Wetenschappelijke grondslag bij particuliere investeringen
Een kenmerkend verschil bij par
ticuliere investeringen tussen de 19e
en 20e eeuw, is de wetenschappelijke
grondslag waarop zon kapitaalsin
vestering thans berust.
Begon men een eeuw geleden in
goed vertrouwen met zijn arbeids
capaciteiten en geldmiddelen in de
bodem te investeren thans gaan de
initiatiefnemers een geheel andere
koers uit. De industrieel of financier
van agrarische ondernemingen begint
met het risico tot het uiterste te be
perken. Het is niet zoals in de eeuw
der huifkarren en „sapie-pecr" een
avontuurlijk experiment, doch een
weloverwogen zaak, waaraan dui
zenden keiharde guldens worden ge
spendeerd. Voor de zakenman van
heden is het een uitgemaakte zaak
dat hij dan slechts investeert, wan
neer er redelijke kansen bestaan dat
zijn kapitaal een bevredigend rende
ment opbrengt.
Zo wordt de „Afdeling Tropische
Producten" van het Koninklijk In
stituut voor de Tropen" (Maurits-
kade 63, Amsterdam) hoe langer
hoe meer ingeschakeld bij grotere
studies op economisch en landbouw
kundig gebied. De grote concerns
gaan niet over één nacht ijs, doch
winnen het advies in over bodemge
steldheid, produktiviteit hiervan, als
ook over de eventuele tropische ge
wassen welke gekweekt kunnen wor
den. In dit verband werden reeds
eerder rapporten samengesteld door
de Afd. Tropische Produkten, o.a.
over Nigeria, Madagaskar en Mo
zambique. Ook uit Brazilië werd
advies gevraagd inzake kolonisatie
vraagstukken en de tropische produk
ten als rubber, oliepalm en peper.
Concrete vraagstukken, van reeds
in bedrijf zijnde ondernemingen wer
den eveneens in behandeling geno
men. Zo werd op verzoek van het
Commissariaat voor Surinaamse Za
ken in Nederland, de K.N.S.M. en de
belanghebbende importeurs een serie
verzendingsproeven van grapefruit
in kartonnen dozen van Nederlands
fabrikaat in de laboratoria beoor
deeld.
Aardnoten en kopal
uit Nieuw Guinea.
Uit Nederlands Nw.-Guinea wer
den aardnoten en kopalmonsters ter
beoordeling ontvangen. Het ging hier
om het onderzoek naar de markt
waarde van deze en andere produk
ten als: rottan en lawangbast. Dit
onderzoek geschiedde in nauw overleg
met de Nederlandse handel en in
dustrie.
Zo gaven bijvoorbeeld de resulta
ten van het onderzoek naar ricinus
zaden uit dit Rijksdeel aanleiding tot
nader overleg met de South Pacific
Commission te Noumea. Dit onder
zoek werd uitgebreid met zaad uit
St. Maarten (Ned. Antillen).
De betekenis van dit wetenschap
pelijk onderzoek wordt eerst goed
duidelijk, wanneer men rekening
houdt met de ruime aanwezigheid
van kopal op Nieuw Guinea. Hoe
wel rigoureuze bevolkingstap vele
taprijke agathisbomen, de „producen
ten" van de kopal heeft doen afster
ven, is de verwachting gerechtvaar
digd dat door deskundige voorlich
ting over de juiste tapmethode en
door een betere organisatie van de
werkzaamheden aan de winning ver
bonden, de produktie belangrijk kan
worden opgevoerd. Hierop werd in
het rapport van het Ministerie van
Overzeese Rijksdelen, uitgebracht
aan de Ver. Naties (ingevolge art.
73 E van het Handvest) reeds uit
voerig gewezen. De Landbouwvoor-
lichtingsdienst streeft er naar door
kwalitetsverbetering van het kopal-
produkt betere prijzen te kunnen be
dingen. (Kopal is een harssoort die
gebezigd wordt bij de bereiding van
vernis en lak).
De gunstige lijn in de uitvoer hier
van die van 1951 tot 1954 een
geleidelijke stijging van 237 ton tot
664 ton aangeeft heeft hiermede
de grens nog bij lange na niet be
reikt.
Behalve de export van bevolkings-
produkten. is de uitvoer van ruwe
aardolie, scrap en hout van belang.
Naar verhouding van de houtrijk
met haar voorlichting op velerlei ge
bied bij de ingewikkelde problemen
welke zich nog steeds voordoen bij de
afwikkeling van zaken met de R.I.
Deze materie vereist een diepe ken
nis van interne aangelegenheden op
dit speciale terrein.
Het zijn echter niet enkel de ma
teriële zorgen die de assimilatie van
tropen Nederlanders in de weg staan.
Er zijn van die subtiele verschillen,
die, vooral de sociale werkers en
werksters zo gemakkelijk kunnen ni
velleren door een grote mate van be
grip. maar bovenal van begrijpende
mensenliefde aan de dag te leggen.
Zo kwam ons het navolgende ter
ore. Wie het nuchter leest, zal het
een bagatelletje vinden, doch voor
het betrokken Oudje is het maar ver
drietig. Het is ook hier weer, als
overal in het leven, uit wélke ge
zichtshoek men de zaak bekijkt. Voor
u en ons lezer, mag dit een niemen
dalletje worden geacht maar voor
een oud mens: een iedere morgen
terugkerend hartzeer.
Het speelt zich af in één der grote
verzorgingshuizen voor Ouden van
Dagen. Van haar onderstand draagt
het ouwe mensje iedere maand prompt
haar kostgeld" af. Van de rest
ach zo n schamel beetje koopt ze
enige noodzakelijke dingetjes en
koffie. Koffie is duur en slaat een
bres in haar beursje, doch ze kan
niet buiten koffie. Zwarte koffie in
een beker gloeiend heet water bij het
ontbijt. Zó is ze oud geworden.
Nu wordt iedere morgen door de
leidster van het Tehuis thee geschon
ken. Ieder Oudje komt dan met haar
kroesje bij de leidster en krijgt een
beker vol warm water met wat thee
blaadjes. Ons Oudje heeft al zo lang
dom van het eiland, is de hout-uit
voer echter teleurstellend. In ieder
geval niet naar evenrédigheid. De
maatregelen die thans getroffen wor
den, rechtvaardigen echter de ge
dachte dat hout na olie in de nabije
toekomst het belangrijkste uitvoer-
produkt van Nieuw Guinea zal wor
den.
Moet het dan niet een onbevredi
gende situatie worden genoemd dat
in een gebied met zo n ongelimiteerde
houtrijkdom het hout nog moet wor
den ingevoerd? (In Manokwarie is
thans dan ook een middelgroot hout-
zagerijbedrijf in werking gesteld).
Dit is natuurlijk bij lange na niet
voldoende. Het researchwork en de
verantwoorde exploitatie door de re
gering zijn slechts te beschouwen als
de eerste voorzichtige schreden op de
weg naar een grootscheepse econo
mische ontplooiing. Doch hiervoor
is nodig een krachtige particuliere in
teresse, want zonder de inzet van het
grootkapitaal, zal het bij kleine proef
nemingen blijven. Deze hebben onte
genzeggelijk hun nut, doch zonder de
ruggesteun van wereld-concerns wordt
hun waarde gereduceerd tot het expe
rimentele.
Nieuw Guinea heeft dringend be
hoefte aan particulier grootkapitaal
en particulier initiatief, want zonder
beide risico-aandurvende elementen is
een dynamische ontplooiing onmoge
lijk. F.
naar haar beker zwarte koffie ge
smacht, dat ze op een goede voor
haar kwade dag de stoute schoe
nen aantrok en met wat koffie-poeder
in haar beker op het prille morgen
uur om wat warm water vroeg.
Arme ziel!
Afdoend werd haar aan het ver
stand gebracht, dat iedereen thee
kreeg, dat dit nu eenmaal de regel
van het huis was. En of ze nu al
bedremmeld zei, dat ze de koffie zélf
had gekocht, dat ze dus het Tehuis
geen schade berokkende, en dat kof
fie voor haar zoveel betekende
het hielp niets.
We vragen ons af, wat voor con
sequenties uit het inwilligen van zo n
bedremmeld gedaan verzoekje van
een oud mens kunnen voorvloeien.
Dat ze misschien allemaal geen thee
meer lusten? Wel wat dan nog,
als ze de koffie zélf betalen?
Daarenboven, zó goedkoop is thee
nu toch ook weer niet. Als men dus
het verschil tussen koffie- en thee-
prijs nu eens deelde? Zon masseltje
is toch heus wel te fiksen en is éen
drup vergeleken bij het grootscheepse
èn grootse werk van de dienst van
maatschappelijk werk.
Groot in grote dinger! klein in
kleine dingen, ziedaar de steen waar
over men hier struikelt.
Het opvangen, huisvesten en in het
arbeidsproces opnemen van 150.000
mensen is het monumentale nationale
werk van Maatschappelijk Werk en
zijn Ambtenaren wdarvoor men
gaarne hulde brengt maar de op
lossing van een kopje zwarte koffie,
zodat dit niet uitgroeit tot een diep
menselijk verdriet van een arme ziel
in haar levensavond neen, die
levenskunst verstaat men niet.
Is dat niet jammer? F.
HET HOLLANDSE HUIS VAN TROPEN-NEDERLANDERS.
CIJFERMATERIAAL LEGT GROOTS SOCIAAL WERK BLOOT
MAAR HET KOTJE KOEEIE IS ER NIET BIJ.
Bij de felle critiek over de huizeniioudwordt vaak over het hoofd
gezien voor welke delicate problemen Nederland zich na 1945 gesteld zag
door het opvangen van de stroom van duizenden gerepatrieerdetu die bij
honderd tallen tegelijk arriveerden.
Vioor een goed begrip moet hier
in herinnering worden gebracht, dat
vóór de oorlog er honderden uit het
land gingen: als deskundigen in het
zakenleven, in het bedrijfsleven, als
employé s voor de cultures, als amb
tenaren van het Ned, Ind. Gouverne
ment, als intellectuele aanvullingen
van de vrije beroepen, zoals artsen,
ingenieurs, advocaten, etc. etc. Om
nog niet te spreken van de aanvul
lingen van het K.N.I.L. Men had dus
in feite precies een tegengestelde wer
king.
Uit billijkheidsoverwegingen zullen
wij hier enig cijfermateriaal laten
volgen, omdat cijfers meer overtui
gende bewijskracht bezitten dan een
gefundeerd betoog.
Het cijfermateriaal ontlenen wij aan
een rede van. mr Werner secrearis-
generaal van het ministerie van
maatschappelijk werk, uitgesproken
ter gelegenheid van het 2de lustrum
van de N.I.B.E.G. (Nederlands Indi
sche Bond van Ex-krijgsgevangenen
en Geïnterneerden). Op haar receptie
in de aula van het Kon. Instituut
voor de Tropen, zeide mr. Werner
o.m.:
„Sinds 1945 zijn er rond 150.000
Nederlanders gerepatrieerd. Ver
wacht kan worden dat er nog meer
Nederlanders zullen repatriëren, want
de trek naar Nederland gaat nog
steeds door, zij het ook iets minder
sterk dan in voorgaande jaren. Het
opnemen van al deze mensen in Ne
derland geeft veel moeilijkheden van
technische en maatschappelijke aard.
Op 1 januari van dit jaar zijn nog
ongeveer 70.000 Nederlanders in In
donesië woonachtig.
Ter illustrcring van de moeilijkhe
den op huisvestingsgebied diene het
feit dat het aantal overnachtingen in
1955 van vreemdelingen in hotels en
pensions rond 2.380.000 was, terwijl
dat voor de van rijkswege onderge
brachte gerepatrieerden 3.500.000 be
droeg. Naar verwacht wordt zal dit
aantal in 1956 zelfs de 5.000.000 te
boven gaan.
Behalve dit probleem staat het mi
nisterie van maatschappelijk werk
voor een nog delicater opgave. Men
verwacht hier in Holland dat de ge-
repatrieerden zich zullen aanpassen
assimileren. Doch hoe juist dit ook
moge zijn, de zaak heeft twee kan
ten. Ook Nederland moet bereid zijn
de mensen op te nemen, zodat er
dus een wisselwerking ontstaat, een
assimilatie van twee kanten.
Tijdens de receptie werd een telegram
van de Koningin binnengebracht,
waarin zij haar grote waardering uit
sprak voor het zegenrijke werk door
de N.I.B.E.G. verricht en dat in de
toekomst zeker bestendigd zal wor
den.
Ook h ier is een woord van waar
dering voor de veelomvattende arbeid
van de NIBEG zeker op zijn plaats.
Hoeveel gerepatrieerde Nederlanders
heeft de organisatie niet gediend