Minderwaardigheidscomplex „NEW GENE" 5 Transportondcrncming Hoofdvertegenwoordiger t van de Ford-automobielen en N. S. li. - motorrijwielen Scooters en Bromfietsen te Hollandia Noordwijk Reacties vseir lezers Er bestaan in onze volksgroep een aantal mis verstanden en verdachtmakingen, die onze groep (naar binnen en naar buiten) veel kwaad doen en oorzaak zijn van veel schadelijke en zells la- tale verdeeldheid. De twee ergste zijn: 1. een „echte-Indo" praat petjó en 2. een „echte-Indo heelt een minderwaardigheidscomplex. Beide opvattingen zijn FOUT en wij willen dat hier aantonen. Meer dan dat: wij zullen aantonen dat de man, die deze opvattingen huldigt, mogelijk zelf leidt aan een minderwaardigheidscomplex, althans blijk geeft van een ernstig gebrek aan culturele ontwikkeling. Op de eerste plaats hebben bovengenoemde qua- lificaties van de Indo ertoe geleid dat velen het begrip Indo zijn gaan minachten. In de taalwe tenschap heet dat: het woord „Indo heeft een determinerende tendens. Zij, die zich wensen te distanciëren van dit minderwaardig Indo-begrip, zijn zich met veel zorg de betiteling „Indische Nederlander" gaan aanmeten, tien woord dat niet fout is, maar op den duur iets fatsoenlijks is gaan aanduiden: „Ik ben Indische Nederlander, maar die vent daar die zo petjó praat, is Indo. Wanneer wij echter deze twee personen naast elkaar zetten, de Indische Nederlander en de Indo, dan merken wij noch staatkundig, noch biologisch enig verschil. Ja. vaak heeft juist de Indische Ne derlander meer Indonesische inslag in zijn bloed dan de Indo. Waar zit dus wél het verschil in? In het milieu. Vaak komt de Indo uit een heel nederig milieu en de Indische Nederlander uit beter gesitueerde kringen. Onder Hollanders zou dat verschil te tekenen zijn tussen een eenvoudig boertje of vakarbeider en een bewoner van b.v. Oud Wassenaar. Ot. een Hollandse jongen uit een eenvoudige buurt en een Hollandse jongen uit een nette buurt. Maar denkt u soms dat welke Hollander uit welke nette buurt ook de Hollander uit volksbuurten minder Nederlander noemt? Of beweert dat deze kleine man met zijn confectiepakje an het Neder landerschap in discrediet brengt omdat hij plat praat? Niet in het minst. Wie de Nederlandse taal *«n de Nederlandse volksgebruiken bestudeert, zal merken dat hier juist een grote verdraagzaamheid heerst t.o.v. elkanders taal, dialect of zelfs jargon» Ettelijke boeken behoren tot het puikje van Ne derlands literatuur, die van a tot z in streekdialect geschreven zijn. Een man als Johnny Jordaan of Rijk de Gooyer wordt niet geminacht om zijn „plat Nederlands" en elke schrijver zal, als de omstan digheden dit vereisen of de aard van zijn stuk dit vraagt, zich zo natuurgetrouw mogelijk bedie nen van de taal der personen, die ten tonele worden gevoerd. Niet alleen kent de Hollander ten aanzien hiervan een grote verdraagzaamheid, maar ook waardering en vaak zelfs bewondering. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor Duitsland, Frankrijk, Engeland, België, kort om alle ontwikkelde beschaafde volken van Eu ropa. Niet aldus de Indo-Europeaan,, die zich be ijvert om zijn beschaafdheid op te hangen aan het qebruik van een taal die in werkelijkheid niet eens bestaat! Want het GESCHREVEN Nederlands, dat de Indo bij voorkeur spreekt, wordt nergens in Holland zuiver gesproken. Dit is een soort theoretische taal, die in de taalwetenschap het A.B. (Algemeen Beschaafd) genoemd wordt. Er is praktisch geen Nederlander, die deze taal dage lijks hanteert. Aan zijn woordkeuze, uitspraak, tongval kan men elke Nederlander na enige oefe ning herkennen als een Mokummer, Hagenaar, Rotterdammer, Limburger, Zaanstreekbewoner, enz. enz. En niemand die zich daarvoor schaamt. Men zal Hollanders onderling nooit horen ruzie maken of elkaar honen om slecht taalgebruik. Ja, vaak merkt men dat de man uit betere kringen zich „neerbuigt" naar de man die een achter buurttaaltje spreekt om hem een gevoel van on behagen of schaamte te besparen. Een schrijver als Carmiggelt doet ons vaak vergeten dat zijn Petjó Indisch dialect dat in verschillende streken van Indië weer anders gesproken wordt; milieu-taal bij uitstek. kleine mannetjes eigenlijk plebejers zijn, omdat hij mèt hun taal hun menselijkheid naar voren brengt. Wie uit liefhebberij of voor zijn vak taalweten schappen heeft gestudeerd, weet ook wel dat juist deze regionale en buurttaaltjes levende bron nen zijn van levende taal, terwijl het A.B. zich nooit spontaan verrijkt en nieuwe woorden al leen maar krijgt door overname uit een andere taal (helicopter) of doelbewuste „fabricage' (hefschroefvliegtuig)Wie met eenvoudig volk omgaat zal echter tot zijn verbazing opmerken dat bij deze lieden nieuwe woorden ontstaan zijn, die erg populair zijn en hun taal iets welbewusts en levends geven. Zulke woorden zijn b.v. tem" voor mooi eni „kofer voor „stand Bij het A.B. daarentegen treedt regelmatig „taaimoeilijk heid" op, omdat namelijk het leven voortgaat en steeds nieuwe begrippen en ideeën ontwikkelt, waar nog geen woorden voor bestaan. Wat doen wij dan? Deze woorden „lenen van een andere taal. Wie het taaltje van een beschaafd sprekende Nederlander opschrijft en daarin aanstreept wat uit een andere taal komt, zal tot zijn schrik mer ken dat deze nette heer practisch even „slecht" spreekt als de kleine Indo, die ook veel woorden ontleent aan het Maleis en aan Indische achter buurtjes. En hij zal ook nog merken dat deze heer soms achterbuurtwoorden uit een vreemde taal gebruikt om zijn eigen „Nederlands maar chiquer of cultureler te doen schijnen. Hij zegt b.v. „rififi" in plaats van „geld en dat woordje „rififi" is voor Parijs hetzelfde wat het woordje „poen" is voor Amsterdam. Maar deze „meneer" zal het woordje „poen" uit standsgevoel niet wil len gebruiken en als een Indo zegt „ping voor geld, dan trekt hij zijn neus nóg verder op en zegt: „Zo'n kampong-Indo!" Deze meneer ver kiest dus de kampong-Parijzenaar vóór de kam pong-Indo en noemt dat een bewijs van zijn Europeaanschap; Sterker voorbeeld van minder waardigheidsgevoel kunnen wij niet bedenken! In Nederland is dus de z.g. volkstaal NIET dood en wordt door niemand geminacht of doodge zwegen. Wie de Europese cultuurhistorie bestu deert, zal te weten komen dat onafhankelijkheid of zelfbewustheid van volken of volksgroepen vaak juist gestimuleerd is door het bewust pro moveren van een regionaal of „krom taaltje tot algemene taal. Zelfs de onontwikkelde Indischman kent als levende recente voorbeelden hiervan het Vlaams voor de Belgen en het Transvaals voor de Boeren. Maar wat doet de Indischman? Hij doet iets zeer merkwaardigs en doms en geeft daardoor blijk minder Europeaan te zijn dan hij voorgeeft. Hij hangt aan het „kromme" taaltje van een deel van zijn volksgroep het Europese prestige op van de hele groep. En beweert dus iets dat voor de Nederlanders zó zou luiden: „Die lui uit de Jor daan brengen alle Nederlanders in discrediet!" Hetgeen blatende onzin is. Wij kunnen ons in- denken dat b.v. Nederlanders in Parijs of Londen van elkaar zeggen: „Nu moeten we niet plat pra ten, anders krijgen deze buitenlanders een minne dunk van ons". Al is dat niet waar. Maar als deze vergelijking opgaat voor de Indische Neder landers in Nederland, dan bewijzen we hierdoor alleen maar dat we ons hier vreemdelingen voelen, ondanks het vaak gehoorde arrogante praatje van „Ik ben eigenlijk helemaal Europeaan!" Want als we ons werkelijk Europeaan voelden, dan zouden we net als elke Europeaan voldoende sociaal-cultureel besef hebben, om de dialecten in onze eigen groepstaal te bestuderen en het beschouwen als een erezaak dat er tenminste één taalstudie bestaat, die de Europeaan in Indonesië betreft. NATUURLIJK willen wij niet zeggen dat iedereen nu maar braaf te pas en te onpas het zó moet gaan uitkramen. Op de eerste plaats zouden wij een ieder willen tarten dat te doen. Massa's In dische Nederlanders kennen het Indotaaltje even slecht als welk Nederlands streektaaltje ook. Zij moeten het dus NIET doen op straffe zich wéér belachelijk te maken. Laat ons gewoon menselijk zijn en van een ieder dulden zijn eigen spreekwijze. Laat ons ook bedenken dat deze „krom-pratende" kleine boengs 60 uitmaken van onze volksgroep en dat uit hun gelederen in tijden van nood en ongemak de sterkste en betrouwbaarste strijders voor een moedig voortbestaan spruiten. Oorlog en krijgsgevangenschap hebben tal van voorbeel den hiervan gebracht. En wie bijten in Nieuw Guinea nog steeds de spits af? Juist deze kleine mannetjes. „Onze Brug" mag ze bijzonder graag. „Onze Brug" heeft zich voorgenomen alle valse schaamte in deze af te leggen en onder zijn vanen te ver enigen alle ECHT LEVENDE MENSEN, onge acht hoe zij spreken. In de komende maanden zullen onze kolommen hiervan getuigen. Mijnheer de Redacteur, In uw laatste nummer schrijft u in het eerste atrikei op blz. 1 o.m. En wat doen we zelf eigenlijk meer dan ons willoos als een paard voor een wagen spannen en hopen dat het voer maar goed blijft?" U verwijt de groep Indische Nederlanders een levenshouding die anders zou zijn dan van de gemiddelde Nederlander. Dat is niet waar. Ook de gemiddelde Nederlander laat zich willoos voor b.v. „Drees" wagen" spannen en hoopt dat het voer maar goed blijft. En eigenlijk doet elk volk of volksdeel dat. Wij slaan zeker geen slechter figuur dan de gemiddelde Europeaan. Voor ons, die gekozen hebben, hier te blijven, schiet er overigens niets anders op over! K. Blaauw. De feiten van alle dag bewijzen dat de inzender ongelijk heeft. In heel Europa en in het bijzonder in Nederland wordt ijverig „politiek bedreven zo niet door het hele volk, dan toch door op merkelijk grote groepen van de samenleving. Wie b.v. alleen maar luistert naar zijn kapper of naar sommige gesprekken op de tram, merkt wel dat men zich positief uitspreekt over de waarde van de huidige regering. En in elk geval spreken de kranten, die alle min of meer achter een bepaalde partij staan, dagelijks hun mening uit over de huidige en de in de toekomst te volgen politiek. Maar niet alleen dat. Ook in ondergeschikte zaken is men veel actiever. Zo zijn b.v. veel openbare meetings en protestvergaderingen gehouden tegen de verhoogde huishuren. En verder staan in elke dagbladrubriek van ingezonden stukken ettelijke brieven, die duidelijk demonsteren hoeveel inte resse men heeft in de politiek. De doorsnee Ne derlander staat juist niet willoos toe te kijken en grijpt op zijn minst kordaat naar de pen. Gaan wij daarentegen na hoeveel grieven door Indische Nederlanders worden te berde gebracht in onderlinge gesprekken en hoe weinig daarover in de pers te lezen is, dan kunnen wij weer niets anders doen dan vaststellen: ons actief aandeel in de algemene gang van zaken is nihil.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1957 | | pagina 5