vJTftc American
2e Jaargang No. 14
15 March 1964
A BRIDGE BETWEEN EAST AND WEST
DE JONGSTE GESCHIEDENIS VAN DE INDO-GROEP
qARINc
ONlSj
Met ons beknopt overzicht van de geschie
denis van de Indo zijn wij in de dertiger jaren
aangeland, kort voor het uitbreken van de twee
de wereldoorlog.
In de korte tijd van zijn bestaan had het
IEV enorm veel bereikt voor de positieverbe
tering van de Indo en de verbetering van con
tacten met Nederland. Nochtans getuigt de
brief van Dick de Hoog (opgehomen in ons
vorige nummer) van "voortdurende strijd'
Van acceptering en volledige gelijkwaardig
heid van de Indo t.o.v. de Hollander (en de
Engelsman) was nog steeds geen sprake.
Weliswaar konden vele Indo's opklimmen
tot de hoogste staatsposities (bestuursamb
tenaren, hoofdofficieren) en konden deze fi
guren lid worden van de "Blanke Clubs
(Harmonie, Simpang Club, de Engelse "Box"
kjn Batavia, eng.), maar het was duidelijk dat
zij dit konden zijn "qualitate qua": vanwege
hun positie. Je kon toch moeilijk een gouver
neur of generaal weigeren als hij voorgehan
gen werd.
In sterk Nederlands georienteerde kringen
had de Indo practisch geen plaats: b.v. de
handel en in mindere mate de Marine. Bestond
er in staatsbetrekkingen geen in het oog val
lende discriminatie t.a.v. Indo-Europeanen, in
het particuliere leven bestond die wel. De In
do stond maatschappelijk "tussen twee vu
ren": aan de ene kant het opkomend Indone
sische nationalisme, aan de andere kant de
voortrekking van "importkrachten". Noch
naar de ene, noch naar de andere kant werd
merkbare verbetering van positie bereikt.
Verreweg het grootste deel van de toch
zeer sterke Indo-groep bleef verbazingwek
kend lauw. Het IEV had reeds zoveel gewon
nen voor de maatschappelijke positie van de
doorsnee Indo, dat men met een "lekker BBL"
en periodieke verloven leefde als "een God in
Frankrijk". Driekwart van de Indo-bevolking
was niet eens lid van het IEV en bleef vol
slagen blind voor aan de ene kant het opko
mend nationalisme, aan de andere kant de op
komende wolken aan de internationale poli
tieke hemel. Men ging na kantoor "lekker pit
ten" en daarna plezier maken in de grote stad
of jagen buiten. In deze maatschappelijke
houding is zelfs nu (na de wereldoorlog en
alle rampzalige migraties) niet veel veranderd
bij de massa. Van georganiseerd voorwaarts
gaan in welke nieuwe maatschappij ook is
voor 90% van de Indo-groep geen sprake.
Intussen kwam er een lelijke klap in de
welvaart in Indie, Deze was immers hoofdza
kelijk gericht op "verdienen door export".
Van de vele rijkdommen van Indie werd in het
land zelf maar weinig gebruikt: olie b.v. bleef
maar voor 10% thuis en werd voor 90% "buiten
verkocht". Thee 10%, suiker 20%, copra en
koffie 30%, tabak zegge en schrijve 4%. Dit