in kratten verpakte Hurricane jacht
vliegtuigen, waarvan ongeveer een
week later 12 tegen de Japanners kon
den worden ingezet, bemand door
vliegers die ook met dat convooi wa
ren meegekomen.
Voor de jagers te Pakanbaroe onder
commando van de 1e Lt. M. van der
Poel bleven de opdrachten uit, maar
na lang aandringen en soebatten krij
gen ze van FEC een opdracht: op
20-12-41 vraagt FEC met een patrouil
le van 4 vlgtn het spoorwegknooppunt
te HAT TAY op Malakka te bombarde
ren - de afstand héén en terug kan
niet in een ruk worden gevlogen - dus
vliegt de patrouille, bestaande uit de
1e Lt van der Poel, de vdg. Sanders,
de sgtn. van Breen en Mulder eerst
naar Medan om de volgende ochtend
(21-12-41) één uur voor zonsopgang
te starten, volgeladen met brandstof
en volledig bewapend en voorzien van
2 x 50 kg mijnbommen per vliegtuig.
Helaas - tijdens de start in het duister
botsen 2 jagers tegen elkaar, waarbij
vdg Sanders en sgt. van Breen de
crash niet overleven. Van der Poel
geeft aan Mulder het teken om door
te gaan. Er wordt gevlogen zonder
navigatielichten - ze komen in zeer
slecht weer terecht en ze verliezen
elkaar uit het oog. Van der Poel be
reikt het doel en smakt zijn bommen
vanwege het slechte weer horizontaal
op het doel - het worden "near-mis-
ses" maar de mijnwerking van de
bommen veroorzaken goede ravage.
Mulder bereikt ook de spoorweg en
vernielt met één bom de spoorweg en
gooit zijn tweede bom in een gebouw
(seinhuis?). Van der Poel keert terug
richting Medan en landt met practisch
lege tanks.
Mulder is minder gelukkig en moet
vanwege brandstofgebrek naar een
uitwijkhaven. Hij weet ongezien Pinang
te ontwijken (reeds in Japanse handen
en vol met jagers), komt bij Taiping,
maar merkt dat dit veld al onbruikbaar
is gemaakt door de RAF en vliegt door
naar Ipoh. Hij komt binnen op de voor
geschreven wijze (800 ft met wielen
uit), schiet zijn herkenningsseinen
(lichtkogels: rood-wit-rood) maar
breekt de slagpin van zijn seinpistool,
zodat de 3e lichtkogel niet kan worden
afgevuurd. De luchtafweerbatterijen
beginnen te schieten maar hij moet
landen, want hij heeft geen brandstof
meer. Zijn voorruit wordt stuk ge
schoten, er komen grote gaten in de
vleugels en zijn linker bovenarm wordt
geraakt - hij probeert door te starten
maar dan wordt zijn benzine leiding
getroffen - de ontsnappende benzine
dampen en bloedverlies maken hem
zwak en onpasselijk - hij probeert zijn
zuurstofmasker op te zetten - maar hij
verliest het bewustzijn - zijn motor
stopt en hij stort neer in de jungle -
hij komt weer bij kennis en vindt zich
zelf ingeklemd in de cockpit - hij kan
er niet uit. Pas na een dag of wat
wordt hij gered door een Engelse pa
trouille - zij brengen hem naar een
H. J. MULDER
Sgt. kv. vlieger
Jachtvlieger - ingedeeld dec. '41 bij
1 VLG IV onder 1e Lt. v.d. Poel.
Strijd boven Sumatra
Heeft in de patr. v.d. Poel meege-
vlogen tijdens ops vlucht Pakanbaroe
- Sangora (Z. Thailand)
Noodlanding te Ipoh - Malakka
Bijnaam: "Mulder van Ipoh"
plaatselijk hospitaaltje, waar zijn won
den worden gehecht en hij op verhaal
komt. Dan laten we Mulder even per
soonlijk aan het woord: "Na een dag
verpleging werd ik vandaar (Ipoh) via
Singapore naar Java vervoerd, waarbij
ik tijdens het transport van Ipoh naar
Koeala Loempoer nog ben gemitrail
leerd door vijandelijke vliegtuigen. Na
een week in het hospitaal en een paar
dagen thuis verpleegd te zijn kon ik
weer verder actief aan de strijd deel
nemen.
Noot: Sgt. Mulder had, net als zoveel
andere vliegers nog zeer geringe er
varing. Hem werd bij GB ddo 29-1-42
Nr. 1 het vliegerskruis toegekend. Hij
kreeg ook de bijnaam: "Mulder van
IPOH".
Intussen is de aanval op Malakka inge
zet en begonnen de Japanners op 24-
12-41 met de verovering van Kuching
(Br. N. Borneo) en de aanval naar het
zuiden in te zetten: 27-12-41 Tambelan
eilanden, west van Borneo worden
bezet, 31-12-41 aanval op Tarakan
(vliegveld) en Menado, 5-1-42 bezet
ting van Broenai en Laboean, 8 en 9-
1-42 bombardement van Tarakan, 10-1
bombardement van Balikpapan, 11-1
landing op Tarakan en Menado, 12-1
Tarakan capituleert na een hevige
strijd, zwaar bombardement op Ter-
nate,' 13-1 Ambon en Balikpapan krij
gen het zwaar te verduren, 15-1 we
derom dezelfde plaatsen, 16-1 Medan,
Kendari, Samarinda, 17-1 Pakanbaroe
en Timor, 18-1 Balikpapan, enz. enz.
Uiteindelijk valt op 24-1 Balikpapan
en wordt het vliegveld Kendari II be
zet, 26-1 onze troepenmacht trekt zich
terug, 29-1 Pontianak bezet, 31-1 Am-
bon bezet.
Ondanks heftige tegenstand blijkt de
vijand oppermachtig te zijn. Hij heeft
zich goed voorbereid - al sinds 1934,
nadat de Ontwapeningsconferentie te
London door toedoen van de toenma
lige Japanse vertegenwoordiger Vice
Admiraal Isoroko Yamamoto was mis
lukt. Van toen af aan bouwde Japan
aan zijn oorlogsvloot en zijn vliegdek
schepen en werd de oorlogsindustrie
op volle kracht geschakeld.
Dat de ML/KNIL zich voornamelijk bui
ten Java bevond is het gevolg van de
geadopteerde conceptie om een voor
uitgeschoven verdedigingslinie te for
meren. Het was de bedoeling om ver
vooruit de vijand afbreuk te doen met
een "slagluchtmacht van bombarde-
ments-vliegtuigen" zoals in 1936 door
minister Dr. H. Colijn in de 2e kamer
werd betoogd. Toen echter de Japan
ners ,zich begonnen te ontplooien
bleek" al spoedig dat de "slaglucht
macht" nog bij lange na niet was ge
realiseerd en dat het kleine aantal
aanwezige (en verouderde) vliegtuigen
over zo'n uitgestrekt gebied niet in
staat was de opmars te vertragen, laat
staan de Japanner tot een aftocht te
dwingen.
Om een algehele vernietiging te voor
komen waren zowel de RAF, de
USAAF als de ML gedwongen naar
het zuiden en tenslotte naar Java te
retireren. Eind januari 1942 waren alle
nog vliegklare ML jagers en bommen
werpers weer op het hoofdeiland Java
(het laatste bolwerk) terug.
Uit het rapport van Kol. Kengen wordt
het volgende ontleend: Bij voortduring
hebben daarna de Glenn-Martin afde
lingen tot 1-3-42 geageerd tegen de
vijand buiten Java. De bombardemen
ten waren o.a. gericht tegen vijande
lijke schepen in Straat Banka nabij
Muntok en op de Moesi nabij Palem-
bang. Voorts op het door de vijand in
gebruik genomen terrein Palembang I
en de onvermeld in handen van de
vijand gevallen tank-parken van de
olie-raffinaderij te Pladjoe. Deze tanks
bevatten een grote hoeveelheid, voor
de fabricage van vliegbenzine beno
digde, hoogwaardige componenten.
Verscheidene tanks zijn in brand ge
worpen. Luchtfoto's tijdens de bom
bardementen hebben dit bewezen.
Onze bommenwerpers ontmoetten een
krachtige tegenstand van vijandelijke
jagers. Menige zijn neergeschoten. Bij
herhaling dwongen ze ook onze vlieg
tuigen, die zonder jagerbescherming
vlogen, onverrichterzake terug te ke
ren om dan weer Palembang te be
reiken door gebruik te maken van be-
wolkingen als dekking of van de duis
ternis. De Japanse officieren welke
Kol. Kengen na de capitulatie verhoor
den, stelden o.a. de vraag welke be
loning onze vliegers kregen voor hun
bomaanvallen op Palembang? Of dit
wellicht een bedrag in geld was? Deze
vraag wijst erop dat onze met volhar
ding volgehouden bombardementen
hen ontzag hadden ingeboezemd.
(lees verder volgende pagina)
21