De hwestie Banda Aceh of Kutaradja99
Naar aanleiding van het artikel van Kolonel J. H. J. Brendgen "Banda Aceh of
Kuturadja" in "Tong-Tong" van 15 juni jl„ zoudt U mij verplichten de volgende
aantekeningen van mij te willen plaatsen.
In zijn boek "De Atjehers" (I, pag. 25), heeft wijlen Professor Dr. Snouck Hur-
gronje (1893) geschreven:
"De Benedenlanders werden wat hunne zeden en taal betreft, beheerscht door
de bevolking der hoofdplaats. Om den Dalam (de verblijfplaats van den vorst,
door ons onjuist Kraton genaamd) of de Kutaradja, "vorstelijke versterking"
(een andere naam voor den Dalam, door ons minder juist aan den Hoofdplaats
gegeven) lagen voor den Atjeh-oorlog een aantal voorname, welvarende gam-
pongs, welker centrum met moskee en markt de Banda Atjeh, dat is de hoofd
en handelsstad van Atjeh heette", enz. enz.
De Professoren R. A. H. Djajadiningrat
en G. W. J. Drewes in hun Atjehs-Ned.
woordenboek (I. pag. 92) hebben At
jeh aangeduid (cfm Prof. Snouck) als:
"De handelsstad van Atjeh, heette
vroeger de hoofdstad, een complex
van dorpen met de vorstelijke verblijf
plaats met markt en moskee tot cen
trum".
Zij spelden Banda ook zonder "r",
en noemden het net als Prof. Snouck
handelsstad.
De historicus E. F. de Klerck noemt
in zijn boek "De Atjeh Oorlog" (1912)
drie keren "Banda Atjeh" zonder "r".
Een ervan is op blz. 12. Hij zegt: "De
hoofdplaats Banda Atjeh of kortweg
Atjeh, die aan het land haar naam gaf,
was reeds voor den oorlog", enz. enz.
De Klerck noteerde de verkorting At
jeh voor Banda Atjeh en betoogde dat
later Atjeh tot de naam van het ko
ninkrijk werd gemaakt. Het is welbe
kend, dat in vele vroegere koninkrij
ken in Indonesië de naam van de
plaats waar de koning regeerde en/of
handel dreef, ook de naam werd van
het vorstendom. Als voorbeeld: Madja-
pahit, Demak, Banten, Palembang, Pa-
garoejoeng, Pasei, Malaka, Johor,
Siak, enz.
Vele Westerse bezoekers sedert de
Portugezen, de Nederlanders en de
Engelsen kenden Atjeh alleen als de
naam van de hoofdstad. De Franse
Admiraal de Beaulieu 1621) zeide:
De stad Achem bij de noordelijke uit
hoek' liggende; ademt men er een zui
verder en gematigder lucht in. Zij is
gelegen aan een rivier, in grootte de
Somme gelijk, een halve mijl van het
zeestrand, in een grote valei van zes
mijlen in de omtrek".
Franpois Valentijn 1720) publiceer
de in zijn "Oud en Nieuw Indien" een
tekening van de hoofdstad Atjeh, die
hij situeerde op dezelfde plaats als de
Beaulieu en schreef ook Atjeh als de
hoofdstad met de spelling "Atsjien".
De tekening ging door als de duide
lijkste en de betrouwbaarste uit de
17de eeuw. Banda Atjeh met haar
haven waar vele schepen kwamen,
had ook een markt, een paleis en een
prachtige moskee.
Sir John Anderson (1823) schrijft in
zijn boek "Acheen and the ports on
the North and East coast of Sumatra"
(pag. 22): "the capital of the Kingdom
is Acheen."
Het is dus wel zó, dat vóór 1873 de
naam van de hoofdstad was Banda
Atjeh, verkort Atjeh: Het is vreemd
dat Generaal van Swieten gezegd
heeft, dat hij van de bevolking ver
nam, dat de Atjehers de hoofdstad
van Atjeh Kutaradja noemden. De aan
tekening van Prof. Snouck Hurgronje
en als die niet is een rechtstreekse
correctie van wat de Gen. v. S. had
verteld, versterkt toch op zijn minst
onze onzekerheid over Kutaradja.
Dada Meuraxa zou als hij gezegd heeft
dat Dalam eens Kuta Bateë was ge
noemd, dat uit zijn duim gezogen heb
ben. Bovendien is in Djajadiningrat's
woordenboek de naam Kuta Bateë
niet te vinden. (Wat wel gevonden kan
worden: Kuta Musape, Kuta Gunon-
gan, Kuta Alam en een paar andere
combinaties met Kuta.) Meneer Dada
moest het ook uit zijn duim gezogen
hebben, als hij gezegd had, dat in de
Atjehse taal "Banda" parit (sloot) be
tekent. In Djajadiningrat's woorden
boek (tot nu toe het enige complete
Atjehs-Nederlandse woordenboek)
blijkt dat wat een sloot of gracht in
het Nederlands genoemd wordt, is
"paré" in het Atjehs. Of deze uitdruk
king een geleende uitdrukking van de
Maleise taal is, zoals ook "Banda"
(mogelijk van "bandar" met "r") is,
is een tweede vraag. Het is echter
duidelijk, dat in de Atjehse taal woor
den gespeld worden, zoals ze worden
uitgesproken.
"Perlak" in de Maleise taal zal niet
gespeld worden "Perlak" in de Atjeh
se, maar "Peureula". Puteri Hijau zal
niet zó gespeld worden, maar "Puteri
Idjo", zoals het ook met "Daud" voor
„Dawot", "hasil" voor "haoé", enz. is.
Kolonel Brendgen als een Atjeh-ken-
ner moet dat wel weten.
Ex-Gouverneur Ali Hasymy heeft wer
kelijk een grote prestatie verricht met
het teruggeven van de naam Banda
Atjeh aan de hoofdstad en dat klopt
met het resultaat van de navorsingen
Voor heel Oost Java:
het echtpaar Soleiman, reisbu-
ro "So-en-Co", Jl. Soembawa 7,
Soerabaia, kunnen letterlijk van
alles voor u regelen. Van harte
aanbevolen door Hetty Eichholtz
van de Hollandse geleerden.
Alleen op de westkust van Tapanuli
zoals Barus (de geboorteplaats van
Dada) en gedeeltelijk op de zuidkust
van Atjeh kent de bevolking de uit
drukking "bandar" met "r", zoals ook
de Minangkabauers. (Zie het Maleise
woordenboek van Klinkert, van Eonkel
en anderen). Echter als Dada gezegd
heeft dat "bandar" zonder "r" parit
is en "banda' met "r" stad betekent,
dan nemen wij aan, dat hij óf heeft
gefantaseerd, of dat hij de klok heeft
horen luiden, maar niet weet, waar de
klepel hangt.
Dat Kolonel Brendgen Dada Meuraxa
professor, zelfs Dr. Hon. causa noem
de, is voor mij iets nieuws.
Wanneer Kolonel Brendgen opmerkt,
dat de naam Kuta Radja nog wordt
gebruikt, o.a. op de autobussen, daar
van moet men zich niet te veel van
aantrekken. Zelfs in Jakarta heeft men
plezier in het gebruik van de naam
"Betawi", zoals "Abang Betawi", "Ga-
do Gado Betawi', enz., maar het be
tekent niets. Het voornaamste is, dat
Jakarta niet meer Kota Betawi kan
worden, evenmin als Banda Atjeh weer
Kutaraja wordt.
H. MOHD. SAID
Antwoord van Kol. b.d. Brendgen
Naar aanleiding van het U gezonden
schrijven van de mij persoonlijk be
kende heer H. Mohd. Said te Medan
allereerst het navolgende:
De heer M. Said heeft zelve een diep
gaande studie gemaakt van Atjeh, ge
zien zijn in 1961 uitgegeven boek: At
jeh sepandjang abad (Atjeh door de
eeuwen heen), waarbij niet minder dan
249 bronnen werden geraadpleegd.
Een exemplaar daarvan mocht ik per
soonlijk van de heer M. Said in Ne
derland ontvangen. (1972). Ook is de
heer M. Said een voorstander van de
restauratie van Peutjoet, gezien de
vele foto's hiervan geplaatst in het
dagblad "Waspada". Ik stel dus voor
op, dat ik zeer veel respect heb voor
de kennis yan de heer M. Said be
treffende Atjeh.
De grootvader van de heer Dada Meu
raxa is afkomstig uit Meuraksa (XXVI
Mukims, Groot-Atjeh). De vader van
zijn moeder is ex-Zelfbestuurder van
Kuala Bateë, Lama Inong, Blang Pidië.
(Westkust van Atjeh)
In het jaar 1974 volvoerde de heer
Dada een bedevaart naar Mekkah. Met
als promotor Prof. Dr. Syech Haji Dja-
laluddin, een groot godsdienstgeleerde
en pleiter voor de mystieke orde in de
Islam, werd hem te Medinah, Mekkah
een eretitel verleend van: Prof. Dr. Ha
ji Dada Meuraxa in de leer van Tauhid
20