Ik kreeg gasten
HET GELUK VAN HET JAGEN
"De jacht behoort tot het zuiverste
repertoire van het menselijk geluk
José Ortega Y Gasset.
Ik wilde juist op patrouille gaan, toen een grote Fiat voor de pasangrahan stil
hield. Er stapte een dame met een kindje uit, daarna een meneer met een 9r°te
snor en toen nog een meneer met een kleine snor. Geweren werden uitgeladen
en nog veel meer barang. Die gaan zeker op herten of tjelengs jagen, dacht ik.
Ik ging naar hen toe en de heer met
de kleine snor maakte zich bekend als
Dr. W. F. De Priester uit Batavia, de
dame was zijn vrouw en de andere
meneer was zijn lijfsjager, de heer
Bazuin. Een Krawang tjeleng-jager zo
als later bleek. Ze wilden op tijgers en
olifanten jagen en in Palembang had
het bestuur hen geadviseerd naar mij
toe te gaan; ik wist wel waar het wild
te vinden was.
Zij hadden nog maar een week de
tijd, want een week ervoor was reeds
benut voor een jacht in de buurt van
Pankalan-Balai, welke een tijger had
opgeleverd.
Daar alle ladangs waren afgeoogst en
de olifanten dus naar het diepe oer
woud waren getrokken, had ik de laat
ste weken geen berichten meer ge
had van de aanwezigheid van deze
dieren. Bij navraag vernam ik van
een autobuschauffeur, dat hij meende
dat er nog olifanten in Betoeng waren
gesignaleerd en wel in het beroemde
moerasgebied. Erg aanlokkelijk was
het niet.
Er zat echter niets anders op en wij
vertrokken, na mevrouw De Priester
plechtig beloofd te hebben, dat wij
goed op haar man zouden passen.
De geweren van 'de heren, gewone
leger karabijnen zagen er zo onbe
trouwbaar uit, dat ik niet kon nalaten
ze te proberen. Op 50 meter schoten
ze wel een meter naast het doel, waar
op gericht was! Ik heb ze toen maar
elk een karabijn uit mijn eigen voor
raad in bruikleen gegeven.
In Betoeng kregen wij nadere infor
maties en huurden enige dragers en
een gids. Wij liepen tot een uur of
vijf, nog steeds op harde grond en
namen toen onze intrek in een verla
ten ladanghuisje.
Ons avondmaal bestond uit rijst, een
aan het spit gebraden kip, djambal
roti en sambal badjak. Er kwam geen
lepel of vork aan te pas, maar zo'n
maal in de rimboe kent zijn weerga
niet.
Ik heb eens in Zuid-Sumatra olifanten
uit een ladang moeten verjagen. De
ladangbewoner nodigde mij "aan tafel"
te gaan. Een grote kendil dampende
rijst werd voor ons neergezet. Een
pisangblad diende als bord. Verder
was er een grote pot, waarin sajoer
gemaakt van ronde terong met groene
lombok en weet ik veel wat nog meer
er in. Maar deze sajoer smaakte ver
schrikkelijk lekker! Dat kon niet be
reid zijn door een Palembangse, dat
smaakte naar "Midden-Java" en bij
navraag bleek dat moeder de vrouw
inderdaad uit Kedoe kwam.
En nu terug naar het ladanghuisje,
waarin wij de nacht zouden doorbren
gen. Wij hadden niet gerekend op de
drommen muskieten, die ons belaag
den. Vuren werden onder het huisje
aangelegd; het natte hout gaf zo veel
rook, dat het huis werd gecamoufleerd
en wij niet meer konden ademhalen.
Heel vroeg in de morgen stonden we
op, onder de bulten van de muskieten
beten en de ogen rood van de dikke
rook. Wij verfristen ons aan een kali,
dronken wat koffie en namen een flink
ontbijt.
Zo opgeknapt trokken we weer achter
de sporen aan. Gelukkig voor ons
liepen deze over een heuvelrug boven
het moerasgebied.
Op deze heuvelrug waren ook ladangs,
die nog niet waren geoogst en daar
hadden de olifanten het op gemunt.
Onderweg vroeg ik de heer Bazuin of
hij al ooit eerder op olifanten had ge
jaagd. "Nou en of", knikte hij en de
snor knikte mee. Ik vroeg hem of hij
bijlen bij zich had om er straks als
wij wat geschoten hadden de stoot-
tanden mee uit te hakken. "Ha, ha",
lachte hij, dat was niet nodig, hij deed
het op de volgende manier. "Het vlees
om de tand snij je even weg, bindt
een dikke stok met touwen of hand
doek aan de tand vast en de stok als
hefboom gebruikend trek je de tanden
er zó uit." Van deze nieuwe methode
was ik toch wel even stil. Zelf had ik
wel bijlen meegenomen.
Wij hoorden opeens een getrompetter
en daarna het gerommel van olifan
tenmagen en opeens stonden wij mid
den in de kudde. Takken en boompjes
werden afgebroken en geknakt, Met
de slurf hielden ze de afgerukte tak
ken vast en sloegen er mee tegen
een boom net zo lang tot de bast van
de tak losliet, welke zij dan met smaak
oppeuzelden; de tak zelf werd wegge
worpen.
Als zo'n kudde van veertig olifanten
hiermee bezig is, geeft dit een kabaal
van jewelste. Wij stonden aan de
rand van een grote, nog niet helemaal
geoogste ladang, welke de olifanten
met een bezoek wilden vereren. Wij
hoorden de mensen op blikken slaan,
mertjon afschieten en schreeuwen,
maar de olifanten trokken zich daar
geen snars van aan. Tussen de wijfjes
in zag ik een mannetje met behoorlij
ke tanden. Toen hij geheel vrij stond
gaf ik Dr. De Priester een sein om te
schieten; ik had hem eerder geïnstru
eerd wéar de olifant te treffen. Ik
hield mij ook gereed voor het geval
dat Dr. De Priester niet goed zou ra
ken. Ik behoefde echter niet tussen
beide te komen; het beest viel als een
blok om, waarop de andere dieren in
de richting van het moeras trokken.
De ladangbewoners kwamen opdagen
en waren blij, dat zij voorlopig van die
slokops bevrijd waren. Zij konden nu
tenminste verder de oogst binnen
halen. Het uittrekken van de tanden
liet ik nu aan de heer Bazuin over.
Het vlees waar de tand de bek verlaat
werd weggesneden en met een hand
doek een dikke balk aan de tand vast
gemaakt en toen ging men trekken.
De handdoek werd wel kapotgetrokken
en nog was er geen beweging in de
tand te bespeuren. Ik gaf de heer
Bazuin een stuk touw. Met z'n drieën
ging men aan de hefboom rukken,
geen beweging. "Geeft U nu eindelijk
toe, dat het op die manier niet kan?"
"Ja, ik dacht". Ik gaf de bijl aan de
gids, waarmee deze na een paar uur
de stoottanden wist los te maken.
Een mensentand trek je toch ook niet
zo maar uit? En dit waren nog wel
stoottanden van 1 meter 30!
Later gaf de oude snorrebaard toe,
alleen maar op tjelengs te hebben ge
jaagd.
Het verhaal van die hefboom had hij
ook van een "olifantenjager" en dit
voor waar aangenomen.
Die nacht brachten wij in een ladang
door. De mensen deden veel om ons
een lekker maal te kunnen voorzetten.
En toen wij de volgende morgen weer
vertrokken, kregen we trossen pisangs
mee.
Mevrouw De Priester was blij haar
man gezond en wel terug te zien. De
volgende dag vroeg Dr. De Priester
mij of ik zin had in een herte-of-ki-
dangjacht. Men kan een kidang lok
ken, door het geluid van een hinde na
te bootsen.
Men maakt midden in een stuk bam
boe van ongeveer 20 cm lang en 5
cm doorsnee een overlange spleet en
steekt hierin twee repen pisangblad,
welke de bodem van de koker niet
mogen raken. Bij de spleet slaat men
(lees verder volgende pagina)
30