Reis naar de bron van herkomst (I) "t door Ems I. H. VAN SOEST "Was wollen Sie dann trinken?" vroeg de vriendelijke Wirtin in het Gasthof van Leer, "Ein kannchen Tee? Tee ist unsere Spezialitat!" en ze voegde er glimlachend bij, dat in elk Oost-Fries huisgezin de trekpot met thee, het bakje met klontjes kandij en het kan netje room nooit ontbreken. Mijn hart sloeg wat sneller dan het al deed toen ik uit Groningen in de trein stap te, het grote avontuur naar de familie bron tegemoet. En terwijl ik boven het dampende eerste kopje naar buiten staarde naar dit Duitse land, dat zo Nederlands aandeed met zijn molens, sloten en weilanden, bedacht ik hoe fascinerend dit speuren naar je af komst is. Johann Gerhard Von Angelbeck, of Von Angelbach, zoals je ge slacht eerst heette, zou je me nu zien zitten, achter- achter achterkleindochter en de geur opsnuiven van de thee, waarvan jezelf zo hield? Wat zou je ge zegd hebben als je wist, dat je achterkleindochter Emma in het Indië waarnaar het verlangen van je jonge hart trok, met een theeplanter trouwde? Bij de eerste slok thee verrees dat an dere beeld voor mijn ogen. De blauwpaarse grootsheid van de Merbaboe, met de dreigende rookpluim van de altijd werken de Merapi ernaast. De zee van groene theeheesters. En ikzelf, het potje met de grote oren, luisterend naar de volwassenen. "De Van Angelbeken hebben een millioenenschat nagelaten in Malakka, op Riouw en Banka". Dat zei Graaf Von Rantzow, een familielid van mijn moeder. Hij was employé op de buuron- derneming Melambong en heel donker van uiterlijk. Dan de stem van mijn vader, ontnuchte rend: "Ik heb er over gesproken met mijn zwager de notaris te Semarang. Hij zegt dat we het moeten laten rusten, die boel is allang verjaard." "Wij stammen af van de laatste gouverneur van Ceylon." "Ja, maar helaas kunnen jullie daar niet trots op zijn, want hij heeft Cey lon zonder slag of stoot aan de Engel sen overgegeven." "Dat staat in het boek van ene meneer Pieris, "Ceylon and the Hollanders") en Nypels J) noemt hem de "oude, eerloze van An gelbeek." "Zijn zoon en kleinzoon liggen be graven in 's Lands Plantentuin, vlak bij het paleis van de Gouveneur-Ge- neraal." Er klonk toch trots door in de stem van mijn moeder, die bij dat "eerloos" verdrietige ogen had ge had. En dan zwenkte het gesprek naar de familie van mijn vader. Een oom in Holland had een genealogisch bu reau in de arm genomen en dit had vastgesteld, dat de van Soesten oor spronkelijk uit Duitsland kwamen, uit de buurt van Munster in Westfalen en dat ze Freiherrn waren, welke titel ze bij hun naturalisering tot Nederlander waren kwijtgeraakt, Het luisterende kleine meisje dacht: "Wat deftig alle maal, dan moet je eigenlijk niet op blote voeten spelen en krikil pakken met je tenen......" Later toen ik achttien was, kwam mijn jongste broer Wim thuis met een knipsel uit een Engelse krant. Daarin stond dat "The Right Honorable Mr. J. G. van Angelbeek "met grote eer- Johann Gerhard van Angelbeek Gouverneur van Ceylon bewijzen en een lange stoet met toort sen in sept 1799 naar zijn laatste rust plaats in de Wolvendaalkerk te Colom bo was gebracht. Zijn kleindochter was gehuwd met een Engelse lord Mellville. "Vandaar al die Engelse takken in on ze familie" zei mijn moeder en voeg de erbij dat haar nicht Harriet Selger thuis uitsluitend Engels sprak. Duits, Nederlands, Engelsdacht ik. En dan nog scheutjes Indisch bloed erbij. Vandaar dat je je nooit helemaal "Hollands" voelt. We vertrokken in 1937 voorgoed naar Europa, mijn moeder, mijn oudste broer Jan en ik en lieten twee graven in Indië achter, Pa en Wim. Mijn broer was helemaal niet gebrand op die Duitse herkomst die mijn oom de van Soesten toeschreef, toen de tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij wilde niet afstammen van het Herrenvolk, dat zich liet leiden door een man met een "tandenborstelsnor.". Hij ging eens snuffelen in allerlei archieven, o.a. het Haagse Gemeente-archief en kwam triomfantelijk thuis. "Geen sprake van Freiherr, noch van Munster in West- falen. Een gewone familie uit de om geving van Utrecht. De eerste die ik kon vinden, kwam uit Rhenen in de 16e eeuw." Dat was dus dat. Van Soest en Van Angelbeek waren zui ver Nederlandse geslachten. Van Soest pur sang, zoals ze zeiden in het oude Indië, de Van Angel beken met Indisch bloed ge mengd. En met Engelse ver wantschap. Maar na de oorlog zaten we bijna dagelijks in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en bestudeerden er Spaanse geschiedenis. Om eens wat afwisseling te hebben pakte mijn broer op een avond de grote Rietstap met familie wapens. Hij uitte een verbaasde kreet en wees mij op een af beelding: drie weerhaken boven drie golven en de naam Von Angelbeck. En verder net zo'n wapen, maar dan drie vishaken boven drie golven: Van Angel beek. "Dus Ma was van Duitse afkomst? Dat heeft ze nooit ge weteneen geluk in de oor log!" Hij vond een Duitse Encyclope die en daarin zeer levendige gegevens over de Johann Ger hard von Angelbeck, naar wie ik nu mijn eerste etappe in Leer volbracht had. "Fahren Sie weiter?" vroeg de Wirtin, toen ik afrekende. "Wohin? Nach Aurichach so". Dat was de voornaamste stad, centrum van bestuur van Oost-Fries land. "Gute Reise, auf Wieder- sehen!" en ze wijst me nog eens precies waar de bushalte ligt. Daar staat een Oost-Friezin en als ze hoort wat het doel van mijn reis is, zegt ze spontaan: "Nach Aurich, aber dort wohne ich! U komt daar aan tegen lunchtijd en het Gemeente-ar chief is dan gesloten. Komt u toch met mij mee naar huis, mijn zuster en ik houden u dan te eten en daarna breng ik u naar het archief. Verder wijs ik u een goed hotel." Ik kan dit niet weigeren aan deze har telijke landgenote van mijn Bet-bet- overgrootvader! Wie weet heeft hij dit zelf zo bedisseld! Rijdend over de lan ge met bomen omzoomde weg denk ik erover hoe de 22-jarige voorvader destijds in omgekeerde richting is ge- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 6