INDO BLIJFT OOK IN AMERIKA ZICHZELF
door RITA SCHENKHUIZEN
Als je als Indo geboren bent, komt er nooit een eind aan de gloedvolle verhalen
over avonturen, zo typisch "Indoos", dat ieder van ons ze herkent en ze in
eenheid en enthousiasme beleeft.
Dit opstelletje is een reactie op de bescheiden brief van plantersvrouw, Mevr.
Marsman-v. Deventer (TT van 1 oktober) om meer copy van eenvoudige of ge
leerde Indo's in hun steeds voortdurend avontuur. Daarvoor staat ze graag haar
plaatsje af in de kleine Tong-To'ng, die uiteindelijk niet alles kan plaatsen, omdat
er ruimte nodig is voor betere en interessantere verhalen.
Ik heb ook enkele verhalen voor Tong
Tong geschreven; sommige werden
geplaatst, de meesten niet, maar "dat
mag de buik niet rimpelen" zeggen
mijn kinderen. Het was voor mij een
diep genoegen mijn herinneringen
te schrijven; herinneringen aan dat
geliefde land Indonesia, waar ik ge
boren ben, op school ben gegaan,
getrouwd etc., etc. Het zijn levende
kleinodiën voor mij, als ik ze aan 't
papier heb toevertrouwd. Inderdaad
zijn ze misschien "muf" voor een an
der, of "und schön dagewesen", maar
ik weet, dat de redactie van T.T. mijn
geesteskinderen niet zonder meer op
zij gooit. Dan al hebben ze hun raison
d'être gehad.
En natuurlijk, lieve plantersvrouw (ik
ben een plantersdocher) gebeurt met
Indo's overal ter wereld, altijd wel
iets, dat de moeite waard is, om we
reldkundig te maken in T.T. Zodoende
't zoeklicht richtende op al ons Indo's.
Ik ben een Indo pur sang met alle
speciale gevoelens van dien, gevoe
lens, die ik soms moeilijk kan uiteen
zetten, omdat woorden daarom abso
luut te kort schieten.
Van Indonesia via vijf jaar in Holland,
ben ik in Amerika terecht gekomen.
Eerst in Pasadena, waar we in 1963
onder leiding van Tong-Tong-Tjalie,
de Soos oprichtten. Ik was de eerste
secretaresse van de soos, nu over
genomen door mijn schoonzoon, To
tok, die geheel Indo geworden is.
Sindsdien hebben onze Young adult
en onze bibit zich ontwikkeld tot 't re
creëren van de speciale Indo-kunst -
de Stambul, oftewel de Indo-opera of
operette of musical, allemaal natuur
lijk in bescheiden mate, maar af en
goed. Dit is geen chauvinisme, maar
de waarheid.
We ontdekten onder onze Amerikaan
se Soos-lndo's allerlei talenten, die
we samen hebben gebundeld tot 't
scheppen van eigen vindingen.
Zo hebben we onder ons iemand, die
de decors maakt; een ander, die de
muziek op tape brengt en zorgt voor
de juiste timing van 't invallen of uit
vallen van de muziek tijdens onze uit
voeringen. Verder hebben we een
costumière, die snel en perfect en
vooral goedkoop de benodigde kleren
voor 't toneelstuk maakt.
We hebben onze eigen dansers en
danseressen, die vol gratie Indone
sische dansen, dan wel modern bal
let kunnen uitvoeren. We hebben een
groot aantal vrijwilligers, die papieren
bloemen maken en de zaal helpen
aankleden tot een artistiek, althans
vrolijk geheel of op een zeer speciale
wijze voor de Luau avond. Niet te ver
geefs, de welgetrainde amateurs, die
in zeer korte tijd de Stamboel-uitvoe
ring onder de knie hebben, om ons
een zeer genoeglijke, of mooie avond
te bezorgen. En met gepaste trots
mag ik zeggen, dat dit alles staat on
der de kundige leiding van mijn zoon,
Guido Schenkhuizen, die een zeer
drukke werkkring heeft, maar vol ij
ver en toewijding zijn vrije tijd geeft
als regisseur van de toneelstukken, 't
arrangeren van de muziek, 't zelf ma
ken van het libretto, van advies die
nende, betreffende de zaal-versiering,
etc. etc. En dit gaat 't hele jaar zo
door, telkens met iets nieuws; er is
geen eind aan de creativiteit van onze
Soos Indo's in Amerika. We geven
haast geen respijt, we zien elkaar
daardoor erg veel en zijn dientenge
volge één grote gezellige familie ge
worden, waar harde woorden in grote
debatten kunnen vallen, maar waarna
we weer gewoon even grote vrienden
zijn en de lange tenen weer heel zijn
geworden.
Dit alles, lieve plantersvrouw, maakt
ons zeer speciale Indo's. Ik kan 't niet
nalaten, daarop terug te komen, omdat
andere Indo's, waar ook ter wereld,
een voorbeeld kunnen nemen aan de
medewerkers van de Soos, waar de
herinnering aan ons geliefd Indonesia
en 't goede, dat ze ons in onze ka
rakters meegaf, levendig wordt ge
houden. Het Leitmotiv in alle onze
toneelstukken is dan ook steeds onze
liefde voor ons geboorteland, uitge
drukt door middel van onze eigen
taal: 't petjoh.
We hebben een eigen Clubblad, dat
"de Indo" heet, en iedereen kan daar
in schrijven. Geen politiek en geen
godsdienst. We zijn hevig trots op
ons magazine, dat maandelijks uit
komt.
Maar dat is niet alles, wat we doen
Op Soosdagen, niet gewijd aan toneel,
zitten we bij elkaar te dongeng over
alles en nog wat; hebben een lezing
of filmverslag, een sportdag op veld
of bos. En familie gaan we uit kam
peren; in dit land (California), dat ons
in vele opzichten doet denken aan ons
geliefd Indonesia, zijn ettelijke kam
peerplaatsen onder de blauwe hemel
en warme zon, op bloeiende, groene
weiden, waar herten ronddartelen,
onder hoge reuzebomen (Sequoia),
die zalig dennig ruiken, en bovenal
de kali's, vol grijze stenen, precies
als onze kali's in 't land van de padi.
Een genot door 't tentengaas de laag
hangende sterren te bekijken, die vro
lijk tegen je knipogen en de kruidige
dennengeur op te snuiven, terwijl in
de verte, op veilige afstand de coyo-
ten huilen, of 's avonds om 't kamp
vuur sterke verhalen vertellen, of
verwoed pentjollen, warme chocolade
drinkend met een scheut whiskey
er in (ik kan U dat aanbevelen). Het
is namelijk erg koud in de Sierra 's
avond.
En 't eenvoudige eten van soep met
'n tjeplok en sambel, 'n gebakken vers
gevangen trout (forel), smaakt als een
godenmaal. Andere Indo's gaan hele
dagen uit vissen, zo maar aan de
beach, of op zee in grote boten. Maar
bezig zijn we, de Indo-traditie omzet
tende, van rijst met sambel en lodeh
en met de hand eten uit de tjobèh.
En onze kinderen trouwen met blonde
meisjes, die dol zijn op onze kittige
bruintjes en zij worden naar ons toe
geassimileerd en eten sambel trassi
en nasi rames en gado gado. Ze ko
men op onze uitvoeringen, snappen
niets van onze dialogen, maar weten,
dat in de pauze lumpia's en dawet te
krijgen zijn en voelen zich senang en
één met 't volk van hun echtgenoten.
Wij ouderen geven Indo-tradities door,
verhalen hun over onze Indische er
varingen en houden hun belangstelling
levendig voor 't land van onze her
komst. En hebben vriendschapsban
den met de Indonesische club hier en
de Nederlandse club, samen weer een
gedeelte van de bevolking uitmakend
van Indonesia.
Bij ons ouderen leven de herinnerin
gen, die we vol liefde doorgeven aan
hen, die er niet geboren zijn, maar
zich toch Indo voelen, vanwege hun
Indo-ouders.
En deze brengen onze herinneringen,
gedachten en gevoelens ten tonele op
de planken in dictee, zang of dans,
bewijzende, dat 't bloed stroomt, waar
't niet gaan kan en dat, wat Indonesia
ons gaf. alleen door Indo's tot uit
drukking gebracht kan worden en
daarom van ons een zeer speciaal
volkje maakt.
Een lang verhaal geworden, maar dit
geschreven op het moment, dat ik Uw
oproep las, Plantersvrouw, in T.T. van
1 oktober 1976. Zo vol ben ik van
(lees verder volgende pagina, onderaan)
16