Over Bajem en Watersla Die hebben we nu dus gehad en als 't zaad dat ik weggezonden heb op komt, zal Holland volgend jaar één grote bajem-hof zijn. Niet boos wor den als uw tuin een rimboe wordt. In dat geval hoeft u niets anders te doen dan 't kwaad te "smoren" in de kiem. Met de boemboe van de sajoer- menir. Ik heb iedereen bedankt voor de aar dige brieven, maar wil 't hierbij graag nog eens doen. Tong Tong heeft veel vriendelijke abonnee's. Er waren mensen die mij vroegen: "Wanneer is 't toch de tijd om zaden uit te leggen?" Ik hoop dat u niet denkt dat ik alles zo goed weet. Ik probeer graag, ik experimenteer, waarbij soms mijn tangans wel een beetje dingin kunnen zijn. Daarom heb ik dikwijls succes. Zo groeiden en smaakten mijn as perges op de hellingen van de Arga- poera als nergens anders. Maar of de boenwah-negri van mijn Argapoe- ra-paggers mij hier dezelfde vreugde zal geven? Dat moet volgend jaar dan blijken. Het zaad kwam uit Ibiza. U weet wel, die kleine geurige markiza; de limo nade-fabriek van van Drongelen noem de haar Markizette. Haar zondagse naam is: Passiflora edulis. En wanneer we dat bajem-zaad moe ten uitstrooien? 't Is van zelf opge komen dus neem ik aan dat 't zaad de hele winter in mijn tuin gelegen heeft. U kunt nü uitstrooien. Maar bedenk dat er straks, in de winter, veel hongerige vogeltjes zullen zijn. Bewaar 't dus koel, wacht tot het voorjaar. En koop voor de vogels graszaad dat u in alle dierenwinkels kunt krijgen. Maar als u bedoelt, wanneer het bio logisch de juiste tijd is om te planten, dan moet ik zeggen: "Ik weet 't niet". De kosmos heeft een grote invloed op de plantengroei. Ik herinner me dat mijn ouders, vroeger al op hun perceel, vóór het zaaien zon en maan raadpleegden om acher de "goede dag" te komen. Terwijl ook de sterren (Bintang Luku Ploeg) heel wat in de melk te brokkelen hadden. En niet alleen bij het zaaien, ook bij de oogst. Wij moeten met bepaalde gewassen erg oppassen voor nachtvorst, dus plant ik in de open tuin pas na de eerste week van Mei. In zaadbakken in huis, al in Maart. Velen schreven over de watersla- plaag in 't Westland. Een meneer wilde voor die sladah-aër zelfs wel verhuizen. Als u ook senang bent waar u woont, meneer B., blijf dan rustig zitten. Ik heb zelf de plan ten niet gezien, wel een foto in de krant met een beschrijving. Ik her kende er een plantje in, dat vroeger in traag stromende kali's veel te vin den was. Naast en tussen water-hya cinten. Een los, klein kooltje, erg lief. Ik nam er een paar mee van de kan ten van de Brantas, voor 't aquarium. Maar dat was niet zo'n succes vond ik, omdat je tegen het wortelstelsel aankeek. Dus gooide ik ze in de vij ver met een paar waterhyacinten. In minder dan geen tijd was er geen water meer te zien in mijn vijver, wel prachtige teerlila bloemtoortsen van de hyacint. En die kooltjes. Ook de bloeiwijze klopt niet met die van de sladah-aër. Dit kwaad dat zo veel paniek veroorzaakte bloeit in kolven, de sladah-aër in schermen. Maar de sladah-aër heet ook niet wa- ter"sla", het is water-"kers". Zo kunnen we dus alweer gerust zijn dat niet een eetbaar gewas wordt uit geroeid, al kent men hier de water kers nauwelijks als zodanig. In België wordt het wel verkocht in groenten- winkels. Misschien ligt het in uw con- treie ook wel tussen ui en peen. Ik kom met mijn neus niet veel verder dan in onze kleine dessa en zodoen de In elk geval allemaal veel succes met de bajem; en de melde, die echt naar kangkoeng smaakt. PLANTERSVROUW maar het personeel van elke volgende in beslag te nemen instelling eerst nog even wennen moest. Het was intussen middag geworden; zon stond hoog, we kregen het warm. Niet alleen wij. Er werd geconfereerd; we begrepen, dat men overwoog het programma af te breken. In plaats van naar het noorden, zette de stoet zich evenwel zuidwaarts in beweging. Al gauw bleek, dat de grote Faroka-fa- briek als feestelijk sluitstuk gekozen was. Deze fabriek, waar men rookge rei fabriceerde, was blijkbaar de be zetters tot in hun moederland bekend. We waren nog niet aangekomen, de wagens nog niet - midden op straat - neergezet, of het hele bataljon sprong schreeuwend, gillend en juichend uit de auto's en spoedde zich ijlings naar de ingang van het complex. Men zal hen daar hebben zien aankomen! Het was je reinste waanzin: zo net nog maar zo stuurs en ongenaakbaar als de pip, en nu stoven ze, bajonet op geweer, als een troep opgewonden schoolkinderen om het hardst weg om maar zo gauw mogelijk een zo groot mogelijk pak rokertjes te bemachtigen. B. en ik, alleen achtergelaten, schud den meewarig ons hoofd; we waren, allebei, overtuigde niet-rokers. Waar moest dat met de mensheid heen? Ineens realiseerden we ons, dat we alleen waren, gans alleen daar boven op de wagen. Pluck den dagh. "Ik ken hier de weg", vertrouwde B. me toe; "ik niet", wist ik nog te antwoorden. Het was het enige, wat we voorlopig te zeggen hadden. We sprongen van de wagen af, doken een zijweggetje in en renden zeker een halfuur ach tereen steeds dieper het kampong doolhof in tot we eensklaps voor een wat vervallen tramwachthuisje ston den. "Gauw, naar binnen", beet B. me toe. Er bleken twee WC's te zijn, op maat voor ons gemaakt dus. We ruk ten ons uniform af (daar ging m'n gloednieuwe luitenantscostuum het WCgat inen kwamen enige o- genblikken later als twee keurige gentlemen weer tevoorschijn. We mon sterden elkaar enigszins verrast, maar goedkeurend aan. Zó kenden we el kaar nauwelijks. Alleen onze soldaten laarzen konden ons nog verraden; we hadden geen kans gezien daaronder nog burgerschoenen aan te doen, vanochtend. Soit, we moesten het er maar op wagen. Nonchalant, fliere- fluitend haast, kuierden we via via naar de buitenwijken van de stad, richting Idjenboulevard. Het was god dank rustig op straat; etenstijd, zelfs voor de vreemde snuiters. Zo kwamen we na een welbestede dag onge schonden terug op B.'s platje. Het zat er weer op voor vandaag. We ploften neer, trokken molières aan, dronken een flinke jonge en beslisten, dat "men" ons wel niet zou missen of dat men het althans gemakkelijker zou vinden om ons straks niet te missen. Zij hadden hun strootjes, wij onze (voorlopige) vrijheid. We concludeer den, dat we hiermee aan het einde waren gekomen van onze militaire carrière. Ik nam een bad vóór ik, ver rijkt met twee auto's uit B.'s voorraad, met inbegrip van twee chauffeurs (die ik even mocht lenen), naar moeder de vrouw terugkeerde. Ze keek er wel even van op, toen ik, ruim een half uur later met m'n twee Cadillacs de garage van ons huis binnenreed. J. H. RINGROSE 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 20