WERKEND VERLOFGANGER
Dc schoonste triomf van den Indo-Detective
door Ucee
Wie het leven en de maatschappelijke positie van
de gemiddelde gerepatrieerde in Nederland goed
bekijkt, merkt dat hij eigenlijk net zo leeft als
vóór de oorlog tijdens het periodieke verlofje. Met
dit verschil natuurlijk dat hij a. werkt, b. minder
geld heeft dan toen, c. niet meer „terug" kan.
Alle drie verschillen zijn even zovele oorzaken
van onbehagen in min of meer erge graad. Wer
ken althans hier vindt niemand leuk, zelfs
de Hollander niet. Minder geld berooft ons van
de wijde spreiding van verlofsamusementen, die
het verblijf tóen zo prettig voor ons maakte en
betekent in feite: „minder onbezorgd leven", het
geen destijds juist de bijzondere charme was van
het verlof. En dan .tenslotte: het niet terug kunnen.
Zelfs de man die het hardst schreeuwt: „Ik wil
nooit terug!" gaat tawarren als je er ernstig op in
gaat. Want dan komen er allerlei „als-en" op de
proppen: Als Boeng Karnoof Als je rustig
kan werkenenz. enz. Dat vinden wij logisch,
maar in vergelijking met de normale Hollander is
dit evident anders, want die denkt eenvoudig
nóóit aan weggaan waarheen ook.
Hoe dan ook, door deze factoren zijn wij duide
lijk niet-Hollander en lijken wij méér op de ver
lofganger van voorheen.
Het is echter duidelijk, dat deze instelling fout is.
Want we zijn geen verlofganger meer. Onze maat
schappelijke bestemming is precies gelijk gewor
den aan die van alle andere Hollanders. Het per
centage Indischmensen die weg willen is te ver
gelijken met het percentage Hollanders die emi
greren willen. Het is een niet ter zake doend per
centage vergeleken bij de rest van het hier blijvend
deel van het volk.
Bekijken we de typische gewoonten van dit volk,
dan zien we dat men hier leeft met een duidelijke
gerichtheid op de toekomst. Die men zeker wil
stellen. Te dien einde werkt men er NU al aan
om dit verre doel later te verwerkelijken. Dit doet
(Vervolg)
Leo zag, hoe de vreemde jager zijn geweer van
de schouder nam, een patroon in de kamer schoof
en op een der kalongs mikte. Het schot weerklonk
en de vliegende hond viel zonder een kik te geven
als een steen naar beneden, vlak voor de voeten
van Leo.
Toen Brandhorst weer naar de jager keek, was
deze reeds op zijn rijwiel gesprongen: krachtig
trappend verdween hij over de brug.
„Is me dat schrikken geweest! Wat een vreemde
snoeshaan", vond Kees. „Hij had ons toch wel
kunnen waarschuwen, dat hij wilde gaan paffen!"
Leo bukte zich en bekeek de gevelde kalong
nauwkeurig; het bleek, dat het dier een kogel
door de borst had gekregen.
„Een meesterschot!1' zei Willem.
„Waarom had die man ineens zo'n haast", mom
pelde Leo.
„Hij was bang, dat ik voor hem een knieval zou
doen", spotte Kees. „Vooruit, Tjeroeroet, zwaai
de kalong maar mee en maak er voor mijn part
hazepeper, pardon, kalongpeper van!'
Overgelukkig raapte de Ambonuees het dier op
en hing het over zijn stuurstang. Vijf minuten la
ter zaten de drie vrienden weer in het zadel en
reden dezelfde weg op, die de vreemde jager in
geslagen had.
De ketanrijst scheen Kees goed bekomen te zijn,
althans hij zong uit volle borst het opwekkende
lied: „Laat de hele boel maar waaien, want de
aarde blijft toch draaien." De mensen op de weg
keken de vrolijke jongeling lachend na.
Leo echter was stil geworden, want telkens moest
hij aan de vreemde jager denken. Het stond bij
hem vast, dat deze met het neerschieten van de
kalong iets voor had. Als deze daad voortsproot
zucht om met zijn schutterstalenten te koop
men in samenwerking met gelijkdenkenden. Zo
zijn de politieke richtingen ontstaan. A gelooft
in een safe toekomst van Nederland met de PvdA,
B in een dito met de KVP, C in de AR, enz. Het
voortdurend waakzaam zijn voor deze partijbe
langen en het harde werken voor het bestaan der
partij tekenen het hele leven in Holland van
de Hollander. Want de gerepatrieerde Nederlan
der doet hier NIET aan mee.
Al deze politiek laat hem koud. Net zoals hij zich
in het oude Indië nooit met politiek d.i.bouwen
aan de toekomst gouverner c'est prévoir!) heeft
ingelaten, doet hij het hier ook niet. Dat deze vol
komen distanciëring van elke politiek hem het
„verlies van Indië" heeft bezorgd, beseft hij niet.
En dat dus alle distanciëring van politiek in Hol
land hem in tijd van nood wederom het verlies
van Nederland zal bezorgen beseft hij evenmin.
In feite is elke gerepatrieerde politiek-cultureel be
schouwd zo onmondig als een kind in het Euro
pese denken.
Net als in Indië baseren wij ons toekomstver-
trouwen op: abeloften van de regering, b. sparen
Naast al die Hollanders die naarstig als mieren
werken aan een gemeenschappelijke toestand, en
groepsgewijs hun karakteristiek aandeel daartoe
bijdragen, zit de gerepatrieerde toe te kijken en
zijn aandeel ALS INDISCHMAN is 0 (zegge en
schrijve: nul).
Terwijl juist wij, met onze haast internationale
levenservaring, onze grote kennis van het leven
van andere volken, kennis van andere zaken op
de wereld, zulke bijzonder nuttige Holland-mieren
kunnen zijn.
Als de Indischman die van ons streven hoort, ons
toevoegt: „Ik wil niets met jullie te maken hebben.
Dat wordt toch nooit wat!" dan zeggen wij: „Als
dat wérkelijk zo is, dan nog is ons STREVEN
goed geweest en getuigend van karakter en be
te lopen, dan zou hij niet zoveel haast gehad heb
ben om te verdwijnen. Trouwens, zijn gehele
houding beviel Leo niet. Waarom had hij zich
niet verwaardigd een van hun drieën aan te spre
ken? Bij hun eerste ontmoeting had hij hen toch
vriendelijk gegroet. Bovendien had het scherpe
oog van Brandhorst nog iets anders opgemerkt.
Toen de jager hen inhaalde, was de rand van zijn
vilten hoed niet neergeslagen, dat had Leo bij het
schijnsel van zijn carbidlantaarn duidelijk gezien
en toen hij de jager op de pasar terugzag, was
diezelfde rand wél neergeslagen! Heel diep zelfs!
Tot zover was hij met zijn overpeinzingen geko
men, toen hij door een onwillekeurige beweging
zijn stuurstang een andere richting gaf met het
gevolg, dat hij tegen de arme Kees opbotste, zo
dat de arme zanger zo lang als hij was op de
berm van de weg viel.
„Hei daar, hou je roer recht", riep Kees, terwijl
hij weer opkrabbelde en daarna onmiddellijk zijn
geweer nauwkeurig onderzocht, ,,'t Is een geluk
dat mijn geweer niet kapot is, ik zou compleet op
straat geweest zijn. Ja, ja van je vrienden moet je
het hebben", bromde Kees, terwijl hij op zijn
fiets sprong, die ook onbeschadigd bleek te zijn.
„Neem het me niet kwalijk Kees, ik heb het niet
met opzet gedaan!"
„Een schrale troost, maar, waar alles zo goed af
gelopen is, wil ik grootmoedig zijn."
Willem glimlachte.
„Zeg Knullebul, er valt hier niets te lachen. Als
die blaaspijp van jou nou eens dezelfde salto ge
maakt had, dan was ze in scherven gevlogen, be
grepen!"
„Kan niet geloven!"
„Een ongelovige Thomas ben je dus ook al. Ik
merk dat ik mijn vriendschap aan een verkeerde
geschonken heb. Aan mensen die nooit iets ge
loven heb ik tachtig, begrepen? Maar thans genoeg
gepraat; jongelui, afstijgen, wij zijn er. Onze fiet-
wust verantwoordelijk) Europeaanschap.
Maar als li erbij zit en niets uitvoert, en zelfs
geen cent inbrengt (wat li vroeger als verlof
ganger tenminste nog deed), dan bent U een dood
gewone parasiet!" En dat is precies datgene, wat
veel Hollanders terecht van ons denken. En
daar doet een hoge poeha-functie met veel salaris
niets aan af. Ons aandeel als burger is nihil!
DJATI EN EIKENHOUT.
In de krant staat een advertentie van de Bijen
korf waarin reclame wordt gemaakt voor de nieuw
ste Pander-meubels: We hebben die Deense
meubelen eens goed bekeken. Leuk, dat teak in
combinatie met eikehout
Ja, vooral goed kijken, dat teak doet het toch wel
goed met eikenhout samen. We hebben weliswaar
3J'2 eeuw in Indië gewoond bij de djatibossen,
maar we hebben daarbij altijd hardnekkig gezon
gen: „Eikehout is eikehout!" En gedacht: „En dja
tihout is djatihoutand never the twain shall
meet
Maar nou komt er een Deen en die combineert
die twee: echt chique, echt aardig, echt modern.
En omdat een Deen het zegt, zeggen we het ook
maar. Dat is wat je noemt „sloom denken". Wie
zei het ook weer: „ln Holland kommt alles immer
fünjzig Jahre zu spat"? Dat djatihout in combina
tie met eikehout komt in elk geval driehonderd
jaren te laat! Ha, die mensen die geloven in één
twee-drie-assimilatie, we hebben nog wel even de
tijd hoor, vóór wij djatibruine mensen harmoniëren
met de blankgewast eikehouten Hollanders!
MUSKIET
sen kunnen wij in gindse kampongwoning depo
neren!"
De huiseigenaar had tegen het in bewaring nemen
der rijwielen geen bezwaar, teminder daar hij wist,
dat Kees een royale blanda was; de vorige keer
had hij dat al ondervonden!
„Kees, trek jij je schoenen niet uit?" vroeg Willem.
„Ik denk er niet aan."
„Ik doe het wel!"
„Ja, jou zullen de slangen met rust laten. De ene
kraai pikt de andere de ogen niet uit, weet je!"
Vijf minuten later bereikten zij het jachtterrein.
Voor hen strekten zich de sawahs uit, die geluk
kig nog niet bewerkt bleken te zijn; overal was het
gras welig opgeschoten.
Nadat ieder uit de nieuwsgierige jeugd die was
toegestroomd om de blanda's met grote ogen aan
te gapen, een helper gekozen had om de patroon
tas te dragen en de neergeschoten vogels op te
rapen, betraden de drie vrienden de sawahs.
Plotseling vloog een snip voor de voeten van
Kees op.
„Goeie morgen", zei deze, legde aan en vuurde;
de vogel viel.
Ook Willem joeg een vogel op grote afstand op;
zijn schot kraakte, edoch, hij miste!
Kees maakte haast een luchtsprong.
„Zeg, die blaaspijp van jou is alleen geschikt om
er gaten mee in de lucht te schieten", spotte hij.
Op hetzelfde ogenblik vlogen er weer twee snip
pen vlak voor Kees op. Voordat deze de tijd had
om te vuren, deden twee kogels uit Willems ge
weer de vogels in het gras tuimelen.
Kees zweeg en keek een andere kant op!
Ook Leo had reeds enige schoten gelost toen hem
plotseling iets inviel.
„Katjoeng", zo wendde hij zich tot de jongen die
achter hem liep, „heb je geen andere jagers ge
zien?"
„Zeker toean".
„Hoeveel?"
„Twee."
„Hoe waren zij gekleed?"
„Een in het grijs. De andere in khaki."
Weet je ook waar ze naar toe gingen?"