Toelichting door Mr.
L. ft. A. van fteem
T&cutn-Cu/Ohd
6
CENTRUM NEDERLANDERS UIT
INDONESIë.
Op de Forum-avond van het Centrum Neder
landers uit Indonesië, kortweg C.N.I. genoemd,
gehouden op 28 maart 1957, opende de voorzitter
de heer P. G. Dessauvagie de avond met een
korte rede, waarin hij de aanwezigen welkom
heette en een beroep deed om onze Indische jonge
ren die hier geen tehuis hebben, een pied a terre
te verschaffen. Een hartelijke opname in het Hol
lands-Indische huis, waardoor zij een steunpunt
krijgen in het leven, zou menige jongen op het
goede pad houden.
AylERNA ving Dr. W. A. Veenhoven (histori-
cus) zijn belangwekkende causerie aan over
volksplantingen in het voormalige Nederlands-
Indië. In een levendige voordracht deed de spre
ker de historische figuren als Coen en Daendels,
weer opleven. Geestig, sprankelend, doorspekt van
historisch verantwoorde anecdoten, riep hij die
verre tijd weer in het geheugen terug, schilderde
hij in wartn-menselijk coloriet het leven in die
dagen, jammer dat de tijd drong, zodat het tweede
deel van de causerie de jaren na 1900 voor
een volgende Forum-avond bewaard moest blijven.
Cadeau krijgt hij het niet, want daarvoor was
het gebodene te goed!
JOA de pauze gaf Mr. L. R. A. van Beem een
toelichting betreffende het streven van het
C.N.I. Wij geven het hiernaast in extenso, opdat
ieder die zich voor het C.N.I. interesseert, zich
hierop beraden zal. 25e verdient de volle aandacht.
Rondvraag
Hiervan werd druk gebruik gemaakt, want het
onderwerp de Alg. Ouderdomswet, was voor
velen van vitaal belang. De heer Dessauvagie be
antwoordde de vele vragen over dit onderwerp,
alsook de vragen inzake belastingvraagstukken.
Het bestuur dat voorlopig was samengesteld
door de heren Dessauvagie, Mr. A. de Grave en
Mr. L. R. A. van Beem, werd nog aangevuld met
de heer H. Bar.
Het geanimeerde debat stempelde de avond tol
een goed begin van een moeilijke opdracht: de
samenbundeling van tropen-Nederlanders.
Vervolg van pagina 5
DE ALGEMENE OUDERDOMS-
VERZEKERING
Tenslotte regelt het Koninklijk Besluit van 18
december 1956 No. S627, betreffende de Algemene
Ouderdomswet, de gelijkstelling van niet-Neder-
landers met Nederlanders. Deze gelijkgestelde Ne
derlanders komen, na het bereiken van hun 65e
jaar in aanmerking voor het ouderdomspensioen,
indien zij:
le. na het bereiken van de 20-jarige leeftijd ge
durende tenminste 15 jaar al dan niet onaf
gebroken binnen het Rijk hebben gewoond;
2e. vanaf hun 60e jaar tot aan hun 65e jaar on
afgebroken binnen het Rijk hebben gewoond.
in een volgend artikel zal deze Ouder
domswet wederom onder de loupe worden
genomen. Desniettemin zal steller dezes
gaarne llw schriftelijke vragen beantwoorden.
Overigens zal U gaarne, na afspraak, mon
deling diverse adviezen inzake alle belastin
gen te zijnen kantore Copernicusstraat no. 116
(telefoon no. 634285) gratis worden ver
strekt.
P. G. Dessauvagie.
Spreker begint met te memoreren, dat slechts
diegenen uit Indonesië, die thans reeds 40 jaar
of ouder zijn, zich kunnen herinneren, dat men
óók in de Tropen ,,aan politiek deed Er was
in Insulinde reeds een begin van democratische
„volksvertegenwoordigingmede gegrond op vrije
verkiezingen. Dit groeiend democratisch stelsel
werd echter in begin 1942 door de Japanners weg
gevaagd, en sindsdien heeft er voor de Nederlan
ders in Indonesië geen kiesrecht (stemrecht) het
bij uitstek kenmerkende beginsel der ware demo
cratie, mits in werkelijke vrijheid uitgeoefend
meer bestaan. De jongeren, onder ons zijn dan ook
doorgaans politiek ongeschoold, hetgeen zeer te be
treuren is, want hier in het vrije en democratische
Nederland behoort men, als goed staatsburger, be
wust aan het maatschappelijke leven deel te ne
men door van de democratische rechten gebruik
te maken en zich niet te onttrekken aan de ver
plichtingen, welke een dergelijk staatsbestel op de
burger legt.
|j Dit heeft het Comité C.N.I. doen besluiten de
spreker uit te nodigen tot het houden van dit „po
litiek praatje", zulks ter oriëntering van velen
onzer inzake deze vaak niet gekende en onbe
grepen levens-sector.
Allereerst rijst dan de vraag, waarom wij, Ne
derlanders uit de Tropen, ons „politiek" positief
en terdege hebben te scholen. Het antwoord op
deze vraag kan zeer kort zijn: „Indien wij ons
niet met de politiek bemoeien, dan bemoeit de
politiek zich met ons". Dit wil zeggen, dat
indien wij geen gebruik maken van onze democra
tische bevoegdheden het zeer waarschijnlijk zal
zijn, dat er culturele, sociale, economische of fi
nanciële maatregelen tot stand komen buiten
onze mening om, welke maatregelen mogelijk voor
ons funest of minder aangenaam zijn, m.a.w. dat
heL dan zal gaan „over ons" doch „zonder ons
Om maar één facet van ons maatschappe
lijk leven te belichten, merkt spreker op, dat
men in Nederland tot voor kort gemeend
heeft, dat de „welvaartstaateeuwig zou
duren. Het gevolg hiervan is o.m. geweest,
dat in de laatste jaren de Overheid meerdere
taken uit het maatschappelijk leven tot zich
heeft getrokken en dat de ene loonronde de
andere is gevolgd. Het geld kon gewoon niet
op, maar het resultaat is slechts geweest: een
wedloop tussen lonen, en prijzen en een drei
gende inflatie door geld ontwaarding, alles
ten nadele van de gewone consument en meer
in het bijzonder van de „vergeten groepen'
die geen deel hebben gehad bij de verdeling
van de „welvaart-taart". En velen onzer be
horen tot deze „vergeten groepen
Deze „welvaart-staat" is echter slechts een
„droom" gebleken, en het is „bestedings-bepcr-
kingen" (leest minder geld voor de consumptie)
en „belasting-verhogingen (leest minder geld
voor de consumptie), dat de klok thans slaat. Er
dreigt zelfs gevaar voor de werkgelegenheid. En
de moesten onzer zijn werknemer, zodat wij in dit
proces met of zonder onze wil betrokken worden.
Op deze moeilijkheid behoren wij ons ernstig
te beraden en elk onzer zal hebben mede te wer
ken aan de bestrijding van de dreiging ener te
ruggaande welvaart .waaraan wij zo „gewoon
zijn geraakt. Indien wij in de gepasseerde jaren
inderdaad te veel hebben „geconsumeerd", dan
zullen wij ons nu enige „beperkingen" hebben op
te leggen. De tengevolge van de door de Rege
ring voorgestane investeringsbeperkingen, in het
bedrijfsleven in de eerste plaats, doch ook bij de
Overheid, zullen wellicht tot „personeels-beper-
kingen leiden.
En wie zijn dan de eerste slachtoffers? Ver
moedelijk wij, tropen-Nederlanders, omdat
wij hier in Nederland de „baroes" zijn, de
nieuwelingen, die toch niet medetellen in de
heersende machts- en krachtsverhoudingen.
En waarom tellen wij niet mede? Eenvoudig,
omdat wij niet ais „eenheid" georganiseerd
zijn en daarom in de „politiek" niet bestaan.
Hierin schuilt voor onze maatschappelijke po
sitie een niet te onderschatten gevaar. Hij,
die staat, zie toe, dat hij niet valle. Hoe vaak
wordt voorts door gerepatrieerden niet met
bitterheid de verzuchting geslaakt, dat er dis
criminatie bestaat t.a.v, Indische scholing en
voorpraktijk. Mensen, die in ïndië verant
woordelijke posities hebben bekleed, moeten in
Nederland op oudere leeftijd genoegen nemen
met een baantje, dat „onder de maat" is. Het
heet dan, dat de gerepatrieerde zich eerst in
het Nederlandse werk-systeem moet „aan
passen" en dat hij daarom op de onderste
spori van de maatschappelijke ladder moet
beginnen. Alsof men in Indië uitsluitend ge
leerd heeft met de linkerhand te werken.
Krijgen wij, tropen-Nederlanders, hier te lan
de wel een eerlijke kans om te tonen, wat
wij waard zijn?
Q N' dit verband rijst voor spreker de vraag:
Hoe moeten wij, tropen-Nederlanders, ons
organiseren om onze invloed in het spel der maat
schappelijke krachten en machten te doen mede
tellen.' Het is toch duidelijk, dat wij slechts een
vinger in de maatschappelijke pap kunnen krijgen,
ind.en wij een maatschappelijke vinger bezitten,
d.w.z. indien wij over een eigen orgaan beschikken.
Organen in ons huidig staatkundig leven
zijn de politieke partijen, zodat de gestelde vraag
ook aldus kan luiden: Bij welke politieke partij
behoren wij ons aan te sluiten.'
De beantwoording van deze belangrijke vraag
hangt van vele factoren af: in de eerste plaats
van onze geestelijke en materiële instelling. Wij
hebben o.m. de navolgende keuze(n): vóór con
fessie, voor humanisme of vóór atheïsme; vóór of
tegen staats-socialisatie, m.a.w. vóór of tegen een
loon- en prijsvorming; vóór persoonlijke econo
mische vrijijhijeid en verantwoordelijkheid of vóór
collectivisme zonder persoonlijke verantwoorde
lijkheid; vóór het vrije individu of vóór de
massa-mens, enz. enz. en last but not least:
voor nationaal belang of vóór groepsbelang.
De keuze is inderdaad niet gemakkelijk, vooral
niet voor hen, voor wie de politiek terra incognita
is. En de keuze wordt niet vergemakkelijkt dooi
de omstandigheid, dat de „doelstellingen" van
meerdere partijen niet in overeenstemming zijn
met haar „praktijk-uitoefening". De zg. partij-pro
gramma's zijn voor ons dan ook geen onfeilbare
leidraad, omdat wij ons op de harde werkelijk
heid hebben in te stellen. Toch moet er voor onze
groep een basis voor onze politieke keuze te vin
den zijn, en die is er ook, aldus spreker. Wanneer
wij onze groep bezien, dan merken wij, dat wij
enige goede tradities bezitten, welke in verband
met onze maatschappelijke positie onze keuze
in negatieve zin vereenvoudigen.
In de eerste plaats zijn er onder ons zeer weinig
„ondernemers", zodat een samengaan met de Par
tij voor Vrijheid en Democratie ons weinig be
looft. Anderszijds bestaat er onder ons, dank zij
onze tradities, slechts een uiterst geringe belang
stelling voor het communisme, zodat ook de
C.P.N. voor onze keuze wegvalt.
De rol, welke de Partij van de Arbeid (met
steun van de C.P.N. en V.VD.) heeft gespeeld
bij het voor ons, tropen-Nederlanders, doen ver
loren gaan van onze levens- en bestaansmogelijk
heid in het toenmalige tropen-Nederland, is ons
pijnlijk bekend. Wij (en vooral onze langenoten,
die thans nog in Indonesië verblijven) ondervin
den daar ook nu nog de onaangename gevolgen
van. De mening van de P.v.d.A. ten aanzien van
Zie verder pagina 7