EINDELIJK DE
JUISTE WEG
DE TAUKÉ
„O size Brug" - Avonden
3
Het kan niet worden ontkend, dat men gefaald
heeft om het met zoveel enthousiasme ingevoerde
woord „assimilatie, in verband met de gerepa-
trieerden voldoende duidelijk te omschrijven, zodat
het hanteerbaar is voor de gemiddelde gerepa
trieerde.
Aan tienduizenden Indische Nederlanders is te pas
en te onpas voorgehouden: „Gij moet assimileren.
Zet een streep onder wat is geweest en assimileer!
Assimileer en ge bent klaar!" Dit koor steeg op uit
autoriteiten, ambtenaren en particulieren, uit Ne
derlanders en Indische Nederlanders, uit kringen
van de wetenschap. Er werd zelfs een grootscheeps
onderzoek ingesteld naar de kansen en het verloop
van dit proces. Gewoonlijk verschijnt er na een
dergelijk onderzoek wel een rapport. Zo ook hier.
Men hoort echter niets meer van dit ISONEVO-
rapport. Voor het niet publiceren ervan zal de
Minister wel een reden hebben, al kunnen wij niet
begrijpen welke reden dat wel kan zijn.
Intussen is deze kwestie van het allergrootste be
lang voor onze mensen. Deze hebben het hier be
paald niet slecht. Integendeel voor een flink deel
zijn de levensomstandigheden wat men ginds zou
noemen „pantes". De toewijzing van woningen ge
schiedt in hetzelfde tempo als bij de woningzoe
kende hier. Weliswaar heeft de financieel afhan
kelijke gerepatrieerde daarbij geen eigen keus en
is ook de noodgedwongen tijdelijke opvang in con
tractpensions vaak zeer onbevredigend, maar we
begrijpen dat de autoriteiten geen ijzer met handen
kunnen breken. Voor deze laatstgenoemde twee
categorieën is het daarom van de allergrootste im
portantie, dat zij klaar en duidelijk worden voor
gelicht, hoe zij zich hebben te assimileren. Aan
deze voorlichting ontbreekt bijna alles. Wel leert
men de nieuwgekomenen goed en degelijk hoe
men zich met weinig geld doelmatig voeden en
kleden kan, en hoe een kachel moet worden aan
gemaakt, zuinig gestookt en onderhouden moet
worden.
Dit draagt er vanzelfsprekend toe bij dat de Indi
sche Nederlander zich in zijn nieuwe omgeving
staande leert houden. Het behoeft geen betoog,
dat deze zaken slechts de buitenkant betreffen.
De problemen van onze mensen liggen waarlijk
niet op het terrein van de voeding, kleding en
verwarming. Waar liggen ze dan wel? Het woord
assimilatie heeft zo langzamerhand een onsympa
thieke klank gekregen, zodat men thans bezig is
dit woord geruisloos te doen verdwijnen en het te
vervangen door: integratie. Dit klinkt beter en
heeft de charme van het nieuwe. Maar zonder
duidelijke inhoud, vooral betreffende het innerlijk
der mensen, zal het ons even weinig zeggen. En
deze zin van integratie kan alleen gegeven worden
door de Indische Nederlander zelf of door iemand
die hem zeer nabij staat.
Wij wekken u op om eens te herlezen het artikel
van Tjalie Robinson in O. B. no. 8, getiteld: V/at
is assimilatie.
Tjalie zegt kort en duidelijk. Wij willen juist goed
assimileren. Kijk naar de Nederlandse Nederlan
der. Wat doet hij?
„De Hollander zit in de politiek, in het vereni
gingsleven in de breedste zin van het woord, de
journalistiek en de publiciteit, het amusementsleven
en het culturele leven". Dit moet de Indischman
dus zo snel mogelijk ook gaan doen.
„De Hollander is actief K.V.P.-er, P.v.d.A.-man,
Ajaxied, wielrenner, voorman van zijn kerk, to
neelspeler, musicus, vechter voor zijn mening in
zijn krant, schrijver, enz. Wat döen wij?
„Elke Hollander is trots op zijn provincie, op zijn
streek, zijn stad en zijn dialect."
„Elke Hollander is daarnaast en daarbij zeer in
het bijzonder trots en actief Fries, Zeeuw, Amster
dammer, Brabander, Jordaner of beer
En hij doet al het mogelijke om dit kostelijke
bezit, deze traditie te cultiveren en te onderhouden,
door middel van musea, historische optochten in
oude klederdrachten, herdenkingen en door nog
heden ten drage te lopen in de oude klederdracht
van hun streek. Met welk doel eigenlijk? Waarom
worden hier kapitalen aan besteed? Omdat deze
herinneringen uit een roemrijk verleden onmisbaar
zijn voor zijn gehele wezen, zijn persoonlijkheid,
zijn eigenwaarde, zijn menszijn. Vergeet niet de
waarde der traditie.
Wat staat daar tegenover bij de Indische Neder
lander?
Ons wordt de raad gegeven om ONZE kostelijke
herinneringen met de meeste spoed uit te wissen
en te vergeten, om daar vooral helemaal niet meer
trots op te wezen. Nota bene op ons immers even
roemrijk verleden? Verbaast het u nog dat door
het opvolgen van deze raad, onze mensen terug
vallen in een luchtledig, een vacuum, een niets
en dat wij daardoor volkomen logisch terugzakken
tot het peil van de „toekangbeli-kartjies". Dat we
worden teruggedrongen tot het peil van de nette
man die diensten bewijst, doch nergens deel van
uit maakt?
Als in het heden het verleden ligt, in het nu wat
komen zal, dan hebben we NIETS, dan hebben
we geen heden en ook geen toekomst.
„Het karakter, de geest, zelfbewustheid, dat Hol
land stempelt tot een apart volk tussen alle vol
keren van Europa, heeft het te danken juist aan
zijn Spakenburgers, Jordaners, Lutjebroekers en
Mokummers."
In dit geweldige samenspel van delen, streek, dia
lect en groepering moet de Indische Nederlander
een meebouwende, scheppende en actieve plaats
gaan innemen, trots deel te mogen uitmaken van
een klein volk dat grote dingen heeft verricht en
nog steeds zijn plaats in de rijen der volkeren
terecht inneemt, deel te zijn met een eigen even
groots verleden.
Dan eerst worden wij inwoners en geen bijwoners.
B.
WAT WAS.
De op 1 November in Den Haag gehouden con
tactavond aan het de Constant Rebecqueplein heeft
weer eens een teleurstelling gebracht. Er was
zo goed als geen opkomst (vermoedelijk door het
slechte weer alweer) en dat was jammer, want Ben
Snijders, die er speciaal voor uit Amsterdam ge
komen was, had enkele nieuwe liedjes, die zeer
insloegen. Ook had Janneke van Ameyden van
Duyn de stoute balletschoentjes aangetrokken en
danste de Grand Valse Brilliante op lieflijke wijze.
Het was eigenlijk een beetje verdrietig schamele
avond met die paar mensen en toch die volle
hartelijke inzet van deze twee. Zo'n beetje een
symbool van het streven van de hele vereniging!
Maar opgeven is er niet bij!
Gelukkig waren er nog wat jongelui, die later op
de avond vrolijk aan het rock-and-rollen sloegen,
zodat men after all toch in de beste verwachtingen
huiswaarts keerde, althans ten opzichte van de
junioren-contact-middag, die de 10e november zou
komen.
Op deze dag kwamen er zegge en schrijve twee
jongelui en met de beste wil van de wereld was
van die middag werkelijk niets te maken, zodat
na een uur opgewekt huiswaarts gekeerd werd, in
de overtuiging immers, dat na regen zonneschijn
moet komen. Geloof hebben in een Indisch ver
enigingsleven betekent de mentaliteit hebben van
een Tijl Uilenspiegel! En die is er.
WAT KOMT.
Op 20 November komt Amsterdam bijeen op een
contactavond in de aula van de Burg. Fock-school
aan de Burg. Fockstraat fSlotermeer, Tramlijn 13,
bijslijn 21). Hier zal wederom worden gediscus
sieerd over allerlei onderwerpen en verder zullen
Ben Snijders en zijn charmante piano-accompagna-
trice weer present zijn. Een aparte serieuze noot
van de avond zal worden verzorgd door de Indi
sche schrijver E. Breton de Nijs, die het e.e.a. zal
zeggen over de culturele noodzaak van het ver
zamelen van historische gegevens, in het bijzon
der van oude familie-foto's. Wie ze heeft wordt
verzocht er een paar mee te brengen ter beoor
deling en voor verdere aanwijzingen.
We geloven niet, dat in Amsterdam de opkomst
ook teleurstellend zal zijn. Om de een of andere
reden schijnt de Amsterdammer beter „geassimi
leerd" te zijn, want we hebben hem weieens opge
ruimd zien tijgen naar een contactavond bij 20
graden onder nul!
Een van die merkwaardige figuren, waaraan de
Oosterse wereld zo rijk is, is Pah Wongsoh, de
Indischman, die zich op spectaculaire wijze het lot
van het door oorlog en revolutie geteisterde Chi
nese volk aantrok en daarmee, de grondslag legde
voor zijn Pah-Wongsoh-carrière. Na de oorlog
had hij aan Blandongani op Glodok een internaat
voor deugnieten en andere moeilijk op te voeden
jongens en het is daar, dat hij de zorg had over
een jongen, wiens vader bedelaar was ook zo'n
merkwaardige figuur. Een oude Chinese bedelaar,
zonder benen en zonder naam. Iedereen kende hem
slechts als „De Tauké". Een goede vijftiger, met
een lichaam als een gorilla, maar door het gemis
van zijn benen voor de maatschappij waardeloos
en dus verzuurd, bitter en zeer onvriendelijk.
Hij zwierf altijd rond op Pasar Senen, meestal in
de buurt van „Baba Gemoek". Daar, op zijn blok
ken rondschuivend trachtte hij zijn leefkost te
verdienen.
Je kon echt niet goed zonder meer voorbij hem
lopen. Natuurlijk, gewend als men is om bedelaars
niet te zien in de Oost, kan dat wél, maar als
deze man zijn aandacht eenmaal op je gericht
had en je negeerde hem, dan kreeg je op luid
spreker capaciteit in één keer de volle mep te
horen. Een hartverlammende collectie scheldwoor
den, die je best konden doen besluiten om als een
timide jongen op je schreden terug te keren en
met een kwartje die stroom krachttermen te stui
ten. De Tauké was een zure, trotse invalide man.
Aan zijn invaliditeit kon hij niets doen, dat was
de hardheid van het lot. Toch had hij de verant
woording voor een zoon en dus had hij recht op
medeleven. Als je hem dat medeleven onthield,
kreeg je dus te horen wat voor gemene, lage vuige
en liederlijke schoft je was.
Voor deze bedelaar bestonden geen ziekenfonds,
geen invaliditeitsverzekering, geen W.A.-verzeke-
ring en geen sociale zorg. Hij moest dus zonder
benen vechten voor zijn brood. Zo'n strijd is
hard en eist alles. Maar elke maand droegen zijn
handen hem naar Glodok, voor een bezoek aan
zijn zoqn en om Pah Wongsoh de vijftig rupiah
kostgeld te betalen. Hij eiste dat hij betaalde. Zijn
moed stelde hem in staat het geld bijeen te krijgen,
ook zonder benen.
Mensen als deze Tauké zijn een symbool van
moed en trots in al hun maatschappelijke on
betekenendheid. De moed om te vechten voor hun
plaats onder de zon. De trots kunnen zij zich per
mitteren omdat hun prestaties het resultaat zijn
van meedogenloze hardheid tegenover zichzelf.
v. Lonkhuyzen.
PANTOEN VAN HEIMWEE.
Waar de groene kroon van klapper kruinen
Wuiven bij een zachte bries
Waar Sarina de pakeans van Si Kromo en
zichzelve,
En ook haar lichaam in de bruine kali wies
Waar eens de tani's met hun ploeg, getrokken
door karbouwen
Het rijke land omploegden
Waar de tani-vrouwen dag in dag uit werkend
haar leven vulden,
Toch gelukkig ondanks zij zwoegden.
Daar, waar gouden padi-velden zich eens
strekten
Als een golvende gouden zee
Dat land, dat eens zo gezegend leek,
Als gekust, door de lippen van een schone
toverfee
Daar heeft mijn wieg gestaan,
Daar werd ik eens geboren
En ik kan LI niet vergeten
Lief Java, voor mij, voor altijd verloren
„Sinjo"
„Een sinjo aldus het begeleidend schrijven
heeft de stoute schoenen aangetrokken en vraagt
of zijn geestesproduct in aanmerking kan komen
voor plaatsing in „Onze Brug' Ik eindig met
vriendelijke groeten en de wens dat „Onze Brug"
een lang leven beschoren mag zijn."
De Redactie hoopt dat de wens van Sinjo in ver
vulling mag gaan en is verder zeer ingenomen
met de pantoen. Mochten er lezers zijn, die het
minder geslaagd vinden, „Onze Brug houdt zijn
kolommen graag open voor betere poezie.- Maar
wie heeft er óók stoute schoenen?