Acht Jaar Vergeten op Bawéan cRalph Boekholt 1660 - 1668 door Dr. H. J. de Graaf Op 18 november 1661 ontving de Hoge Regering te Batavia uit de hand van enige Javaanse kooplieden, die met hun handelsvaartuig de lange Bataviase haven mond waren binnengevaren, een merkwaardige brief. Het was een op Chinees papier geschreven "briefken" van de volgende inhoud: Looft God boven al, den 1660 Ik Willebrord Marceliszoon van Am sterdam, kom van Makassar met het galjoot Charlois als matroos. De schipper hiet (beval) mij in de schuit te gaan. In de schuit wezen, brak het touw aan stukken. Het schip niet krijgende, kwam ik aan te BAWEJAN, na drie dagen (en) nachten zonder eten, zonder drin ken. De luiden herbergden mij; de Pangéran wil(de) mij niet weder- brengen. Ik verzoek met deze (han delsluiden mij weder (te) krijgen, zoo het wezen kan. Het is lange tijd geleden, het verdriet mij al. Zij willen mij besnijden, ik wil daar niet toe verstaan. Ik verzoek mij weder te koopen: om 30 realen kan men mij krijgen. Hier mede zijt den Heer bevolen. In Ba- wejan. Ik Willebrord Marcelisz. van Amsterdam 1660. (Naschrift) Deze luiden (die de brief brengen) wonen op Japara, die ver zoeken mij aen (wellicht: van?) mijn heer (de Pangéran) te krijgen, want zij te Bawejan met mij in één huis wonen en kunnen mij zonder fout met hulp van mijn kapitein krij gen, want de orang Bawejan durven daar niet(s) tegen zeggen, wan zij blode (bang) zijn voor de Hollan ders. Ofschoon ik de spelling van deze wat houterige brief wat gemoderniseerd heb, is toch nog enige toelichting no dig. Blijkbaar is de schrijver, de Compag nies matroos Willebrord Marcelisz. een goed Christen, gezien het begin van zijn brief "Looft God", dat meer voor komt, en zijn zegenwens voor de ge adresseerden "Zijt den Heer bevolen" aan het slot, zo mede zijn weigering om zich te laten besnijden, dus Moslim te worden. Wellicht was hij zelfs Katho liek, gezien zijn voornaam. Hij verstaat ook de schrijfkunst, die destijds niet alle matrozen en soldaten der Com pagnie eigen was. De "luiden", die zijn brief overbrengen, zijn waarschijn lijk Javaanse kooplieden, die in Japara thuis horen, doch ook soms op Bawé an verblijven, waar zij onder één dak met onze Willibrord vertoeven, wellicht in één der bijgebouwen van de kaboe- patèn van de "pangéran", die het ei land uit naam van de Soesoehoenan bestuurt. Later wordt hij ook wel "re gent" genoemd. In elk geval is hij Wil- librord's baas. Wat was er intussen feitelijk gebeurd? Uit latere berichten kunnen wij de fei ten vrij goed reconstrueren. In de maand juli van het jaar 1660 was de galjoot (klein handelsvaartuig) "Charlois" (naar een wijk van Rotter dam genoemd) van Makassar naar Ba tavia vertrokken, doch niet ver van Java kreeg het schip moeilijkheden door zwaar weer. De schipper beval toen de genoemde matroos Willibrord Marcelisz. om een of andere reden zich in de boot, die achter het schip op sleeptouw voer, te gaan, doch door het stormachtige weer brak helaas het touw. Dank zij het bar slechte weer zal het onmogelijk zijn geweest om de los geslagen boot weer te bereiken, of wellicht heeft men 's nachts het gemis niet eens bemerkt. De ongelukkige ma troos zwierf in zijn bootje daarna hul peloos drie tot vier dagen rond over de onstuimige zee. Hij had geen voed sel en wat erger was, ook geen drin ken aan boord. Ten slotte strandde zijn schuitje op de kust van het eiland Ba wéan, dat destijds onder het gezag van de Soesoehoenan van Mataram stond, de befaamde vorst Mangkoe-Rat I (1646-1677). Dit eiland, dat nu een 45.000 inwoners telt, draagt een vulkanisch karakter en is aan alle kanten door koraalriffen omgeven, die een landing gevaarlijk maken. Daar de landbouw de bewo ners niet voldoende rijst verschaft, zoeken thans velen hun onderhoud in de handel of de visserij, sommigen emigreren zelfs. De bevolking draagt een sterk Madoerees karakter en men spreekt er thans meestal Madoerees, maar of dit reeds in de 17e eeuw het geval was, valt te betwijfelen. Het is bekend dat de Madoerezen pas de laatste eeuwen sterk naar omliggende gebieden zijn verhuisd. Naast enige vruchtbare sawah's zijn de omstreeks 600 meter hoge bergen, vaak met dicht bos begroeid. Volgens de overlevering zou Bawéan oorspronkelijk een onafhankelijk, hei dens opperhoofd hebben gehad, die Radja Babi heette, dus: Varkensko ning, naar wie het eiland dan ook Poeloe Babian, Varkenseiland zou ge noemd zijn. Dit werd later vervormd tot Bawéan, hetwelk onze voorvaderen tot Baviaan verbasterden, hoewel het ei landje zo min met apen als met zwijnen rechtstreeks iets te maken heeft. Het eilandje is te klein om op den duur zelfstandig te blijven. Het zal dus oud tijds tot het grote rijk van Madja-Pait behoord hebben, doch nog in 1593 werd het door de Moslimse vorst van Japara veroverd. In 1619 vluchtte er de door de Matarammers verdreven ko ning van Toeban heen en vond er een tijdelijke toevlucht. Korte tijd behoor de het ook aan het machtige Soera- baja, maar toen de vorst van Mataram, de bekende sultan Agoeng, in 1625 deze grote koopstad tot overgave dwong, verwierf hij ook het gezag over Bawéan. Zo maakte de vertegenwoor diger van dit eiland in 1659 zijn nede rige opwachting in de Mataramse kra ton, doch hij zal daar zeker we| eens eerder geweest zijn. (wordt vervolgd) Wij helpen U GRATIS inlichtingen te ver zamelen voor Uw familiestamboom. Wilt U s.v.p. Uw medewerking hieraan verlenen door zelf op te geven wat U van de be treffende familie weet. U kunt daarvoor een model aanvragen. Voegt U altijd een gefrankeerde, zelf geadresseerde envelop pe bij INDISCH FAMILIE ARCHIEF Vreelandsestraat 14, Den Haag, tel. 070 - 45 44 06. door Indische mensen in Holland, zoals een Indische jongen van de jongere generatie ze ziet. Gevoelig, humoris tisch, sfeer-tekenend. Vele foto-illu straties Nederland-lndonesië. 12,90 porto f 1,70 Moesson-reeks uitgave. Tjalie Robinson BV. Giro 6685. Prins Mauritslaan 36, Den Haag. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 16