m
9
UIT DE ANNALEN VAN EEN HISTORISCHE REIS PER S.S. "ORANJE" NAAR
NED. INDIË OMSTREEKS 1900, EN WAT DAARUIT VOORTVLOEIDE.
(SLOT)
Door N. W. Hofstede
Dan zakt het scherm der vergetelheid weer over de "Oranje" en het wel en
wee van haar passagiers. Geschiedenis is een moeilijke, doch interessante
wetenschap, Oswald Jörgen, de auteur van "Untergang des Abendlandes" be
weert zelfs, dat het feitelijk geen wetenschap is. Hoe het ook zij, in de archieven
van de "Maatschappij Nederland" is na te gaan, dat de "Oranje" zonder schip
breuk te hebben geleden, Port-Saïd en het Suezkanaal passeerde. Ook kwam
het schip in de Rode Zee niet in aanvaring met ijsbergen, zodat geen ramp a la
"Titanic" plaats vond.
Dan wordt het scherm weer opgetrok
ken. De "Oranje" stoomde de Indische
Oceaan binnen en werd overvallen
door een dagenlang aanhoudende
storm. In de eetzaal schoven de bor
den over de tafels en de maag van
mejuffrouw Meister in haar keel.
Louis Hofstede zocht de keuken op,
gaf de chef-kok een fooi en vroeg
hem, of hij hem een maaltijd bruine
bonen met spek kon geven. "Ik wil
mijn maag vastzetten, ziet U". "Dat is
verstandig van U. En als U de portie
op hebt, gooit U er een biertje over
heen, als ik U een raad mag geven,
mijnheer." Louis kreeg zijn bruine bo
nen met spek, en begon de worsteling
met zijn maag, die wanhopige pogin
gen deed, iedere hap er weer uit te
stoten. Maar Louis won deze worste
ling en toen zijn bord leeg was, had
zijn maag zich in het onvermijdelijke
geschikt en zich onderworpen aan de
wil van zijn meester. "Goed gedaan,
mijnheer," zei de kok. "Waarom wordt
U geen zeeman. U bent er geknipt
voor. Nu nog een biertje." Hij vulde
een glas en schoof het Louis toe.
"Mijnheer, mag ik U dat biertje aan
bieden?" Louis dronk het glas in een
paar teugen leeg. "En nu moet U een
half uur op het dek gaan lopen. Zet
er maar stevig de sokken in. En als U
dat gedaan hebt, wordt U nooit meer
zeeziek. Gelooft U Arie maar; als ik
er naast ben, heet ik geen Arie meer."
Arie kreeg 100% gelijk. Louis kreeg
geen last van zeeziekte meer. De vol
gende dag had hij direct in de gaten,
dat mejuffrouw Meister niet aan het
ontbijt verscheen.
"Drommels, gisteren was ze ook al
niet aan de lunch, en ook niet aan het
diner. Ik begin dat toch zorgelijk te
vinden," dacht hij. Hij besloot zijn
weldoener Arie, om raad te vragen.
Deze keek hem met voldoening aan.
"Heeft Arie het U niet gezegd, mijn
heer? Luister naar Arie, en alles komt
terecht." Louis vertelde hem over zijn
zorgen. En Arie luisterde aandachtig
en stelde zijn diagnose: "De juffrouw
is zeeziek. Krachtig aanpakken, mijn
heer, die maag", zei mijn Moeder za
liger altijd. God hebbe haar ziel. Ik
heb helaas geen bruine bonen meer,
maar wel dikke snert met een varkens
poot erin. Laat de juffrouw dat maar
eten. Stuurt U de hutdjongos maar.
ISw
Miep Meister en Louis Hofstede
Arie garandeert U, dat er een wonder
zal geschieden."
Dat klonk hoopvol, maar Louis zag
een ding over het hoofd. Arie had
alleen maar ervaring met visvrouwen
en die konden veel zwaardere stoten
verdragen dan een "stads-joffer".
Laten we daarom discreet een kijkje
nemen in de hut van mejuffrouw Mei
ster. Uitgeput van twee dagen zee
ziekte lag de bewoonster van de hut
in haar couchet en was van ellende
in een onrustige sluimer gevallen. Haar
maag deelde in haar uitputting en
rustte even uit. Zij hoorde de djongos
niet binnen komen. Deze wilde de
nonna niet in haar slaap storen, zette
het bord met dampende snert op het
tafeltje vlak bij haar hoofd en sloop
geruisloos weg. Arie kreeg gelijk,
want wat nu gebeurde had iets van
een atoom-ontploffing. En daar te dien
tijde de atoombom nog niet uitgevon
den was, kunnen we spreken van een
"wonder", zoals Arie had voorspeld.
De djongos was nog maar net de hut
uit, of de vette geur van de snert
varkenspoot baande zich een weg in
de neus van mejuffrouw Meister en
bereikte haar reukzenuwen. Er ont
stond een ketting-reactie. Haar maag
reageerde ogenblikkelijk als een waak
hond, die onraad ruikt en begint te
blaffen. De kettingreactie bereikte
haar spraakcentrum. "O God, waar
komt die vette geur vandaan? Djon
gos!!" De noodkreet bereikte nog net
de trommelvliezen van de hutjongen,
die direct terug snelde en zijn hoofd
om de deur stak. "Saja Njonja". "Heb
jij dat bord daar gezet? Neem het weg!
Hoe kom je daar toe. Ik heb jou toch
niet gezegd, dat ik eten wilde!" "Njon
ja besar," antwoordde hij bedremmeld,
"die soeroeh toean Hopstede." Zij
zakte verslagen in haar kussens terug;
het huilen stond haar nader dan het
lachen. "O God, raakte ze dan nooit
verlost van die vent?"
De "Oranje" zette zijn tocht door de
Indische Oceaan voort. De storm was
voorbij en alle ellende snel vergeten.
De dag brak aan, dat het schip de
prachtige baai van Sabang binnen
gleed. Aan de wal konden de passa
giers de Nederlandse driekleur zien
wapperen. Voor Louis Hofstede was
dit een omineus beeld, niet, omdat hij
een z.g. "progressief" anti-kolonialist
was, doch, omdat het einde van de
reis in zicht kwam. En hij was zo lang
zamerhand echt verliefd geworden.
Maar hij had niets bereikt. In tegen
deel. Na het "snert-met-varkenspoot"
avontuur was de verhouding met me
juffrouw Meister eerst recht tot het
vriespunt gedaald.
De "Oranje" zette haar reis naar Be-
lawan-Deli voort en tot wanhoop ge
dreven, besloot Louis een krachtig
offensief in te zetten.
Hij schreef het voorwerp van zijn aan
bidding een kort briefje: "Zeer ge
achte mejuffrouw Meister. Ik ben be
sloten met U te trouwen. Ik zal van
avond zorgen aan tafel tegenover U
te komen zitten. Als U zich met mijn
plan kunt verenigen, wilt U me dan
een knipoogje geven? Dan weet ik
tenminste, of U gunstig denkt over dit
plan. Met de meeste hoogachting, L.
Hofstede."
De hutjongen overhandigde haar het
briefje, toen ze in haar hut toilet maak
te voor het diner. Zij was sprakeloos.
"Daar heb je hem weer. Altijd weer
een andere verrassing." Ze voelde een
paniek in zich opkomen. "Ik zal maar
eten in de hut bestellen," overlegde
ze met zichzelf. "Straks denkt hij nog,
dat ik hem een knipoogje geef. Wat,
als ik weg blijf, denkt hij, dat ik bang
voor hem ben. Nooit!" Tenslotte kreeg
ze een goed idee. "Ik ga zo laat mo
gelijk naar de eetzaal. Dan zit ieder
een en kies ik een plaats zo, dat hij
niet tegenover me of naast me kan
gaan zitten".
Zo gezegd, zo gedaan. Het diner was
reeds aan de gang, toen zij de eetzaal
betrad. Ze had het gevoel, dat ergens
uit de zaal twee bruine argusogen haar
volgden. Ze dorst niet op te kijken.
Schichtig ging ze op een niet bezette
plaats zitten. Toen ze verlegen op
keek, stond haar hart een ogenblik
stil van schrik. Tegenover haar zat
één van Louis' vrienden; de hoffelijk
heid, waarmee hij haar groette, gaf
haar een plotseling voorgevoel dat ze
in een val was gelopen. Inderdaad zei
de man, toen ze maar net zat: "O, ik
(lees verder pag. 20, 3e kolom onderaan)