Feiten en standpunten Nationale solidariteitsplicht 36 JAAR NA 8 DECEMBER 1941 L.S., Op 8 december 1941 verklaarde de naar Londen uitgeweken Nederlandse regering van het Koninkrijk der Nederlanden de oor log aan Japan. In die koninklijke proclama tie werd het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger bevolen de wapens tegen deze vijand op te nemen en werden de burgers aange spoord tot verzet, dus opgeroepen tot een totale oorlog. Deze daad van de Kroon, gedekt door de ministerraad in Londen, was grondwettelijk juist vyant Ned. Indië had zelf geen buitenlandse dienst; diplomatieke relaties en militair optreden tegen een buitenlandse vijand waren voorbehouden aan het Koninkrijk. Het KNIL werd dus als Rijksleger tegen Japan ingezet. Hierop is dan art. 94 van de Grondwet, "Al de kos ten van de legers van het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan", van toepassing. De militaire inzet en het burgerlijk verzet ('verschroeide aarde') in Ned. Indië hebben de opmars van de oppermachtige vijand in ZO-Azië dusdanig helpen vertragen, dat het vasteland van Australië voor een be zetting gespaard bleef. Bij de capitulatie op 8 maart 1942 kon een klein aantal mili tairen uitwijken naar Australië, het gros De Franse regering heeft een wetsontwerp ingediend ter verhoging met frs. 30 miljard van de in 1970 gevoteerde 10 miljard voor schadevergoeding aan de uit de voormalige Franse koloniën gerepatriëerde Fransen voor het verlies van hun bezittingen aldaar. (Het totaal wordt daarmee rond 20 mil jard.) Boven het volgens de wet van 1970 reeds toegewezen bedrag zal alsnog wor den uitgekeerd het verschil hiervan met de waarde van het verloren gegane bezit tot een maximum van 1 miljoen francs per ge zin. Voor 70-jarigen en ouderen worden de uitkeringen gedaan in preferente aandelen in de staatslening, voor de overigen in cer tificaten, beide met een rente van 61/2% en alles belastingvrij. De Franse president sprak van "een kracht proef op het gebied van de nationale soli dariteit" en van "de volledige integratie van de repatrianten in de Franse samenleving". Enerzijds dus de erkenning van de solida- riteitsplicht van de gemeenschap tegenover een daaruit voortgekomen groep, die col lectief door een ramp is getroffen; ander zijds de indirecte constatering, dat er tot nu toe ook in Frankrijk sprake was van discriminatie tussen slachtoffers van ram pen (oorlog, natuurrampen of overhaaste dekolonisatie) die in, en rampen die buiten Europees Frankrijk plaats vonden. België en Italië zijn reeds in een vergevor derd stadium met analoge regelingen. En zelfs het arme Portugal doet zijn best op dit gebied. In Engeland werd dit probleem al direct bij de dekolonisatie voor de Britse repatrianten bevredigend opgelost. In al deze landen betreft het uitsluitend privé bezit, dat verloren ging door een po litieke ramp; het uit de hand lopen, c.q. het door regeringen van jonge vrije staten niet nakomen van bij de soevereiniteitsover dracht aangegane verplichtingen. In geen dezer landen was er bij de dekolo nisatie meer sprake van achterstallige sa larissen van militairen en ambteharen, noch van niet betaalde oorlogsschade-vergoedin gen. Het is vanzelfsprekend niet in de hoof- werd krijgsgevangen. Dit waren de meeste mannen uit de Nederlandse gemeenschap, omdat die vrijwel allen reserve-, landstorm-, of militie-plichtig waren. Slechts leden van noodformaties en vernielingsploegen van vitale bedrijven, alsmede ambtenaren van het Binnenlands Bestuur, moesten op hun post blijven. Voor zover deze burgers niet door de Japanners werden onthoofd of neergeschoten, werden ze in burgerkampen geinterneerd. In het doelbewuste streven van de bezetter om de Westerse invloed in Indië uit te schakelen, werden al spoedig ook alle ove rige Nederlanders - oudere mannen, vrou wen en kinderen - geïnterneerd. Het Ne derlandse bedrijfsleven hield op te be staan en werd total loss; bijna alle Neder landers verloren bovendien al hun persoon lijke bezittingen. Het gemiddelde sterfte cijfer over 41 maanden gevangenschap ligt op 13%, maar voor de krijgsgevangenen, die slavenarbeid moesten verrichten - la den en lossen van schapen, aanleg van spoorwegen en vliegvelden, op werven, in mijnen - is het bijna het dubbele. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft tot nu toe geweigerd zijn verplichtingen aan zijn vroegere overzeese onderdanen te vol doen. Zelfs de salarissen over die 41 den van de verantwoordelijke ministers van die landen opgekomen deze internationaal erkende verplichtingen van zich af te schui ven door ze te delegeren aan leiders van naoorlogse koloniale verzetsbewegingen. IN DIT OPZICHT NEEMT NEDERLAND EEN BESCHAMENDE EENZAME PLAATS IN. Op basis van de met Indonesië gesloten overgangsovereenkomst verwees Neder land na de souvereiniteitsoverdracht van Ned. Indië op 27-12-'49 (de formele dekolo nisatie van dat gebied) zijn onderdanen- crediteuren uit de oorlog 1941-1945 in ZO- Azië - voor de achterstallige salarissen van militairen en burgers en voor de geleden oorlogsschade - naar de nieuwe machtheb bers (alhoewel Nederland vóór die over dracht de R.l. in de waan had gebracht dat deze oorlogsvorderingen niet meer beston den, althans dat zij niet ten laste van de R.l. behoorden te komen). En in strijd met de onteigeningswet werden deze onderda nen later door Nederland zonder vergoe ding onteigend terwille van betere betrek kingen met de R.l. Want bij het tractaat van 7 sept. '66 (de uiteindelijke 'financiële' dekolonisatie) schold het - om het jonge land niet in zijn ontwikkeling te belemmeren - de R.l. deze (volgens Nederland) op haar overgegane verplichtingen kwijt, zonder daar gelijktijdige schuldvernieuwing op Ne derland tegenover te stellen (weerstand in de Tweede Kamer hiertegen werd gebroken, doordat de Nederlandse regering het parle ment in de waan bracht dat dit tractaat niet sloeg op oorlogsvorderingen). Hier vond een schrijnende vorm van dis criminatie plaats tussen Nederlanders, die in Europa oorlogsschade leden en hun land genoten die elders minstens even tragische ervaringen opdeden. Deze onredelijke dis criminatie heeft een bijzonder stempel ge drukt op talloze Nederlanders uit het vroe gere Ned. Indië. Pas sinds kort is men in Nederland geneigd die pijnlijke achterstel ling te erkennen als oorzaak van het ver maanden van ambtenaren en militairen zijn nooit uitbetaald. Het Rijk heeft zich met behulp van juridische spitsvondigheden en met beroep op (meest imaginaire) compen serende maatregelen, aan die evidente ver plichtingen weten te onttrekken. Als enige troost voor tegen het Rijk procederende rechthebbenden, bevestigde de rechter dat het Rijk wél moreel aansprakelijk werd ge acht. Ging het Rijk aldus civielrechtelijk - zij het op zeer aanvechtbare gronden - vrijuit, publiekrechtelijk behoort het de rechten van zijn onderdanen te eerbiedigen en daar voor zo nodig op te komen. Hoe het hierin herhaaldelijk op grove wijze is tekort ge schoten, is - goed gedocumenteerd - uit eengezet in onze brochure 'Nederlandse Ereschulden'. In moderne terminologie uit gedrukt heeft het Rijk gefaald bij het be trachten van haar nationale solidariteits- plicht tegenover deze groep Nederlanders. Dit aspect is nader belicht in het hier- hieronder geplaatste artikel. Stichting Nederlandse Ereschulden ir. G. S. VRIJBURG, voorzitter E. ERKELENS, kol. b.d. wnd. secretaris ontrustend hoge percentage psychische pa tiënten in die groep. De Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtof fers 1940-1945 (W.U.V.) van 22 nov. '72 geldt zowel voor slachtoffers uit de oorlog in Europa als uit die in ZO-Azië. Dit is de eerste - en tot nu toe enige - wet, waarin geen discriminatie is toegepast tussen de ze groepen slachtoffers. Ook het interim rapport van 1 febr. '77 van het door CRM ingestelde Werk- en Advies-College (W.A. C.) voor immateriële hulpverlening aan slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog kent deze discriminatie niet. W.U.V. en W.A.C.beogen het verzachten - de W.U.V.. op materiëel, het W.A.C. op immateriëel ge bied - van het door de oorlog veroorzaakte leed. In de samenvatting van het W.A.C.-rapport wordt echter een duidelijk verband ge constateerd tussen de ernstige frustraties onder de slachtoffers uit Indië en het uit blijven van achterstallige salarissen. Hier wordt een vinger gelegd op een door Ne derland veroorzaakte wond, die door Ne derland alsnog kan worden genezen, indien het eindelijk besluit ook deze discriminatie op te heffen. De stichting Nederlandse Ereschulden heeft er bij herhaling op gewezen dat erkenning door Nederland dat de nationale solidari- teitsplicht ook geldt voor de voormalige overzeese landgenoten, gevolgd door ver effening van hun nog openstaande oorlogs vorderingen, zoals in de brochure 'Neder landse Ereschulden' is aangegeven, het aantal gefrustreerden en de intensiteit der frustraties onder hen aanzienlijk zal doen afnemen. Dit effect zal echter alleen be reikt worden bij een minnelijke schikking. Elk proces hierover en zelfs een door een proces afgedwongen betalingsplicht zal de verbittering van betrokkenen tegenover hun trouweloze vaderland niet wegnemen. De voorstellen van de Stichting Nederland se Ereschulden zijn zeer eenvoudig van opzet en beogen een financiering uit de onbenutte miljarden - het zg. stuwmeer - (lees verder volgende pagina) 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 8