Een aspect van de repatriëring uit
Indonesië en Nw. -((iuinea
De integratie der volwassen jeugd
Huisvesting in een gezin
Pied a terre
3
De repatriëring van duizenden en nogmaals dui
zenden Nederlanders uit Indonesië is een proces
dat al een twaalftal jaren (en de laatste 3 jaren
eveneens uit Nw, Guinea!^ aan de gang is en dat
zeker de eerste 2, 3 jaren nog niet volledig zijn
beslag zal hebben gekregen. Ja, dat zich wellicht
intensiever dan ooit tevoren voltrekken zal.
De sociaal-economische omstandigheden in Indo
nesië zijn dermate ongunstig geworden voor een
Nederlandse (Indische) samenleving dat zulks
niet langer geloochend kan worden. De conse
quenties welke daaruit getrokken moeten worden
zijn voor de hand liggend: n.l. versnelde en vol
ledige repatriëring van alle Indische Nederlanders
die aldaar de Nederlandse nationaliteit bezitten
en behouden hebben, dit laatste ondanks alle druk
die door de omstandigheden en vaak zelfs van
„hoger handop hen is uitgeoefend geworden.
De nieuwe situatie schept, zoals te begrijpen
valt, wel zeer bijzondere moeilijkheden voor de
regering in Nederland. De repatriëring dezer laat-
sten der Mohikanen is vanzelfsprekend. Maar
daarmee wordt in feite een heel nieuw proces vol
speciale zorgen, vraagstukken en vaak nauwelijks
te schatten moeilijkheden ingeluid. Het jongste re-
geringsstreven om Indische Nederlanders naar
Madagascar te doen emigreren zal hiermede dan
ook zeker verband houden.
Al de zorgen voor de gerepatrieerden in Neder
land worden echter gezien en naar beste weten en
kunnen opgelost in het kader der „integratie".
D.w.z.: de gerepatrieerden dienen zich zo snel en
zo volledig mogelijk aan te pas en en deel te wor
den van het Nederfandse volk, Hat hen opneemt,
huisvesting, onderwijs, arbeid en/of sociale voor
zieningen verschaft en hen bovenal politieke vei
ligheid en rust garanderen kan.
Het verleden, waarvan velen (door gebrek aan
inzicht en begrip over wat in Indonesië feitelijk
was gebeurd en nog staat te gebeuren) het on
herroepelijk slachtoffer zijn geworden, kan nimmer
worden hersteld. Gedane zaken nemen ook dit
maal geen keer en het is nu dan ook zaak om
onze aandacht te richten op het heden en op alles
wat zich daaruit kan ontwikkelen. Ten goede en
ten kwade.
Bijzonder belangrijk is in dit licht bezien de
groepen der VOLWASSEN OF HAAST VOL
WASSEN ALLENSTAANDE MANNELIJKE
JEUGD. Ongeacht of zij hier arriveren uit Indo
nesië dan wel uit Nw.-Guinea.
Het eerste vraagstuk van overwegend belang
is: de definitieve huisvesting der jongelui. Voor
lopig worden zij allen ondergebracht in het jeugd
opvangcentrum aan de Parklaan in Scheveningen.
Dit duurt niet langer dan een week of zes daar
't tehu'S dan weer leeg moet zijn voor de volgen
de „bootzending" van overzee. Deze keuze is een
verre van eenvoudige zaak daar hieraan een nog
al veel omvattend persoonlijk onderzoek vooraf
gaat, dat de verantwoordelijke instanties een zo
du'delijk mogelijk beeld moet geven over:
le. de gezondheidstoestand der betrokkenen.
2e. hun karakters.
3e. het genoten (of niet genoten) onderwijs.
4e. hun financiële omstandigheden, en last but
not least,
5e. hun godsdienstige gezindte.
Rekening houdend met dit alles wordt een zo
passend mogelijke huisvesting gezocht in een ge
zin en wordt moeite gedaan vcor een geschikte
werkkring en/of een verdere opleiding.
Vele jongelui gaan spoedig de militaire dienst
in wat voor de eerste 1^ a 2 jaren alle vraag
stukken voorlopig oplost.
Zo op papier lijkt het allemaal door de deug
delijke en wijdvertakte organisatie die aan dit
alles ten grondslag ligt, van een leien dakje te
moeten lopen. En niet mag worden ontkend dat in
vele gevallen de integratie'' een bevredigend ver
loop heeft, d.w.z. de jongelui hebben zich volle
dig in hun werk of werkkring geschikt, doen daar
hun best, leren zich kleden en gedragen als hun
nieuwe Hollandse kennissen en collega s.
Het ziet er (aan de buitenkant) naar uit dat
de assimilatie zich voltrokken heeft en de Indi
sche Nederlanders geen vreemdelingen meer zijn
in het land hunner vaderen.
Doch bij een niet onbelangrijk deel dezer jon
gelui gaat de aanpassing met veel meer moeiliijk-
heden gepaard.
Ze komen in het .verkeerde gezin terecht dat
hun niet met voidoende begrip en hartelijkheid
weet tegemoet te komen voor wie ze zuiver en
alleen kostgangers'' zijn. Ze raken hun oude
vrienden en hun contacten met mensen uit het
hen zo vertrouwde Indonesi kwijt. Er doen zich
moeilijkheden voor met scholen of werkgevers;
geldgebrek doet duizend en een tot dan toe volko
men onbekende problemen voor hun ontstaan,
kortom de redenen die de aanpassing bemoeilijken
zijn waarlijk legio en vormen dan maar al te vaak
een handicap voor de betreffende jongelui. Het is
ongetwijfeld een maatschappelijke plicht van be
lang voor deze (meerderjarige) groep, die veelal
behoort tot het minder ontwikkelde deel, dat zij
niet losgelaten wordt. Uit zich zelf komen deze
jongens niet om raad en hulp en lopen grote kans
verdwaal j te raken in een omgeving waar zij vaak
niet in thuis horen en die het integratie proces in
ongunstige zin zou doen verlopen. Met een tijdig
toereiken van een begrijpende en helpende hand
zou dit ongunstig afzakken voorkomen kunnen
worden.
Door verscheidene levensbeschouwelijke orga
nen wordt ongetwijfeld aandacht besteed aan dc
nazorg van deze gerepatrieerde jeugd. Na het be
reiken van een bepaalde leeftijd, veelal na hun
21e jaar, zijn zij echter vrij in hun doen en laten.
Voor deze groep zou de nazorg dan meer moe
ten worden geschoeid op de leest van vrijwillig
heid.
Bovengenoemde jonge mannen beschikken vaak
niet over een hun bevredigend pied a terre, dat
hun buit2n hun werk een gevoel biedt van thuis-
zijn. In het bijzonder geldt dit voor die jonge
mannen die hier in het geheel geen familie heb
ben. En dit aantal is groter dan men op het oog
zou denken. Het zou daarom aanbeveling verdie
nen om (van particuliere zijde) een instelling te
scheppen die aan deze behoefte tegemoet komt. Dit
zou kunnen geschieden door het tot stand bren
gen van een centrum, dat behalve van recreatieve
aard, tevens een tehuis kan zijn, waar men ten
alle tijde op kan terug vallen, zoals elke zoon
hier te lande kan terug vallen op de ouderlijke
woning. Hier is zonder enige twijfel sterk be
hoefte aan. Wie te maken heeft met deze groep,
of er op andere wijze mee in contact komt, voelt
in gesprekken met hen telkens weer de hunkering
naar een plek waar zij begrijpende zielen kunnen
ontmoeten, waar zij met hun moeilijkheden terecht
kunnen, waar zij met raad en daad terzijde kun
nen worden gestaan en een sfeer vinden die hun
vertrouwd is. Dit besef dat men ergens terecht
kan, dat men ergens thuis komt, is een morele
factor van bijzondere, ja van onschatbare waarde.
En dit geldt niet alleen voor hen die in mili
taire dienst zijn, doch ook voor hen die reeds in
het arbeidsproces zijn ingepast of een aanvullende
opleiding genieten. Wij kunnen ons niet aaft de
indruk onttrekken dat een niet onaanzienlijk deel
van dezen, meer van hun leven zou kunnen ma
ken, ind en zij meer dan tot dusver gewezen werd
op bestaande mogelijkheden en op het gebruik van
deze mogelijkheden.
Enkele centrale punten in grote steden zouden
aan deze beslaande soms als onbestemde verlan
gens levende gevoelens in onze jongeren kunnen
voldoen, en hen kunnen terughouden van het zoe
ken van gezelschap cn amusement op plaatsen die
hiervoor minder geëigend zijn en waar deze jon
geren maar al te vaak geen geld voor hebben
waardoor zij in schulden geraken. Op deze wijze
zou dc nazorg die van zo eminent belang is, op
natuurlijke wijze kunnen geschieden, omdat de
jonge mannen (vrijwillig) binnen bereik blijven.
Wij brengen deze aangelegenheid met een zeer
bepaalde bedoeling onder de ogen onzer lezers
omdat het ons wil voorkomen dat hier een tot
nu toe niet onderkende taak ligt voor dc grote
groep der reeds langer geleden gerepatrieerde Ne
derlanders -ovcr-zee om hier GEZAMENLIJK de
schouders onder te zetten.
De regering en de levensbeschouwelijke orga
nen doen véél, heel veel, maar het is niet meer
dan onze natuurlijke plicht een „missing link" op
te vullen en als „geïntegreerde" gerepatrieerden
naast deze worstelende nog niet„geïntegreerde"
jeugd te staan!
A. de Grave-Terwogt.
Noot.
Reacties hierop worden gaarne ingewacht bij
de redactie van ..ONZE BRUG", Franklinstraat
106, tel. 637786.
STICHTING „ONZE BRUG"
gevestigd te 's-Gravenhage.
Alg. Voorzitter: A. G. de Grave-
Terwogt.
Secretaris: W. E. Samson.
Penningmeester: Mr. A. de Grave.
Redactie: A. G. de Grave-Terwogt,
Franklinstraat 106. Den Haag.
Administratie: W. E. Samson, Nas
sau Di.lenburgstraat 3, Den Haag.
Pos giro No. 6685.
Juridisch adviseur:
Mr. L. R. A. vanBeem.
Commissarissen van de Stichting
„Onze Brug" in Nieuw Guinea:
H. Brandenburg v. d. Gronden,
Noord wijk - HOLLANDIA
G. L. E. Godijn,
Noordwijk - HOLLANDIA
Voor copie, abonnementen en ad
vertenties in Nieuw Guinea wende
men zich tot bovengenoemde perso
nen en adressen.