,f~ÏL}odenliji\J'
cï-let eeróte ^Camp
Qen epióode uit de ^Siameeó -<jBurmeóe 3Ce( door
uleó f£_,eocjuiüier
(Vervolg I)
Was hij gek geworden, een schor-
pioenbeet of misschien een zonne
steek?
De oudste van de vier vermande
zich en informeerde voorzichtig:
,,Ada apa toean?" (Wat is er, me
neer?)
Met enkele woorden, hees en sto
tend, vertelde hij de mannen het
slechte nieuws.
Met oosterse gelatenheid aanvaard
den deze de jobstijding. Slechts de
oudste schudde meewarig het hoofd,
en daarna staarden zij recht voor
zich uit. Even knipperden zij met de
oogleden toen landstormsergeant Pe
ter Simon hen vroeg wat hun plan
nen waren. Als bracht deze vraag
hen in verlegenheid, zo keken zij el
kander aan, en dan antwoordde een
hunner: „Eerst een bad nemen, toean,
De dolle woede-uitbarsting eindigde
in een krampachtig ingehouden snik
ken. Gelukkig, zelfs bij een heftig
karakter als dat van Peler Simon
deed uiteindelijk de Natuur zich ook
gelden. De dagen en nachten van
hoogspanning hadden in deze mens
ten leste het explosieve punt bereikt,
en de slaap die hem overmande duur
de tot de volgende dag.
DE zon stond reeds enige uren
aan een wolkeloze hemel toen het
naderend geronk van een truck de
man deed ontwaken. De ellendige
herinnering nog naschrijnend in heel
zijn wezen, klom hij op de pillbox
van waar hij, de ogen beschuttend
tegen het felle licht, het hobbelige
pad van koraal en steenslag kon
overzien. Het was de enige berijdbare
weg naar zijn sector.
Inderdaad naderde, nog juist even
zichtbaar in wolken stof, een grijs
groene legertruck.
Toen de wagen aan het eind van
de verharde weg, een kleine honderd
meter van zijn verheven plaats, stil
hield, was het eerste wat Peter Simon
onmiddellijk opviel, de grote witte
vlag voor op de bumper. En de man
nen op de laadbak èn de luitenant
die naar hem toekwam waren onge
wapend. Een vreemd gezicht, het gaf
en dan iets eetbaars zoekenmet
uw permissie!"
Het daaropvolgend zwijgen van de
sergeant beschouwden zij blijkbaar als
een volkomen instemmen met hun
plan en zonder enig gerucht verdwe
nen zij in de richting van het strand,
waar het rose en geel van het och
tendgloren koketteerde met de blauw
groene rimpeling van de Java Zee.
In de eenzaamheid 'bij het beton
nen bolwerk van een gecapituleer
de koninklijke armee stond toen
een verlaten liguur, star als gego
ten in grijs-groen brons.
Dan, plotseling, kwam de liguur
in heltige beroering, en een goed
onderhouden tommy-gun werd aan
diggelen geslagen tegen een beton
nen wand waarop zwarte letters
waren gekladderd.
zo'n idee van naaktheid- na al die
dagen en nachten van waken en sla
pen mét bewapening.
Met één sprong- kwam hij naar be
neden en rende de officier tegemoet.
Vluchtig de militaire groet bren
gend, stootte hij er hijgend uit: „En
luit, hoe is t?"
„Nou Simon t is afgelopen,
verdomd beroerd, maar laten we
het hoofd koel houden, ik kom je
ophalen, waar zijn je manschap
pen?"
Een krampachtige vloek ontviel de
landstormsergeant en verbitterd was
het antwoord: „Ze zijn er vandoor,
natuurlijk, de boel is aan het verzui
pen en de ratten zijn 'em gesmeerd!
hoe is 't in de stad, luit?"
„Daar weet ik niets van, van
nacht is er een Japanse hoge ome in
ons kwartier gekomen en toen hij
wegging nam hij de kompiescomman-
dant mee, als gijzelaar, binnen
24 uur moet ik alle manschappen,
d.w.z. de Nederlandse, op het jaar
marktterrein afleveren, daar zit
ten al meer van onze jongens knijp,
de inlandse troepen mochten vrij-uit
gaan, dus niks erg dat die 4 man
van jou foetsie zijn Kom, stap in,
maar ongewapend, order van de
gele apen, en hou je d'r aan, want
het kan de ouwe zijn kop kosten!"
En dan daverde de vrachtauto de
weg terug, naar de stad Soerabaja.
Ook de kameraden op de truck kon
den hem geen nader nieuws vertellen.
Zij waren eveneens net van hun afge
legen posten gehaald en te moe en
apatisch om nog veel te willen praten.
DE eerste kampdagen verliepen be
trekkelijk rustig. Men installeerde
zich zo goed mogelijk in de semi-
permanente bouwsels op dit voorma
lige expositie- en vermaaksterrein.
Van de Jappen had men nog niet
veel last. De Japanse kampcomman
dant had blijkbaar de zorg en orga
nisatie van dit kamp voorlopig op
gedragen aan de officieren-krijgsge
vangenen. Voor de aarts-optimisten
was dit een gerede aanleiding om de
eerste geruchten te lanceren. De be
vrijding was heel nabij, want: „Zie
je wel, de Jap bemoeit zich niet met
ons, omdat ze ons toch binnenkort
weer moeten uitleveren aan de Ame
rikanen, hun vloot is al gesigna
leerd en blokkeert de rede van Soe
rabaja!
Dit laatste nieuws hadden zij zelf
uit eigen mond vernomen van de
koelies die in deze dagen nog vrije
lijk toegang hadden tot het kamp om
er diverse werkzaamheden te ver
richten.
Inderdaad lagen er oorlogsbodems
buitengaats voor anker, maar de
dienstwillige informateurs hadden
klaarblijkelijk vergeten melding te
maken dat de vaartuigen de Japanse
oorlogsvlag voerden.
En mettertijd werden door de be
zetter de duimschroeven aangedraaid.
Eerst verdwenen de koelies van het
terrein, en corvee-diensten werden de
krijgsgevangenen opgedragen.
Nu is handenarbeid absoluut geen
schande, en als een voormalig bank-
procuratiehouder of gemeente-secre
taris latrines moet leegscheppen of
grassprie.jes moet trekken of hout
hakken is dat ook niets erg, gezien
de omstandigheden. Wel vervelend
wordt het als door gebrek aan scho
ling en routine deze werkzaamheden
niet zo goed en vlot verlopen als een
expert het zou hebben gedaan. Verve
lend in het bijzonder als de goedwil
lende doch ongeschoolde arbeider met
pijnlijke rug en ontvelde handpalmen
van de Japanse baas diens misnoegen
te horen èn te voelen krijgt.
De Japanner heeft n.l. de weinig
lofwaardige gewoonte in zo'n geval
zijn woorden letterlijk te onderstrepen
met een toevallig voor de hand-lig
gende steel van een schop of bezem.
Op rug, schouders en benen van het
slachtoffer zijn die rood-paarse onder
strepingen dan nog dagenlang zicht
baar en voor de getekende beslist
voelbaar.
Nog pijnlijker in velerlei opzicht
werd het toen de z.g. buiten-corvee
diensten in zwang kwamen.
HET BEGON AL bij de poort van
het kamp waar de vrachtwagens ston
den om de ongelukkige werkers-krijgs
gevangenen naar het arbeidsterrein te
transporteren. Op de open laadbakken
moesten 50 a 60 man plaatsnemen,
d.w.z. innig opeen gepakt staan. Dit
plaatsnemen ging de Jap blijkbaar
nooit snel genoeg, want hun „speedo-
speedo "-gekrijs was niet van de lucht
evenals het ketsend-krakende geluid
van rotan- of bamboeknuppel, zwie
pend op het vlees en de botten van
de zich haastende menselijke lading.
Zeer waarschijnlijk was dit optre
den de Japanse soldaat voorgeschreven
door de Nipponse Goebbels. Dit was
propaganda van de gemakkelijkst
verteerbare soort.
Dit sprak tot de primitieven en
het schuim van de autochtone bevol
king, die nu konden aanschouwen dat
het ..Westen", het blanke ras, had
afgedaan.
Het land van de Rijzende Zon had
zichzelf uitgeroepen als kampioen van
Azië, de toekomstige heerser van dit
werelddeel niet alleen, maar ook van
Amerika en Australië. Zelfs Neder
land, de representant van hel Westen,
mét historische èn gerechtvaardigde
rechten in deze Archipel, trapten zij
naar willekeur. Banzaï
En het werk dat de krijgsgevan
genen aan de haven en in het dok
moesten verrichten was onmenselijk
zwaar, zelfs al zouden zij zijn ge
groeid in deze stiel. Nimmer tevoren
heeft de minste koelie in zulk een
tempo en met zulke primitieve hulp
middelen zulk zwaar werk moeten
verstouwen.
Nimmer tevoren werd de minste
koelie voor zulk zwoegen en slaven
zo schriel gehonoreerd, en de Neder-
landsch-Indische kadi zou voorzeker
een hartig woordje spreken en niet
karig zijn in de strafmaat als een
werkgever in het voormalige Neder
landse territoir zich maar een fractie
zou veroorloven van deze Japanse
sadistische genoegens.
Het waren dan ook niet de besten
uit het volk die kwijlden van onge
kend machtsgenot en langs de route
de overbeladen trucks hysterisch na
jouwden „Londo boesoek, loncio
èllèh!" (rot Hollanders, versla
gen Hollanders!).
Zo en nog erger was voor menige
krijgsgevangene de ouverteure van
de lange lijdensweg.
TOEN, op een zon-overgoten dag,
werd de slavenarbeid aan de haven
voortijdig beëindigd. Met nog meer
haast dan gewoonlijk werden de
corveeërs op de trucks geranseld en
ging het kaïnpwaarts. Daar aangeko
men werd onmiddellijk appèl gebla
zen en dacht men aanvankelijk dat
de Jap wederom met dc beruchte
„tenko's" (appèls) bezig was. Het
had de schijn dat de Japanner moei
lijk kon tellen. Vaak moesten de
krijgsgevangenen urenlang, in parade
houding, op het middenplein in de
gloeihitte van de middagzon staan om
ge.eld te worden. Op zulke momenten
waren deze gele krijgers behalve met
tuchtigingsmiddelen ook met een tel-
raam gewapend.
Ditmaal was er echter noch een
tuchtmiddel noch een telraam te be
speuren. Wel zagen de aangetreden
krijgsgevangenen de Japanse kamp-
commandant-himself en nog andere
Nipponse hoge officieren met hun
sleepsabbls uit het kampkantoortje
sloffen, en een Japanse ordonnans hen
vooruitrennend krijste schor als een
brulaap: „kiotskéé! (geef acht).
De opeengepakte massa op de ap
pèlplaats verstarde in de voorge
schreven houding.
(wordt vervolgd)