EEN UNIEK GEVAL
Pontianak, op de westkust van Borneo,
is gebouwd aan de oevers van de
Kapoeas. Aan de ene oever vindt men
de woonhuizen en kantoren en aan de
andere diverse industrie-objecten. Aan
het eind van dit "industrie-gebied"
had de B.P.M. zijn olieopslagplaats
gebouwd. Op dit terrein vindt men
uiteraard geen bomen, het is geheel
open. Hier heeft men ook het woon
huis van de beheerder gebouwd. Ik
heb er ook in gewoond.
Op een middag, het zal ongeveer 2 of
half 3 zijn geweest, stapte ik door de
achterdeur de tuin in, keek op maar
bleef plots stokstijf staan. Op nog
geen 5 m. van me af zag ik iets dat
ik nooit eerder gezien had en ver
moedelijk zeer veel mensen ook niet.
In de tuin stond n.l. het uiteinde van
een regenboog. Ik rende er naar toe,
ging er midden in staan, draaide me
om, zwaaide met de armen en wellicht
nog andere gekke bewegingen. Toen
ik wat bekomen was van mijn verba
zing dacht ik, "dit moet mijn vrouw ook
zien". Ik rende het huis in vertelde
haar dat er iets bijzonders te zien was,
en samen met haar ging ik weer de
tuin in en gingen wij beiden in de poot
van de regenboog staan. Ik herinner
mij dat de afmetingen er van waren
3 bij 4 m. Van de grond uit verhief
de kleurenbundel zich met een flauwe
boog de lucht in en verdween daar
tenslotte.
In 1974 riep een der TV-zuilen, voor 'n
programma van vreemde gebeurtenis
sen die waar gebeurd zijn, de mensen
op zich op te geven als zij voorvallen
hadden meegemaakt die onwaarschijn
lijk maar waar gebeurd zijn. Ik gaf mij
hiervoor op i.v.m. het voorval met de
regenboog, maar kreeg ten antwoord
dat zich voor mij reeds iemand anders
had gemeld, die iets dergelijks had
meegemaakt. Ik was dus niet de enige
die in de poot van de regenboog
heeft gestaan.
Vaak heb ik mij daarna afgevraagd
hoe het mogelijk is geweest dat ik mij
in z»'n situatie heb kunnen bevinden.
Ik heb daar alleen de volgende oplos
sing voor.
Als ik van mijn huis uit het raam keek
kon ik het monument van de evenaar
zien staan. Deze loopt n.l. pal boven
Pontianak en het moet aan een min
of meer loodrechte stand van de zon
hebben gelegen om bijeen uiteinde
(Vervolg: "In de Waroeng")
na eerst in enige lagen gedroogd pi
sangblad te zijn gewikkeld, samen
een èntèp vormen. Deze èntèps wor
den in de schuur opgestapeld en ie
dere week gekeerd en van onder naar
boven verplaatst.
Tot de opkoper komt. De djoeragan.
Meestal waren het Chinezen. Het is
eigenlijk geen Javaans maar Soenda-
nees maar bij ons in de tabakshandel
gebruikelijk. De hoofdman van de fer
menteer- en verkoopafdeling was Lien
Gie, babaé Lien Gie, uit Pekalongan
maar geboren in Batorr vlak bij het
Dieng Plateau. Deze opkopers kunnen
de tabak proeven als de wijnkenners
in Frankrijk, de plaats en het jaar
herkennen. B.v. Rawadjali van 1930 of
Setièng van 1935 en het klopte meest
al. In hun goedangs worden ze verder
gefermenteerd, hoe ouder hoe beter,
en komt het ten slotte via de klein
handel in de strootjes terecht.
De meesten van ons kennen alleen de
kretek vooral die van Nitisemita van
Demak of Djapara. Die rookt de ver
fijnde man die zich zelf respecteert in
Kedoe niet. Hij zoekt naar eigen
smaak de juiste tabak uit, de licht
bruine zachte en geurige of de zwarte
wat kleverige zware waar je gewoon
in stikt als je het niet gewend bent.
Voor dagelijks gebruik gaat er een
stuk van in zijn tépak van gevlochten
bamboe etc. of gewoon in een leeg
blikje van Clysma van Maspero Fre-
res. Een blaadje kool moet er bij
tegen het uitdrogen, en de kelobot,
Het evenaarmonument bij Pontianak
van de regenboog te kunnen komen.
V. J. VIJSMA
dat zijn maisbladen. Soms papier voor
mensen van slechte smaak, papier
ambré. Men kan weer twee kanten
uit. De kelobot mëntah, droog en stug,
of de kelobot matëng, bestaande uit
de fijnste binnenbladen van de mais-
kolf, gekookt en iets gesuikerd, en
met een veel fijnere geur naar mijn
smaak.
Maar dan is men er nog niet. De ta
bak moet gekruid worden of zachter
van smaak, minder scherp etc. In on
ze streek werd veel menjan, wierook,
gebruikt. Vaak samen met këlëmbak
een geurige wortel. Dit geeft zijn geur
aan Kedoe in trein en bus en huis.
Daarvoor moet U dus in Uw tepak
een pennemesje hebben om de schil-
vertjes kelembak en de kruimeltjes
menjan in de tabak te leggen als het
vlees in een lemper. Anderen prefere
ren een andere heel fijn ruikende wor
tel, de poetjoek, en weer anderen de
kemoekoespitjes met mentholsmaak
tegen de hoest, en voor de minder
eisen stellenden is er nog de tjënkèh
en de ratoes (een mengsel) in pakjes
te koop uit Semarang afkomstig. De
met reverentie en geduld bereide ke
lobot, van heel dun tot vingerdik staat
t.o.v. de keretek als een aangemeten
costuum van Savelkoul tot een pak
van C A.
Mijn broer wou heel slim zijn, slimmer
dan Pa en Ma, de djoeragans uitscha
kelen en zelf in de handel gaan. Hij
opende een toko in Djamblang waar
vooral Chinese handelaren woonden.
Natuurlijk liep het mis, maar hij werd
door die Babahs niet kapot gemaakt
wat ze hadden kunnen doen; ze von
den het sportief van hem en lieten
het uitsudderen.
Albert, onze neef, oorspronkelijk ma
chinist van de KPM, werd hoofd met
als hulp af en toe, wegens zijn kennis
van zaken, Lien Gie en verder als
helper, djongos en kok Manidi, een
oude getrouwe van de familie. Ik kwam
er in mijn vacanties wel eens een
week logeren en sliep dan op zijn
bale bale zonder kasoer, alleen met
een tikar, wel met een klamboe. Al-
bert kon er dan eens tussen uit. En
zo gebeurde het dus dat ik om hem
en Manidi af te lossen vaak achter
die toonbank zat in de waroeng mba-
ko voor de etjeranverkoop, voor een
cent of een gobang of een bolong
(vijf cent). In het laatste geval kreeg
de koper als imboeh wat kawoeng-
blaadjes. Van Cheribon uit naar koe-
Ion, het westen rookte men nl. ka-
woeng i.p.v. kelobot. Ze spraken er
ook een vreemd soort Javaans. In
plaats van akoe voor ik, bij ons in de
bergen heel plat injong, gebruikten ze
ingsoen, wat eigenlijk alleen een vorst
van zich zelf mag zeggen.
Als ze mij met mijn rode kop daar
zagen zitten met mijn pyama aan, ke
ken ze wel vreemd op. Een boelé
dachten ze waarschijnlijk!
Ik hoor het ze nog zeggen: Babaé
tjilik, njésèn. (jonge babah, voor een
cent tabak).
F. CRAMER
21