In de Waroeng
Gobèt
gesneden tabak
rigèn
sleuf voor rol
len tabak*)
Hoe velen van ons krijgen niet een warm gevoel in het hart bij het horen van
het woord waroeng. En hoe velen van ons missen dat omdat het niet mocht van
Pa en Ma. Een waroeng van steen, van bilik of alleen maar bestaande uit een
atapdak. En daar zaten we dan aan de ene kant en de bibi' aan de andere. Zeer,
zeer weinigen hebben achter die toonbank gezeten op de plaats van de bibi' of
de babah. Ik heb dat voorrecht genoten als ik eens mijn neef Albert moest ver
vangen in de toko in Djamblang bij Cheribon, een stenen toko alleen voor ver
koop van tabak. Eén uit de rij van winkels in de Chinese kamp waar van alles
werd verhandeld. Achterin de goedang met de balen tabak, dan twee slaap
kamertjes en voorin de waroeng voor de etjeran- of de kleine verkoop. Eigenlijk
was het een bescheiden groothandel.
Ik weet niets van tabak want ik ver
diende mijn brood met peuteren in
andermans oren en zo. Daar zit geld
in als je koopmansgeest hebt. Toch
blijven woorden en beelden hangen in
je geheugen als je midden in de "mba-
ko" gezeten hebt.
De tabakscultuur is iedereen wel be
kend. Dat is ten eerste Deli met die
stoere planters die er voor moesten
zorgen dat de aandeelhouders geen
droog brood hoefden te eten. Daar
kwam het beste dekblad vandaan voor
de duurste sigaren. Dan is er, minder
bekend de "krosok" cultuur bv. op
Midden Java in de Vorstenlanden, voor
het vulsel van die sigaren. Maar hon
derdduizenden verdienen hun brood
met de "Inlandsche" tabak, verkocht
in lempengs of delen ervan, velen van
ons alleen uit de Jappentijd bekend.
Die geurige koeken van het edele
kruid. Men noemde het ook gekorven
tabak omdat het met de hand werd
gekorven en het was desa cultuur,
bevolkingscultuur en had niets te ma
ken met grote bedrijven en Cultures.
Er bestaan twee soorten van. De pé-
péjan, van ngëpé drogen in de zon,
en de garangan van nggarang roos
teren boven vuur. Deze laatste is de
zwaarste tabak. Mijn Pa deed er ook
aan, later overgenomen door mijn
broer. Ik geloof dat hiervan ook de
McGillavry (makgillaafrie) en de Dieng-
sigaretten werden gemaakt, daar ben
ik niet zeker van.
Het moet vrij hoog in de bergen wor
den gekweekt zo tussen de 1000 en
2000 meter op wat steenachtige grond,
zeer dure grond naar dessamaatsta-
ven. De bibit kregen we van nog ho
ger gelegen streken van tani's die
alleen bibit kweekten en verkochten.
Mandoer over de tuinen was Kasan-
redjo, die er voor moest zorgen dat
er allemaal gezonde planten stonden
en dat de slijmzieken (lijer) werden
vervangen door nieuwe, het zg. njoe-
lam. Hoofdmandoer over aanplant en
bewerking was een wat verre ver
want, Pak Sengari. Een lange rechte
man die met de hele familie laag Ja
vaans sprak, behalve tegen mijn Pa,
hoewel hij bij ons aan tafel zat. Hij
was erg santri, dwz. hij hield zich aan
de Godsdienstvoorschriften, grootge
bracht met ngadji, hardop lezen uit
de Kor'an en schreef dus alleen Ara
bisch schrift en geen "ha-na-tja-ra ka".
Hij was familie omdat hij een jongere
20
broer was van Siwa Pasir die weer
getrouwd was met bibi' Niah, een
nicht van mijn Ma. Ze woonden in
Serang Gedé, dicht bij Serang Sari en
Kedjadjar waar mijn Pa zijn huis stond.
Bibi' had een grote woonkamer met
binnenshuis in een hoek een met bam
boe afgescheiden plaats waar hun
twee paarden stonden. Dan was er
een grote genen waar gekookt en ge-
een smalle vertikale sleuf. Met de
rechter hand wordt alles wat er uit
steekt in heel fijne reepjes gesneden
met een zwaar hakmes, de gobet.
Deze handeling kan alleen door spe
cialisten gebeuren en heet ngradjang.
De hoop gesneden bladeren wordt
door een vrouw op een rigen, een van
bamboe open gevlochten geraamte
van zowat 11/2 bij V2 meter met be
hulp van twee platte latten in vijf koe
ken samengevouwen en geperst, de
z.g. lempemgs. Deze handeling heet
ngandjang.
De rigens met de verse tabak worden
nu naar de schuur gebracht waar ze
gegarangd, geroosterd worden. Dit
gebeurt boven een rokerig doch groot
houtvuur dat lekker oplaait. Hiertoe,
worden ze op een bamboestellage,
vier op een rij en vier hoog, heen en
weer geschoven en van onder naar
boven afgewisseld tot ze rijp zijn. Dat
was het werk van Karto Bardjan.
geten werd (van gëni vuur) en een
bale bale voor de gasten. Verder een
paar sentongs, kamertjes, voor haar
zelf en haar beide dochters, Bariah
en si Roos, Bibi' Niah is al lang dood
en haar dochters vermoedelijk ook,
want men wordt in de dessa niet vaak
oud.
De tabaksplant in volle glorie is heel
mooi met zijn brede donkergroene wat
fluwelige bladeren. Na de oogst, ik zie
het nog voor mij, lange rijen koelies
met hun zware vrachten in de pikoe-
lans, si Dempet kaki Redja, Marto
Darman, Toemin en nog zo velen, na
de oogst worden de bladeren direct
gesneden en verder bewerkt.
De snijder zit op een schraag aan het
einde waarvan dwars een vertikaal
staande stellage is gebouwd, met een
slede waarlangs de stevig opgerolde
bladeren met de linker hand langzaam
naar beneden worden geschoven door
Daarna worden ze in de open lucht
op lange rijen rekken te drogen ge
legd in de zon. Ik meen een dag of
twee.
Vervolgens komen ze in de donkere
fermenteer-schuur nadat ze voorzich
tig van de rigens zijn afgeplukt. Ik
meen dat 10 rigens dus 50 lempengs,
samengebonden met bamboetouwen
(lees verder volgende pagina)
Deze sleuf wordt vaak ver
sierd als de praba (rugstuk)
van sommige wajangs o.a.
Gatut Katja.