derd hebben, want er waren mooie
schelpen bij. Hij vertelt ook, dat de
reeds genoemde schelpen Pieter Wy-
bert een bijzondere hoorn, de wentel
trap bezat, wel een vinger lang! Doch
zekere juffrouw liet hem bij het be
zichtigen uit haar hand vallen, waar
door er een gat in kwam.
Toch had elke stad in het rijk gewor
den Holland twee en een halve eeuw
geleden meerdere collectioneurs van
schelpen met mooie verzamelingen.
Alvorens ons met de Dordtenaren, tot
welke de gerepatrieerde ds. Valentijn
behoorde, in te laten, dienen wij enige
verzamelaarsvaktermen nader te be
kijken.
Het reeds enige malen gebruikte
woord Kabinet betekent zowel een
klein vertrek als een kast. De laatste
betekenis omschrijft onze onvolpre
zen Van Dale omstandig als volgt:
Oud-Hollands meubelstuk, veelal van
kostbaar hout, of een kast met deuren
(waarachter vakjes) op een hoog voet
stuk, later met laden van onderen of
geheel met deuren gesloten, waar
achter zich vakken en laden bevinden
voor berging van papieren, pronk- en
kunstvoorwerpen, in het bijzonder van
een verzameling zeldzaamheden, pen
ningen enz. Nu zullen de door Valen
tijn bedoelde kabinetten wel niet zó
omvangrijk en ingewikkeld zijn ge
weest, immers, ze moesten later mee
aan boord, doch het zullen toch wel
kasten of kisten met veel vakken en
laadjes geweest zijn.
Gaandeweg werd in plaats van het
vertrek of de kast de inhoud bedoeld,
dus: een schelpenkabinet werd een
schelpenverzameling. Zo spreekt men
ook van het Koninklijk Kabinet van
schilderijen, Mauritshuis te 's-Graven-
hage, en bedoelt daarmede de daar
aanwezige schilderijen, en zelfs beeld
houwwerken.
Veel meer vaktermen betreffen de ver
zamelde schelpen en kinkhorens zel
ve. Deze zijn waarlijk ontelbaar en het
moet moeilijk zijn zonder beschrijving
of afbeelding ze thuis te brengen. Wij
noemen er enige: posthorentje, Ve-
nusnavel, stormhoed, vijg of luit,
schorpioen, slangetje, oliekoek, trom-
melschroef, Asschepoester, wentel
trap, Nautilus, wijdmonder, dadel, var
kenssnuit, hardknijper, kompasschelp,
poffer, trompet, beddelaken, wever
spoeltje, Babilonse toren, groene kaas,
Turks papier, Bataviase boerenjongen,
grote Bagijne drollen, admiraal, opper-
admiraal, vice-admiraal, schout-bij
nacht enz. enz. Veel ervaring is nodig,
om uit deze doolhof te komen. Soms
bedacht men wel eens namen. Valen
tijn noemde een schelp peerke, omdat
hij zo sterk op een peer geleek.
Dordrecht, Valentijn's latere woon
plaats, waar hij ook begraven is, be
zat een half dozijn schelpenverzame
laars, onder welken ds. Valentijn. Naar
zijn zeggen was hij reeds in 1686 met
verzamelen begonnen, dus toen hij pas
op Ambon was. Spoedig had hij enige
kabinetjes bij elkaar, waarvan hij er
een aan "zeker bijzonder Heer" ver
eerde, met de bedoeling, dat deze een
zwager aan een Indisch baantje hielp.
Doch deze heer kwam zijn belofte
niet na, zodat Valentijn zijn geschenk
naderhand betreurde. In de Merwe-
stad bezat hij weer een aantal kabi
netjes, waarin zich een groot aantal
unica bevonden.
De defigste verzamelaar was onge
twijfeld de heer Bartholomeus Seg-
waard, afstammeling uit een oud
Dordts geslacht, oud-lid der vroed
schap, schepen, zo mede ontvanger
der verponding. Hij zal ook het groot
ste en aanzienlijkste huis bewoond
hebben. De overigen waren mindere
goden: Anton Vervel, apotheker; Phi-
lippus Crena, kommies op het accijns
kantoor; Luchart Voet, kunstschilder.
Van de heer Willem de Koning wordt
geen ambt vermeld. De kunstschilder
beperkte zich niet tot schaaldieren,
doch verzamelde ook insecten uit Ier
land, die hij keurig opzette. Bovendien
tekende hij al die gediertens netjes af
en voegde er een beschrijving aan
toe, zodat het een "koninklijk werk"
werd. Daar hij ook nog twee grote
kasten met veel opgezette vogels en
allerlei beesten op sterk water bezat,
als ook fraaie mineralen, moet zijn huis
op een klein museum voor natuurlijke
historie geleken hebben. Ten slotte
onze predikant ds. Francois Valentijn
in hoogst eigen persoon. Evenwel, het
einde van zijn lidmaatschap van de
kring kwam in zicht. In mei 1726 zou
hij naar Den Haag verhuizen, maar er
was reeds een plaatsvervanger, de
arts Johannes Eugenius Voet.
Op voorstel van de heer Segwaard,
die daartoe het best in staat was, ging
dit zestal er in het jaar 1720 toe over,
om regelmatig bijeen te komen, ten
einde elkander hun nieuwe aanwinsten
te tonen en er over te redekavelen,
en wel op de eerste woensdag van
iedere maand, des zomers te 3 uur
's namiddags, en in de winter, als het
vroeger donker werd, een uur eerder.
Op 3 augustus 1723 hebben zij ten
huize van de heer Segwaard, aan hun
gezellige bijeenkomsten een zeker of
ficieel tintje gegeven, door aan het
verzamelaarsclubje de verheven naam
van Neptunus-kabinet te verlenen. Zo
kan men dit als een voorloper be
schouwen der grootser en degelijker
organisaties uit de tweede helft der
eeuw, zoals b.v. het Bataafs Genoot
schap voor Proefondervindelijke Wijs
begeerte, te Rotterdam, en dergelijke.
Mogelijk poogden zij ook door de ver
lening van een meer officieel karakter
aan hun verzamellust (of woede) min
der bloot te staan aan de spot hunner
medeburgers of van hun respectieve
lijke echtgenoten. Immers, Valentijn
blijkt hiervoor niet ongevoelig te zijn
geweest. Behalve op het voorbeeld
van vele aanzienlijke, hooggeplaatste
medeburgers, beriep de predikant zich
ook op oudere autoriteiten, in de eer
ste plaats natuurlijk de klassieke schrij
vers, te beginnen met de grijze Home
rus. Hij vervolgt dan met o.a. de wijs
geer Aristoteles, de redenaar Cicero,
de dichter Horatius en Ovidius. Zelfs
de halfwijze keizer Caligula wordt er
met de haren bij gesleept, daar hij zijn
(lees verder volgende pagina)
7
Een afbeelding van "stukken welke ik (zoo niet beter wete) meest alleen bezitte; en volgens
deze no. in prent vertoond" voorkomende in Ds. Fr. Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien,
deel III en getekend door Jan Goeree. De namen van de "hoorns" zijn gezien van boven
naar beneden en van links naar rechts: Een dunne zeldzame bruine SPIL; Een spierwitte
TROMMELSCHROEF; Een leververwige gespikkelde BABILONISCHE TOOREN, zeldzaam;
De Admiraal der SPELLEWERKS-KUSSENS, zeer freay; Graauwe LIK-HOORN, of KLIP
KOUS, beneden met zwartagtige vlekken; Eene kleene (doorgaans-door de zee gepaarle-
moerde, dog nu ongepaarlemoerde) PAPEDO-HOORN, dikschalige GORITA-HOORN
Een Appelbloezeme ongetakte BRANDARIS. Een groote Appelbloezeme of lichtroode
zwart-gemarmerde VLEDERMUIS; De TERNA1AANSCHE SPIL....