<^Oan S5ozen/iout tot Gjuitaar
(Uit d'Oriënt no. 17, 23 April 1938)
Of men nu in het zonnige Spanje is, of men vaart door vele kanalen van
Venetië, of als men te Tandjong Priok in een roeibootje over de maanbegoten
golven glijdt, voor die gevallen, waarin men zijn diepere gevoelens voor een
lid van het vrouwelijke geslacht kenbaar wenscht te maken, heeft men een
guitaar noodig. Door niets komt de aangebedene gauwer onder de indruk dan
door het streelende geluid van de zes snaren.
Niet iedereen zal echter weten, dat
noch de guitaar, noch het krontjong
liedje van echt Indische oorsprong
zijn. Indië kent geen snaarinstrumen
ten en, zooals de foxtrot en de saxo-
phoon, is ook de guitaar geïmporteerd.
En nog erger, zelfs de krontjongliedjes
zijn geen Inheemse uitingen van lief
desgeluk, hun oorsprong is te vinden
in den tijd der Portugeezen.
Een en ander neemt echter niet weg,
dat de guitaar, zoowel als het kron
tjongliedje beide in den loop der tij
den burgerrecht hebben verworven en
thans door heel Indië worden aange
troffen. Velen, vooral Chineezen, zijn
zich gaan toeleggen op den bouw van
deze muziekinstrumenten en zij heb
ben het er ver in gebracht.
Halverwege Batavia en Buitenzorg in
een klein huisje aan den kant van den
weg in het Depoksche woont een der
gelijke instrumentenmaker.
Hij werkt met een tiental arbeidskrach
ten en hij heeft zich speciaal toege
legd op het vervaardigen van bassen
en guitaren. Vooral deze laatste ne
men een belangrijke plaats in en het
is dan ook daarmee, dat zijn werk
zaamheden zich nagenoeg uitsluitend
bezig houden. Van het begin tot
het einde wordt het muziekinstrument
daar vervaardigd en in elkaar gezet,
het is alleen het hout en de snaren,
die worden aangevoerd.
Om nu bij het begin te beginnen, als
men de stukken hout ziet, welke het
grondmateriaal vormen en waaruit
eens een diepglanzende guitaar zal
ontstaan, dan vraagt men zich onwil
lekeurig een beetje sceptisch af, of
dat mogelijk is.
Volgens den eigenaar van de zaak is
het rozenhout, regelrecht geimporteerd
uit Europa, een uitspraak, die natuur
lijk niet in twijfel valt te trekken. Be
langrijker is, hoe met dat hout ge
werkt wordt.
De eerste stap in het leven van het
zes-snarige instrument is, dat de ruwe
vorm wordt gesneden en geperst. De
ze wordt vervolgens bezet met tange
tjes en klemmen, waarna de heele
"stellage", mag men wel zeggen, in
een hoek wordt gezet. Een halve dag
blijft ze daar, in welke tijd de hals
wordt gefabriceerd.
Dit klinkt nu zoo heel eenvoudig: de
hals wordt gefabriceerdhet is
echter een van de moeilijkste en nauw
gezetste werkjes, welke zich bij het
guitaarbouwen voordoen. Men mag
niet uit het oog verliezen, dat hier
wordt gewerkt zonder technische
hulpmiddelen, het eischt dan ook de
grootst mogelijke zorg en accuraat
heid de verschillende deelen in en
tegen elkaar te zetten.
Intussen heeft de "geperste" guitaar
- althans het beginstadium er van - een
halve dag rustig in z'n hoekje gestaan
en wordt thans van de klemmen ont
daan. Nauwgezet bekijkt de bouwer
de verschillende stukken, voordat ze
aan elkaar worden gelijmd: ook hier
komt het aan op onderdeelen van mili-
meters. Is het lijmen eenmaal ge
schied, dan kan niets meer aan den
vorm worden veranderd.
Zoodra de hals dan ook aan de
"romp" bevestigd is, komt de man
met de verfspuit zijn werk doen. De
methode van het aanbrengen van de
kleur lijkt veel op die, welke men ge
bruikt bij het lakken van auto's, ook
hier wordt ze erop gespoten. Gelijk
matig verdeelen de kleine deeltjes
zich over het hout en allengs verdwijnt
de witte kleur, om plaats te maken
voor een mooie diep-bruine.
Met het aanbrengen van de vernis is
men een groote stap voorwaarts ge
komen, het instrument begint werke
lijk op een guitaar te lijken. Nog ont
breken de snaren en het koperwerk,
maar ook daaraan wordt tegemoet ge
komen.
In een zijvertrek van de werkplaats
staat een soort machine, die welis
waar met handkracht wordt voortbe
wogen, maar die verder een echte
machine is. Daar wordt het koperwerk
op gedraaid, met eindeloos geduld
worden de deelen geslepen, bekeken
en nog eens weer geslepen, totdat ze
eindelijk voor het doel geschikt zijn.
Inmiddels heeft de eigenlijke guitaar
alweer een andere bewerking onder
gaan, bij een lampje is de gespoten
vernis gedroogd, waarna een kleine
katjong de met zooveel zorg aange
brachte kleur weer doet verdwijnen,
door het houten geraamte met am-
plas-bladeren te wrijven. Deze blade
ren hebben dezelfde eigenschappen
als zacht schuurpapier en iedere on
effenheid wordt zoodoende wegge
schuurd. Dan komt de man met de
verfspuit weer op de proppen en op
nieuw wordt een laag vernis aange
bracht, thans de definitieve. Nu heeft
de guitaar inderdaad die mooie doffe,
en tevens diep-glanzende kleur, wel
ke men op de winkelexemplaren ziet.
Het aanbrengen van het koperwerk
en de snaren is een werkje, dat niet
zooveel tijd in beslag neemt, men be
hoeft niets anders te doen, dan het
vast te maken op de aangegeven
plaatsen. Nog enkele "gepolijste"
werkzaamheden worden verricht en
dan is het groote moment aangebro
ken; de guitaar is gereed om te wor
den gekeurd.
Dit is een werkje, dat door den eige
naar van de zaak zelf wordt gedaan.
Geduldig stemt hij de snaren en dan
klinken de eerste tonen door het huis
je. Weer worden de snaren aange
draaid, hier wordt eens over gestre
ken en daar wordt aan getrokken en
ten tweeden male klinken de accoor-
den door het vertrek. Het onverstoor
bare gezicht van den eigenaar krijgt
een tevreden glans, de toon is diep
(lees verder volgende pagina onderaan)
Een ouderwets krontjong-ensemble met uiteraard een guitaar.
16