nog een ander klein
eilandje "anak Krakatau" genaamd
was.
Omdat er voldoende diepte was tus
sen deze twee eilanden, besloot ik er
tussen door te gaan. De lichte angst
dat er een echte vulkanische uitbar
sting zou komen of dat we stenen ver
mengd met lava aan dek zouden krij
gen, zette ik résoluut van mij af.
Naarmate we dichterbij kwamen werd
het schouwspel steeds mooier. Uitein
delijk, toen we het eilandje op nog
geen mijl afstand passeerden, konden
we alles haarscherp zien. Elke minuut
stootte deze vulkaan een rookkolom
vermengd met gloeiende stenen uit.
De roodgloeiende stenen roiden met
een licht rammelend geluid langs de
hellingen en bleven verspreid liggen.
Duidelijk kon men waarnemen hoe
aldus de karakteristieke kegel werd
opgebouwd. Aan een kant van het
eiland ontsnapte voortdurend stoom
nabij de vloedlijn; waarschijnlijk
stroomde daar een lava stroompje in
zee. Aan de andere kant van het ei
land begon zich reeds de eerste vage
begroeiing af te tekenen.
Het was een overweldigend gezicht;
het was alsof Tanah ajer kita ons met
dit grootse schouwspel een welkom
wilde toeroepen. De oude Krakatau lag
er onverschillig bij. Aan haast niets
was nog te zien welke catastrofe hij
had veroorzaakt. Zijn hellingen waren
geheel met dicht tropisch gewas be
groeid en z'n top bleef in de wolken
gehuld.
Omdat we reeds lang van te voren
van plan waren om de Krakatau in
ogenschouw te nemen, hadden we
reeds flessenpost gereed gemaakt. In
elke waterdicht afgesloten fles zat 'n
brief waarin in de talen Maleis, Engels
en Nederlands stond op welke datum
en precies op welke geografische
(lees verder volgende pagina)
Vlak vóór de plechtige tewaterlating van de
soerat botol.
16