De bezetting naderde in etappes (li) Met dat al stonden we, in feite, in een soort luchtledig. We hadden nog geen (vijandelijke) kip gezien en waren, weliswaar ingekrompen tot een soort mini- stadswachtje, nog immer baas in niet-meer-eigen huis. Een typische Entfrem- dungs-situation; ik had echter noch Marx noch Sartre bij de hand om te weten wat ik er mee aan moest. Laat ik, entre nous, mogen toegeven, dat ik op een wat huiverende manier, toch wel nieuwsgierig was geworden naar de onthulling van wat nu al zo lang, maar nóg steeds onbekend was gebleven. Je wordt op een bepaald moment ongeduldig, hoor. Het zou, helaas, toch nog weer even duren voor het "zover" was. OVERWINTEREN IN INDONESIË Goedkoper dan in Spanje In de koele bergen bij Solo (Tawang- mangu) 6-pers. compl. inger. bunga lows, per MAAND, incl. hulp baboe f 600,extra bed f 75, C.V. LIBRA - SOLO HORIZONS Jl. Ronggowarsito 67, tel. 3337 Keresidenan Jl. SI. Riyadi 2, tel. 2005 We wachtten maar en doodden intus sen de tijd met nietsdoen. "Meneer, meneer, kom es", hoorde ik plotse ling van over de paggar. Een paar lieve schooljongens, die wat aan me kwijt wilden. "Wah, menirr, overall oto's, en vragwagens op de zuid-weg, menirr". Of ik daar prijs op stelde? Och ja, als ik hun daar een plezier mee kon doen, waarom ook niet. Trou- wenls, ik kon voor ons sterk uitge dunde autopark best een of twee aan winsten gebruiken. Geen kwartier la ter reden de eerste wagens, alle van militaire snit, binnen. Aan het stuur: breedgrijnzende, triomfantelijke jon genssnoeten. Wat hadden ze een lol! Er zat iets feestelijks in de lucht. Het werd een glorierijke dag, een fes tijn grootser dan ze ooit in hun wildste fantasiën hadden gedroomd. Uren lang! was het een va et vient van je welste; bij elk nieuwbinnengelood- ste wagen klonk een spontaan hoe raatje op tot eindelijk de voorraad uitgeput was geraakt. Nu zult U zich afvragen wat ik met al dat spul deed. Ja, daar zat ik eerst ook mee. Ik gunde de jongelui hun uitgelaten vreugde van harte, maar ik zat er wel mee omhoog. Ik had hun vindingrijkheid om met zelfgefabri- ceerde sleuteltjes, al die achteloos achtergelaten wrakken weer in bewe ging te brengen, schromelijk onder schat, dat was in ieder geval zeker. In mijn MA-instructies stond geen woord over rollend materieel; ik was dus duidelijk buiten mijn boekje ge gaan. Dat ontsloeg me overigens niet van de verplichting om iets te doen. Ordnung muss sein: ik was vertrouwd geraakt met comptabiliteitszaken en besloot een oplossing in die geest te zoeken. After all was het het ei van Columbus: geheel conform de leer en methode der boekhoudkunde liet ik de hele reutemeteut op het grote ka zerneplein sorteren naar duurteklasse, soort, merk, kleur en omvang. We genoten van het ordeningsspel, en vergaten al gauw de Entfremdung. Toen dan het werk gedaan was, bleek het welgedaan te zijn. Met diepe vol doening aanschouwden we ons model autopark; hoe heerlijk stond daar al les, kaarsrecht, alle neuzen in de wind, een geometrisch volmaakt figuur. Pro duct van Westers vernuft, ordenings- dwang ert vluchtdrift. De tijd kroop voort. Straks zouden ze toch echt op komen dagen. Had ik nu alles in orde gebracht? Ik moest, maande de radio, datgene wat onder mijn beheer stond netjes aan hen overdragen. Ik kon niets vinden, wat me niet beviel; alles klopte, tot en met de (kloppend gemaakte) boeken, en het daarmee concorderend saldo. Ineens schoten me die duizenden on- geboekte florijnen door het hoofd. En ineens had "het" me te pakken. Ja, wat? Knap als U het mij kunt vertellen. In ieder geval: ik rukte alle kasboe ken en andere administrativa uit de kast en versnipperde deze uitermate zorgvuldig tot floddertjes, die ik ver volgens aan het riool toevertrouwde. Daar dreven ze weg, al mijn dierbare tabelletjes ep balansen. Ik was aan ze gehecht geraakt, ik slikte zowaar een traan weg. Het had iets van een zelf- mutilering: pijnlijk, maar bevredigend. Onmiddellijk repte ik me nu naar de poort, waar - Goddank - niemand meer op wacht stond. Ik ontsloot de schatkist en stak resoluut de hele bliksemse boel in m'n zakken. Vak- manswerk, mompelde ik; een beroeps- dief had het me niet nagedaan. Waar om doe je zoiets? Keine Ahnung, ik deed het domweg en dankte er later de hemel voor. Het was inmiddels avond geworden. Ik trachtte me voor te bereiden op de op handen zijnde ontmoeting van aan gezicht tot aangezicht. Hoe bereid je zo'n rendez-vous voor? Ik stuitte op het zoveelste jammerlijke tekort in de opleiding des soldaats; van zulke on waarschijnlijke calamiteiten was nim mer sprake geweest bij het immers onoverwinnelijke Koninklijk Neder lands-Indische Leger. Goed en wel, maar ik moest toch iets. Het enige, wat me - toentertijd - zinnig leek, was: niets te doen, maar weer verder wach ten1 en naar welbevinden, hic et nunc, te handelen. Voorzover je dit een be sluit kunt noemen, besloot ik er toe. Het was doodstil in en rondom het kampement; tijd om te mediteren ei genlijk over leven en dood, over 's levens zin en onzin. Wij zaten, de overste, zijn adjudant B. en ik, moe derziel alleen in de kolossale kazerne. We zwegen al geruime tijd, wachtend op "hen". Je hoorde de djangkriks tjirpen. In de omringende kampong huisjes waren de eerste lichtjes van de lampoe templeks ontstoken. Een nacht, zoals alleen de tropen die kent, vol levende stilte en kosmisch geheim. Een vrede, die boven oorlog en vrede uitging. Was het daardoor, dat het anders liep? Eigenlijk liep het zo, dat wij het waren, die met hen in aanraking probeerden te komen. Ze hadden ons niet eens opgemerkt. Als dieven in de nacht waren ze binnengeslopen en hadden zich op het grote exercitieterrein bui ten het kamp genesteld, zó geruisloos, dat wij, binnen de kazerne, hen niet hadden gezien of gehoord. We wer den ons hun aanwezigheid op een bepaald ogenblik bewust, doordat we de vuurtjes bij hun tenten ontwaarden en bovendien; een weeïge vislucht, vermengd met de damp van zweet, opsnoven. We beloerden hen stiekem van achter de schutting, en konden slechts duizenden, schimmen onder scheiden. Schimmen van duizenden zeer rustige mannekes. Niets afschrik wekkends, op het eerste gezicht. Niets van die duivels grijnzende tro nies van affiches, die ons waarschuw den tegen "De vijand luistert mee. Awas!" Of verborg de duisternis hun ware aard en hun wapentuig? Wat we zagen had veel van een groot padvin derskamp, een soort Jamboree. Met dit verschil, dat het hier stiller was, romantischer zogezegd. Deze onver wachte confrontatie bracht ons in ver legenheid. Wanneer je op bar- en boosheid rekent en liefelijkheid ont moet, dan dreig je van je stuk te raken. Hoe moesten we onze houding bepalen? Van de overste konden we geen enkele nuttige aanwijzing ver- wachterr. Hij- verroerde geen vin, en was onder geen beding er toe te brengeni om welk initiatief dan ook te ontwikkelen. Het enige wat hij e- ventueel zou willen was, dat iemand van minstens gelijke rang zich per soonlijk met hem zou verstaan. Dat was in ieder geval duidelijk, zij het niet zonder complicaties. Het was ook duidelijk, dat wijzelf, B. en ik, nu iets moesten ondernemen. J. H. RINGROSE (wordt vervolgd) Enige maanden later bleek, dat ik hier waarschijnlijk mijn leven aan te danken had. Overal, waar de bezet ters kasboeken aantroffen maar geen geld (of omgekeerd), of waar het niet klopte, werden de beheerders opge snord. Van diefstal beschuldigd wer den zij meestal ter dood gebracht. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 20