'p.
3
JEUGDJAREN
mmm
(XVII)
HET ONVERGETELIJKE HUIS
Poirrié
aóen
Het huis is sinds lang verdwenen. Het
werd al voor de oorlog tegen de Jap
pen afgebroken en op die plaats in
Garoet verrees een fabriek van de
Preanger Bont Weverij. Tevoren was,
tot diep in de twintiger jaren van de
ze eeuw, de firma Dralle (fabrikant
van parfums en zepen) er gevestigd.
Maar de herinnering er aan is bij mij
- de laatst overgeblevene van het ge
zin, dat er oorspronkelijk woonde -
nog zeer levendig. Ik kan me dat huis
in alle bijzonderheden voor de geest
halen. Het was het huis waarin mijn
moeder overleed in oktober 1911 en
dat mijn vader Nicolaas van Goens,
een welgesteld en prachtlievend man,
vier jaar tevoren had laten bouwen in
Garoet, omdat hij daar, in dat binnen-
stadje dat hem zeer bekoorde, de
rest van zijn leven wilde slijten. En
het huis dat verrees volgens zijn wens,
ging door voor het mooiste huis van
Garoet.
"Wat een rijk man moet de bewoner
zijn", placht men te zeggen. "Kijk
eens, Stroom en Berg staat op de ge
vel, en die woorden zijn samengesteld
uit letters van puur zilver". Het was
niet zo! Het was een grapje van mijn
vader, om die ietters samen te laten
stellen uitspiegelglas. Maar dat
grapje verhoogde het aanzien van het
geheel, dat toch al bijzonder was door
dat twee oprijlanen, overschaduwd
door zware regenbomen, naar de
twee staatsietrappen leidden die toe
gang gaven tot het voorterras. Bo
vendien was er een ruim zijterras ter
linkerzijde van het huis als men met
het gezicht naar deze paleisachtige
woning toegekeerd stond, en een
even ruim terras aan de achterzijde.
Beide keken uit op de blauwe bergen
van Garoet en beneden het achtererf
ruiste dag en nacht de rivier. In het
huis waren ruime vertrekken en alom
mozaiekvloeren. En verder waren er
uitgestrekte bijgebouwen en - natuur
lijk - een koetshuis.
Maar er ruste geen zegen op het
huis
Vier jaar na mijn geboorte overleed
mijn moeder daar aan asthma. Toen
zocht mijn vader troost in werk en
greep het aanbod aan om een tincon
cessie op de oostkust van Malakka
en diep in het oerwoud van het sulta
naat Trenggano, te beheren aan. En
wij - mijn tien jaar oudere zuster en
ik - verhuisden in datzelfde jaar 1911
naar Padang, waar we in huis kwamen
bij twee ongetrouwde zusters van mijn
vader.
Maar ook op de tinconcessie rustte
geen zegen. Toen na drie jaar hard
werken, de concessie winst begon af
te werpen wierp de eerste wereld
oorlog roet in het eten. Mijn vader is
er nooit teruggekomen, want hij stierf
op 5 november 1918 te Bandoeng aan
de Spaanse griep.
In 1916 ging Nicolaas van Goens door
omstandigheden weer te Garoet in
het huis wonen, en wie zal de gees
testoestand waarin hij dat deed kun
nen beschrijven. Mijn herinneringen
dateren van dat jaar 1916. Wij verble
ven daar hooguit negen maanden,
maar wat een tijd was dat! Mijn vader,
een zeer ontwikkeld man, was een
verteller bij uitnemendheid. En op het
grote zijterras hierboven genoemd,
vertelde hij mij in de avonduren tal
van verhalen. Hij was vader en moeder
tegelijk voor mij.
Waren de avonden aldus aangenaam,
ook de late middagen waren dat. Dan
keken wij naar de kalongs die in een
lange reeks over ons huis trokken.
Maak mij UW instrument van Uw
vrede:
waar haat is, laat mij liefde zaaien;
waar onrecht is, vertrouwen;
waar wanhoop is, hoop;
waar het duister is, licht
en waar verdriet is; vreugde!
O, geef, dat ik eerder zoek te
troosten,
dan getroost te worden;
eerder te begrijpen, dan begrepen
te worden;
eerder lief te hebben dan bemind
te worden.
Want het is in het GEVEN,
dat wij ontvangen;
het is in het VERGEVEN,
dat ons vergeven wordt
en het is in het sterven,
dat wij geboren worden
tot EEUWIG LEVEN!
(St. Franciscus)
Ingezonden door Mevr. P. Jüch-Arnold
TV: 58 miljoen Nederlanders en hun nakomelingen.
En de tuin bood gelegenheid genoeg
voor het beleven van allerlei avontu
ren, vooral bij de kali in het ravijn
achter ons huis. Wij - mijn zuster en
ik - mochten daar niet komen, maar
ja, de verboden vrucht smaakt het
lekkerst, nietwaar?
En ook mocht ik niet klimmen in de
zware waringins op het voorerf van
de assistent-resident. Daarin klommen
wel mijn vriendjes de gebroeders
Meyer, kleinzoons van de pionier der
theecultures in de Preanger en vriend
van de beroemde Holle, de Vriend
van de Landman, wiens borstbeeld op
de aloon-aloon tegenover de resi
dentswoning met daarnaast het ruime
huis met marmeren vloeren van groot
vader Meyer, stond.
"Lopen is gezond", placht mijn vader
te zeggen, en dus liep ik dagelijks
naar de lagere school, eveneens aan
de aloon-aloon gelegen. En in de
vooravond, als het goed weer was -
dus in de droge tijd - maakte mijn
vader met mijn zuster en mij lange
Wandelingen. Twee dingen waren daar
bij het meest aantrekkelijk, namelijk
de verhalen van onze vader enhet
vangen van vuurvliegjes, waarbij hij
mij behulpzaam was. En werd ik moe,
dan ging ik in de zak die hij altijd
meenam evenals zijn wandelstok. En
mijn zuster en mijn vader droegen
dan die zak, vastgebonden aan de
wandelstok, naar huis. Dit alles is nu
60 jaar geleden. Maar de herinnering
is in al die jaren steeds even levendig
gebleven!
RIJKLOF VAN GOENS
Paramaribo
13