OUDERS EN KINDEREN FaNIMROD 4 ALLEEN MAAR IK? Wapenhandel NIMROD heeft ten gerieve van de jagers vaste maandelijkse aanvoer van alle soorten munitie; alsook geweertoebehoren. Verder ont vangen wij de schitterende KRICO HORNET alsook de KRICO Cal 22, de Belgische Enkelloops, dubbelloops VERREES wapens met garantie en prachtige Spaanse gladloopgeweren met Holland 6 Holland sluitingen. Wij hoeven er onze ogen niet voor te sluiten: de gaping tussen ouders en kinderen, tussen hui dige en komende generatie, wordt steeds groter. Ook de dooddoener: „Ouders en kinderen hebben elkaar nooit begrepen; waarom nu wel?" is maar een schijn-sofistisch praatje, dat óf ontheft van verantwoordelijkheid óf de deur openzet naar ri goureuzer dwangmiddelen. Beide houdingen ver groten de afstand tussen ouders en kinderen nóg verder. Ook is het verkeerd dat gezinnen, waar de verhoudingen wél goed zijn, zich niet bekom meren om wat er elders verkeerd gaat, want in de onderlinge omgang van kinderen wreken de fouten elders zich ook hier. En als er sprake is van een algemene maatschappelijke afglijding, dan v/orden de goede gezinnen er óók door getroffen. Belangstelling voor het opvoedingsprobleem kan niet egoïstisch zijn en moet een actief en breder karakter dragen. Als dus in de laatste tijd in de pers regelmatig het „nozem-probleem" aan de orde gesteld wordt, dan is dat ook een zaak die óns aangaat. Welke hou ding nemen wij -Indische Nederlanders -- hier tegenover aan? Of steken wij evenals in zoveel andere sociale en politieke zaken in ons nieuwe vaderland de struisvogelkop maar liever in het zand? Is eigenlijk voor onze jeugd de omschakeling naar een nieuw levenssysteem niet nog veel moei lijker dan voor ons? Is het verstandig om te zeg gen: „Ja, maar in Indonesië was het veel be roerder; laten we dus hier maar niet klagen!"? Want zoals vaker in deze kolommen gezegd: burgerschap is niet passief, maar actief. Veel Indische Nederlanders gedragen zich eigenlijk even dom als destijds sommige Europeanen die in Indië zeiden: „Bezit uw ziel in lijdzaamheid: bedenk dat gii in Indië (voor ons Holland!) zijt!" En t.a.v. het „nozem-probleem" dat vaak ook onze gezinnen aantast, zeggen wij dan: „Ja-illah tobat, wat ken je aaaan doen!" Hoe liggen de zaken eigenlijk in de wederzijdse onbegrijpelijkheden tussen ouders en kinderen? Worden er alleen aan de zijde van de jeugd fouten gemaakt? Of zitten er ook fouten bij ons, ouderen? Ja, heus wel! En welke zijn de ergste fouten? Eén fout is de allerergste, al schijnt zij ook on ontkoombaar. En dat is de fout van het Europese scepticisme. Waar hebben ouderen nu nog hoop op of vertrouwen in? Waar is hun idealisme? Wie naar de gemiddelde ouderen gesprekken luistert, merkt al gauw dat er een voortdurende ontevre denheid of althans lauwheid is t.a.v. het leven in het heden. En een soort gelaten verwachting van wat de toekomst brengen zal. Het doorsnee- gesprek dat het kind van zijn ouders beluistert, is een depressief gesprek. Wat vele ouders dag in dag uit doen, is kankeren. Dit wordt maar niet zo lukraak gezegd. Wij ken nen een onderwijzer, die de leerlingen van zijn Mulo-klassen een opstel liet maken over „Mijn Vader". Hij kreeg 154 opstellen binnen, waarvan er slechts 2 (zegge Twee) waren die een en thousiast en loffelijk beeld gaven van een vader, die zich altijd opgeruimd met zijn kinderen bezig hield en in hun iets wakker' hield van prettige toekomstverwachtingen. Verreweg de meeste va ders schijnen zich bij de thuiskomst van het werk achter een krant te begraven en verder nogal stekelige opmerkingen paraat te hebben over de jeugd in het algemeen en zoonlief of dochterlief in het bijzonder. Meestal moet junior maar in zijn kamertje zitten met zijn huiswerk (en geen gijn- tjes). Hij (zij) moet maar eind Mulo halen zonder praatjes. Maar haast elke avond komt vaders gemopper voor de dag dat in deze beroerde tijd diploma's geen lor waard zijn en dat je beter schilleboer (c.q. inpakster) kan zijn. Doktoren zijn geen no bele mensen maar uitzuigers, advocaten geweten loze schurken en ingenieurs bedriegers die voor veel geld slechte huizen maken. Van de oude stimulae uit onze eigen oude tijd (word dokter, èm-èr of i-èr) komt dus bitter weinig terecht. De doorsnee-tendens van het doorsnee-gesprek is: „Het heeft weinig zin (voor pappie!) om zich in te spannen voor meer inkomsten want de prij zen gaan tóch mee omhoog en de belastingen roven te veel!" Daarbij wordt vooral in onze Indische gezinnen altijd met verrukking gesproken over die goeie ouwe tijd, die definitief voorbij is. En verder kan alles alleen maar slechter worden. Slechts in een hoogst enkel gezin wordt bij de jeugd het verlangen opgewekt en gestimuleerd om later toch naar de tropen te gaan. Voor al deze gezinnen waar de depressieve geest zo dominerend is, bestaat eigenlijk alleen nog maar een soort ontspanning in bioscoop, radio, televisie, waarbij men passief toeluistert of toeziet. Het gezin dat geld opzij zet voor een piano of een gitaar, bestaat zowat niet. Weinig ouders organi seren (zoals vroeger) huisfuifjes, waarbij men con tact heeft met de jongelui,, ze beluisteren kan en raadgeven. Als het huis zulke fuifjes niet toestaat, verenigen ouders zich evenmin om b.v. een lo- caliteit voor een avond te huren, waar men ge zamenlijk pret maakt. In elk geval ontbreekt prac- tisch overal de activiteit van de ouders. Daar staan tegenover de jongelui, die door hun jeugdige bravour actief zijn móeten. Hoe komen deze eindjes bij elkaar? Zo lang wij ouders er niet in slagen een groepsleven voor onze kinderen te creëren, zijn zij overgeleverd aan de straat met alle kwade gevolgen van dien. Zo lang wij ouders niet in staat zijn een nieuw idealisme te vormen, zullen onze kinderen richtingsloos door het leven gaan. Inderdaad, in dit artikel is niet gesproken over de vele gebreken van de jeugd zelf. Maar goed, waar wij als ouderen toch wijzer, verstandiger, ervarener zijn dan de jeugd, rust op ons een des te groter verplichting om in elk geval onze eigen fouten te cureren. Noblesse oblige, nietwaar? Adeldom verplicht. Als de ouders werkelijk zoveel beter zijn dan hun kinderen, rust op hen de plicht nieuwe wegen te vinden, niet op de kinderen. BETALING VAN ONZE BRUG (in Nederland) Geen postwissels. Plak (evenals bij de prijsvragen) vier postzegels a één kwartje op een gewone postkaart van 7 ct. en U bent abonnee voor vier achtereenvolgende nummers. Op de adreszijde komen dus: rechts: ons administratieadres: W. E. Sam son; Nassau-Dillenburgstraat 3, Den Haag. links: Uw eigen adres en de vier postzegels a één kwartje. Op de achterkant van de postkaart komt Uw verzoek om inschrijving als abonnee voor vier achtereenvolgende nummers. U kunt ook gireren: Ons gironr. is 6685. MAAR BEDENK ZELF TIJDIG WAN NEER DIE TWEE MAANDEN OM ZIJN EN U WEER EEN NIEUWE KAART OF GIRO MOET INSTUREN! Al met al blijven wij, Indische Nederlanders, ook zij die niet opvallen door hun huidskleur, door ons gedrag, onze spraak of onze tongval een duidelijk herkenbaar is, is onze band. Zelfs al verlooche- Deze geaardheid, die voor anderen zo duidelijk herkenbaar is, is onze band. Zefls al verlooche nen wij deze band en „hebben wij niets met me kaar te maken", zij bestaat. Helaas speelt het „niets met mekaar te maken hebbenbij ons een verbazingwekkend grote en eerlijk gezegd beschamende rol. Hollanders, Brit ten, Fransen hebben veel meer eenheidsgevoel dan wij. Hoe aanvechtbaar volgens velen de rol van Frankrijk in Algerije ook is, elke Fransman thuis neemt het op voor zijn kameraden in Algerije, en dat veroorzaakt een voor dit socialistische en anti- koloniale land een opvallend solide politiek ten opzichte van „de rebellen in Noord Afrika Het initiatief van Hollanders in andere delen van de wereld wordt thuis met grote belangstelling gevolgd en vaak financieel gesteund. Maar voor de Indischman schijnt alleen te be staan het „Ik doe wat ik goed vind en de rest kan. naar de maan lopen". Onze volksgroep is sinds de oorlog op een verschrikkelijke manier uiteengerukt. Indo's zitten verspreid over de hele aardbodem en wie uit Holland weg is, is uit het hart verdwenen. Weten wij hoe het gaat met onze broeders en zusters in Brazilië? In Canada? In de States? In Indonesië? Alleen wie er toevallig een familielid heeft wonen wisselt er eens in de twee maanden een brief mee en weet er oppervlakkio wat van. Wij hebben het oor vaak te luisteren gelegd bij mensen, die een familielid of vriend zagen emigre ren. En vaak kwam de gemiddelde reactie hierop neer: „O, ga je weg? Moet jij weten hoor! Maar ik blijf hier!" Over het algemeen zit de zaak zo, dat als pappie hier blijft, hij het logisch vindt dat ook al zijn broers en zusters en alle kinderen hier blijven. En wie anders doet. is niet goed snik. Maar wie HELPT er een bezoeker zijn beloofde land te vinden? Waarom kent de Indo-Europese groep geen adviserend lichaam dat speciaal de kansen voor INDISCHE Nederlanders goed uit zoekt? Door al ons egoïsme maken wij het leven voor onze soortgenoten maar nodeloos moeilijken lopen wij kans onze eigen toekomst te ver spelen. Ons blad hoopt in de nabije toekomst een band te stichten, een brug te leggen, die al deze interessen bijeenbrengt, sorteert en naar waarde behartigt. Want NU gaat alles nog goed, mensen. Net als in 1939 in Indië. Maar wie zal ons helpen als speciaal voor ons de nood aan de man komt? Dan zullen wij het zélf moeten doen. Omdat al leen wij precies weten wat wij aan kunnen en wat wij verlangen. En daarom wordt het hard tijd dat dit „alleen maar ik" verdwijnt en plaats maakt voor een solider „WIJ willen". WAPEN- EN MUNITIEHANDEL A C. Koch

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1957 | | pagina 4