- odenlijn km II 'ëii Singapore 8 Vlooienbetcn, mazelen en overgangsjaren óAoivroom" Qen episode uit de i!Siameeó - ~~Burmeóe cdtel door ^f-uieö eoquillier^ (Vervolg IV) Vanzelfsprekend volgde op ons debarkeren het gebruikelijke „tenko", waarna wij door de ons begeleidende bewakers werden overgedragen aan een Japans sergeant-majoor die ons onmiddellijk in een half dozijn legertrucks stouwde. Het eerste wat ons opviel was, dat de wagens werden bestuurd door geallieerde lotgenoten en zoals wij naderhand konden preciseren, door „Aussies". Tijdens de rit door de stad konden wij constateren dat er betrekkelijk weinig was vernield door oor logsgeweld en dat dus volgens onze eerste impul sieve verondersteling deze veste, blijkbaar zonder noemenswaard verzet aan de vijand was over geleverd. Sjaak van D'ijck kon dan ook niet nalaten tegen de chauffeur van onze truck op te merken dat hij er een eigen mening op nahield van Albicns fiere bewering eertijds: Singapore will not fall Sin gapore shall not fall! Met de sigaret tussen de lippen knauwde de toe- gesprokene over zijn sdhouders: Sorry mate, I'm not British! Verder vernamen wij dat het doel van de tocht „up-country" was, een groot barakkenkamp nabij de Changi-jai'l en dat er „plenty of food" was. Langs een goed onderhouden weg door een heu velachtig land-schap reden wij een goed anderhalf uur later een soort poort binnen. Deze toegang werd bewaakt door twee, met stokken bewapende, gebaarde Sikhs. Later hoorden wij dat vele van hen uit het toenmalige Britsch Indische leger naar de Jappen waren overgelopen na de capitulatie der Britten. Dit in tegenstelling tot de Gurkha's die Alb'on trouw bleven. jWET enorm uitgestrekte kamp, waartoe ook een groot hospitaal behoorde, stond practisch onder Britse 'leiding. Bij hun gratie mochten onze offi cieren hun matje spreiden in een leegstaand stenen gebouw en wij werden in voormalige vlooienrijke koelie-barakken ondergebracht. De avond van aankomst waren wij te gast in de keukens van onze geallieerde lotgenoten. Sedert onze gevangenschap hebben wij niet zo over vloedig en smakelijk gegeten, of zoals één onzer het uitdrukte: gebunkerd en getremd. Met ontzag keken wij naar de menu-kaart van de week, be vestigd aan de ingang van de keuken en waarop de woorden meat, beef en sweetpies veelvuldig voorkwamen. Tfouden wij ook dezelfde menage krijgen? was het eerste en enige probleem dat ons kwelde tij dens het „bunkeren". Mn.gr de overdaad en vraatzucht brak ons zwaar oo gedurende de komende nacht. Alom weerklonk toen kreunen gevolgd door haastige voetstappen en daarna borrelende knettergeluiden. En in deze fluwelige tropennacht onderging het terrein rondom de barakken een natuurlijke bemesting als nimmer tevoren. Inderdaad bleek de menage stukken beter dan ooit verstrekt in de vorige kampen, alhoewel toch heel wat minder dan die van onze Britse wapen broeders en lotgenoten. De discriminatie -ging niet uit van de Japanse be zetter; die verstond zich wat kampzaken betrof uitsluitend met de Britse kampleiding. Het waren de Britse bondgenoten die ons declasseerden. Misschien of welhaast zeker zou zulks niet het geval zijn geweest als onze officieren zich maar een flinker houding hadden durven aanmeten jegens hun Britse collega's. Inderdaad hoorden wij dat er bij een later komende troep een KNIL- officier was die „op z'n borst dorst te rammen" en toen voor z'n jongens" ook dezelfde rechten verkreeg. Met dat al hadden wij hier toc-h een herenleven vergeleken 'bij de chronische ondervoeding en sla venarbeid voorheen. Het corvee bestond uit bin nendienst: schoonhouden van latrines of reparaties aan de gammele barakken, en buitendiensten: wer ken in de moestuin van de Jap of transporteren van zieken van en naar het hospitaal alsmede het delven van graven. Het hospitaal was een fraai gebouwencomplex hoog in het heuvelterrein, en Sjaak en ik 'hebben het genoegen beleefd in dit ziekenhuis te zijn opgenomen. Het waren de beste maanden van heel onze krijgsgevangentijd. Hoe het ons gelukte er zo lang te verblijven, geschiedde als volgt. Wij waren ternauwernood enige weken in het kamp of vanaf onze enkels tot op dij-hoogte vertoonden zich een dozijn of wat etterende zweertjes. De verpleger die ons in het kamp op de barak be handelde kon er geen wetenschappelijke verklaring voor geven en twijfelde in zijn diagnose tussen v'looierrbeten, mazelen en overgangsjaren. Wij kregen dan een likje vaseline en het advies maar flnk te eten. Naar mijn vermoeden was juist dat laatste de oorzaak van de kwaal, tenminste zcals wij toen dat eten opvatten. Sjaak was eigen lijk de veroorzaker, of juister de auctor intellec tualis van deze lijdensgeschiedenis. Kijk, zo sprak hij op de derde dag van ons verblijf, rijst en groenten groeien overal in de tropen en zijn dus altijd verkrijgbaar, zogezeid is dat volksveermaar vlees, enfin, dat weet je wel, kreeg je niet alle dagen en zul je misschien straks ook niet meer krijgen. Laten wij dus daarvan een behoorlijke reserve fokken in onze body, in dien ook maar enigszins mogelijk! Sindsdien aten wij niet anders dan vlees, hoofd zakelijk bevroren schapenvlees op diverse wijzen toebereid. Wij schuimden alle Australische en Engelse keu kens af en boden onze diensten aan als- vaten- wassers, houthakkers of groentensdhoonmakers. Als enig honorarium bedongen en accepteerden wij uitsluitend een behoorlijk portie vlees. Bn bij thuis komst in de barak hadden wij elke avond een 'be hoorlijke hoeveelheid vlees, die wij vanzelfspre kend ook met onze kongsiegenoot Peter Simon deelden. Hij nam echter nooit meer dan een be scheiden deel, d.w.z. vergeleken bij het quantum dat wij verslonden. En deze leefwijze is naar mijn stellige overtuiging de oorzaak dat toen eerst onze benen pafferig-dik werden, en daarna kwamen die wondjes die allengs tot afzichtelijke rauwe kratertjes uitgroeiden. Ten leste werd het zo erg dat wij letterlijk niet meer Iconden gaan of staan.Toen volgde opname in dat mooie, paleisachtige Ohangi-hospitaal. Het was als een sprookje na a'l wat wij hadden doorgemaakt. ,flTEL je voor: liggen in een echt stalen ledikant d*zónder wandluizen mét propere lakens; eten uit een heus bord, en bij avond electrisch licht. Geen tenko en corvee-ellende bij het ontwaken, doch een verpleger die je 'behulpzaam was met wassen en daarna het ontbijt op bed serveerde. Verder werd de dag doorgebracht met lezen, schaken of bridge, met als enig pijnlijk intermezzo het reinigen en opnieuw verbinden van dé wonden. En dan een -heel belangrijk iets: de nieuwsvoor ziening. Blijkbaar beschikte dit hospitaal over een infor matiebron die perfect functioneerde. Heel veel later pas vernamen wij dat een Eurazische verpleger connecties had met taxi-girls uit Singapore's voor malig nachtleven. Deze dames-van-plezier waren nu geëmployeerd bij het Nippons hoofdkwartier, en uit hoofde van hun beroep hadden zij wel eens medicamenten nodig. De verpleger op zijn beurt had uit hoofde van zijn beroep de mogelijkheid aan die zo gewenste medicamenten te komen. Een goed verstaander heeft dan verder aan een half woord genoeg. Vj A een verblijf van enige weken in dit lustoord, begonnen onze wonden te helen. Dat vonden wij helemaal niet prettig, althans niet in die tijd en omstandigheden. Maar een Gurkha die in onze zaal lag tengevolge van zware oorlogsver wondingen, schafte raad toen hij zag dat wij kennelijk geen haast hadden met de genezing. En zo kon het gebeuren dat wij 'bijwijlen in de avon-d „per ongeluk" -misstapten tijdens een bezoek aan de urinoirs. De volgende ochtend bleken de zo mooi-helende wonden dan opieuw geïnfecteerd. Toen kwam het gerucht dat ons contingent bin nenkort wederom verder moest trekken en hoorden wij voor het eerst de namen van vermoedelijke eindbestemming: Siam en Burma. De zucht naar avontuur en solidariteit met onze in het kamp achtergebleven kongsiegenoot 'begon te spreken, -met uiteindely-k resultaat dat wij binnen een week als hersteld naar de barakken weerkeerden. wordt vervolgd. TT»! biedt u <~3$aclio-tceótellen<=> die het wereldgebeuren bij u in de rimboe brengen -upó met de nieuwste songhits ^Coeikaóten^ onontbeerlijk voor het conserveren van de schaarse levensmiddelen iectrióclxe apparaten en }anó - die het leven comfortabel maken

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1957 | | pagina 8