Terug naar het onbekende geboorteland (II) Huize St. Lebuinus in Deventer door GIESJE KAAG En nu Jogyakarta Mevrouw Giesje Kaag, die in ons Kerstnummer verslag deed van haar reis met Marie van Bandung naar Yogya is daar aangekomen; ofschoon in Yogya ge boren is zij een echte baru, zoals de lezers van haar verslag van de treinreis van Bandung naar Yogya al zal zijn gebleken. Allerlei zaken, die wij, Indische mensen, doodgewoon vinden trekken haar aandacht. Nu is zij gearriveerd in haar geboortestad en vervolgt haar reisverhaal. Van 15 mei tot 5 juni van 1977 reisde ik met mijn vijfjarig dochtertje, Marie, door Java. Als vrouw alleen gaan, met bovendien nog een klein kind op sleep touw, heeft natuurlijk zo zijn problemen, maar met behulp van kennissen van kennissen, met wie we tevoren contact gezocht hadden, lukte het toch. In Yogya was dat zuster Agnes, die ons hielp met het vinden van een gezellig hotel en met een hoop andere dingen. Maar ook Agnes kon niet verhinderen, dat wij ons soms voelden als echte toe risten met alle kleine ergernissen en komische misverstanden die daar bij horen. De hieronder beschreven dag is daar een goed voorbeeld van. Vrijdag 27 mei 's Morgens om half 8 worden we door een taxi, die Agnes voor ons georgani seerd heeft, opgehaald om ons naar de Borobudur te brengen. Evengoed vraagt de chauffeur in afwachting „Waar gaan we naar toe? Borobudur?" Ik bevestig het. De hele rest van de reis probeert hij ons over te halen vooral ook nog met hem ergens anders heen te gaan. Agnes heeft zijn baas voor de rit naar de Borobudur tevoren betaald en hij hoopt op een eigen snabbeltje. Hij spreekt redelijk goed Nederlands, maar zijn manier van uitdrukken is soms zo origineel dat wij hem niet al tijd verstaan. Het komt omdat hij dan letterlijk uit het Indonesisch vertaald. Zo zegt hij b.v. bij een smalle noodbrug over een rivier dat de auto's er één voor één overheen moeten. In werke lijkheid zie ik een hele rij auto's achter elkaar gaan en verwacht dus dat de brug in zal zakken. Wat hij bedoelde is dat men niet tegelijk met een tegenlig ger op de brug kan; dus eerst de ene rij en dan de tegenliggende rij. Maar in het Indonesisch heet zo'n weg een Satu-per-satu. Het is ruim een uur rijden en een heer lijke tocht. Om ongeveer half negen zijn we bij de Borubudur. Het is al gloeiend heet. De weg naar boven naar het bouwwerk is bezaaid met souveniertentjes en eet- winkeltjes en iedereen probeert ons te lokken. Boven betaal ik de entree en wijs na drukkelijk dat Marie een kind is, waar op voor haar niets betaald hoeft te worden. Men betaalt wel extra voor het bezit van een fototoestel en ik moet duidelijk in mijn tas laten zien, dat wij er geen bij ons hebben. Aan eerlijke gezichten gelooft men blijkbaar niet zo. We hebben nu wat kleingeld voor de reeks bedelaars, die we gepasseerd zijn en omdat Marie toch terug wil voor een paashaasballon, die ze de plaatse lijke kindjes heeft zien hebben, gaan we (hier en daar wat uitdelend) terug. De balonnen zijn niet voor toeristen en als je vraagt waar ze gekocht moeten wor den wijst iedereen vaag: „verderop". Tenslotte nemen we er één over van een kindje en betalen diens mam te veel. De haas heeft maar één oog, maar Marie is er toch tevreden mee. Terug de heuvel op; voor de derde maal, langs de reeks vijzels van lava steen, waarbij zeer oneerbiedig een buddhahoofd als stamper dient. Men kan er ook vrolijk opgeschilderde ka tholieke heiligenbeelden kopen: Maria met de bekende witte jurk en blauwe sjerp en Josef, kaal met baard en rode jas. Mannen sloven zich vergeefs uit om ons (inderdaad grappige) houten tolle tjes te laten zien die heel snel kunnen draaien. Marie heeft genoeg aan haar haas. De bedelaars weer gepasseerd. Ze zitten gezellig met elkaar te keuve len en we groeten elkaar met weder zijds begrip. Ze hoeven nu niet zielig te doen, want wij hebben al betaald en de grote stroom toeristen komt nog. Het is een soort familiebedrijfje en ze hebben twee sterke troeven nl. twee blinden. De eenzame meneer wat lager op de heuvel heeft bij hen vergeleken geen kans. Als we dan eindelijk aan de voet van de Borobudur staan, wil Marie geen stap verder. Het is warm en ze vindt het ding griezelig hoog. Dus zetten vve ons een wijle naast een stenen leeuw die nog compleet is en één die van ouderdom in elkaar is gezakt. Tenslotte heb ik Marie zover dat ze meeloopt tot de eerste verdieping, maar dan wil ze toch echt niet meer. Na veel geruzie over en weer krijg ik haar helemaal bo ven op het platform met de enorme stupa's en daar voelt ze zich vrij en blij en dartelt vrolijk rond. We kijken naar beneden langs de hijskranen, naar de loodsen en enorme verzamelplaatsen van allemaal brokjes van de Borobu dur. Er wordt grootscheeps gerestau reerd en er lopen allemaal mannen die van alles aan het opmeten zijn. Het is niet erg druk; dat wordt wat meer als we weer aan de afdaling beginnen. Een familie met een enorme hoop iden tieke dochters komt net naar boven. Op de terugweg zien we nog een klein tempeltje met de naam van „keuken", waar iets tot as verbrand wordt. Ik kan de toelichting van de chauffeur niet goed begrijpen. Bedoelt hij lijken of offergaven? Hij gebruikt het woord cre meren, maar ik denk toch dat het op offergaven slaat gezien de naamge ving. Hij stopt bij nog een stenen en fraai bewerkte heuvel, waar als ik hem goed begrepen heb vanavond een optocht in de richting van de Borobu dur gaat beginnen. Hij wil ons daar wel heen brengen, heeft hij al aangekon digd. Ik maak de chauffeur duidelijk dat Marie moe is en wij deze tempel niet willen zien, ook niet vanavond en zelfs niet de Bramahan (Hindutempel) die 17 km verder ligt en die hij ons niet wil onthouden. In Yogya oppert hij nog de bezichtiging van de Kraton en het waterpaleis en hij is wat blij, als hij meent verstaan te hebben dat ik naar het vliegveld wil. Maar dat heb ik helemaal niet gezegd en zo gaan we tot zijn grote teleurstel ling rechtstreeks naar het hotel. De Wajang Orang begint om negen uur en duurt tot middernacht. Het is nu ze ven uur, dus haal ik Marie met enige moeite over om te lopen. Er is haast (lees verder volgende pagina, onderaan) Kijk in de "TONG TONG" van 15 juni 1977. Denkt U erover om in de toekomst onze gast te worden? Neem dan eens schriftelijk of telefonisch contact op. Telefoon: kengetal 05700 abonneenummer 16305. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 16