gaan, vermoedelijk per postkoets. En
ik denk aan wat mijn broer Jan W. A.
van Soest optekende van de hand
van J. Ch. H. Gittermann in de Alg.
Encyclopaedie der Wissenschaften
und Künste: "deze encyclopedie,
waaruit ik de biografie van mijn voor
vader van moeder's zijde heb gelicht,
begint met de op de verbeeldings
kracht werkende opmerking, dat Jo-
hann Gerhard van Angelbeck, geboren
in 1727 in een onbeduidend oord in
een vrijwel onbekende hoek der aar
de, zoon van een landprediker, zich
opzwaaide tot e6n glanzende hoogte.
Als bezitloos vluchteling verwierf hij
zich in een ander werelddeel de rijk
dom van een millionair en werd van
een onbeduidend advocaat gebieder
over land en luiden, over mënsen van
allerlei tongval en bezitter van grote
schatten!"
Het onbeduidende oord was Witt-
mund, na Aurich mijn reisdoel. Mijn
broer had van de Burgemeester met
wie hij in correspondentie was ge
treden, geboorte- en overlijdensdata
van Johann en diens ouders en broers
en zusters ontvangen. Ik wil in Aurich
nog wat dieper op de familielijn in
gaan. Mijn broer heeft in vele artike
len na hardnekkig en grondig onder
zoek de aantijging van Nijpels en de
historici 3) die hem klakkeloos hebben
nageschreven, volledig kunnen ontze
nuwen en onze voorvader van alle
blaam kunnen rehabiliteren. De over
gave van Ceylon ontsproot uit bittere
overmacht. Niet de Gouverneur van
Ceylon, maar figuren uit het bijeenge
raapte leger van huurlingen maakten
de door hem grimmig gevoerde ver
dediging onmogelijk. Nederland zelf
verkeerde in de toestand, waarin de
regering radeloos, het volk redeloos
en het land reddeloos was en in een
brief, duidelijk onder Engelse druk
geschreven, had de Prins van Oranje,
ex-stadhouder Willem V, Van Angel
beek, "Edele, Erentfeste, Vrome, On
ze lieve Getrouwe" zelfs gelast de
troepen van Zijne Groot-Brittannische
Majesteit toe te laten. Om te belet
ten, dat de kolonie door de Fransen
werd binnengevallen. Van Angelbeek
koesterde wantrouwen en begreep
dat dit niet de mening van de Prins
zelf was. Uitvoerig behandelde mijn
broer de maatregelen die hij nam on
danks de deplorabele toestand waar
in de vestingwerken verkeerden. Ne
gen bolwerken en muren versterkten
Colombo, brede en diepe grachten
met daarachter uitgestrekte vijvers
beschermden het aan de landzijde,
maar er heerste een nijpend tekort
aan kazematten en de versterkingen
waren vervallen. Zwaar geschut zou
ze onherroepelijk doen bezwijken. Op
hulp van de zelf in nood verkerende
Bataafse Republiek viel niet te reke
nen. Majoor Fornbauer gaf zich op
eigen gezag over op 26 augustus
1795 Graaf de Meuron ging met
zevenhonderd Zwitsers over tot de
vijand, de Radjah van Candy schond
alle met de Oost-Indische Compagnie
gesloten verdragen. Het zou te ver
voeren nog uitgebreider hierop in te
gaan, mijn broer heeft dit zeer gede
tailleerd gedaan in het orgaan van de
Kon. Vereniging Oost en West van
december 1960.
Wij die meemaakten, hoe Nederland
na vijf dagen voor de Duitse over
macht moest capituleren, die wisten
hoe Nederlands-lndië voor de Jap
pen moest zwichten na taai verzet,
konden dit alles veel beter begrijpen
dan de heer Nijpels, die zelfs de eerste
wereldoorlog niet had meegemaakt
en alleen op geruchten was ingegaan.
Trouwens, ditzelfde Oost-Friesland
was ons toch ook door de Fransen
ontnomen? Het heeft behoord tot het
koninkrijk Holland.
Ik werd bij de zusters heerlijk ont
haald, er was natuurlijk thee en ter
wijl ze geboeid luisterden naar mijn
relaas, keek ik naar een kembang se-
patoe die in een pot de huiskamer
sierde. Ja, solch eine schone exo
tische Blüme! Wat, had ik in Indië
hele heggen van deze bloem gekend?
En heette het daar "schoenpoets-
bloem"? Ze waren van het eerste on
der de indruk (geloofden het ook! niet
zoals in Nederland, waar men gauw
snoeverij achter zo'n mededeling
zoekt). Over dat schoenpoetsen
moesten ze lachen. De ene zuster
bracht me in kennis met de gemeen
te-archivaris, die met stapels kerk
boeken kwam aandragen. Telkens las
ik achter de naam Von Angelbeck
"pastor der Evangelischen Gemeinde".
Dat ging zo van vader op zoon. Een
dominee v. A. was in de Reformatie
zelfs met preekstoel en al in zijn kerk
verbrand. Er waren organisten en
kosters bij, maar ook leraren. Zelfs
een chirurg. Ik begreep nu, waar mijn
moeder's vader zijn strenge gods
dienstzin vandaan had. Mijn moeder's
lievelingsbroer was ook leraar en or
ganist geweest: "zulke mooie handen,
waarmee hij het orgel bespeelde".
In de hotelkamer, ook al door de
vriendelijke Oost-Friezin besproken,
ging ik nog eens na, hoe Johann Ger
hard in zijn jonge jaren was geweest,
volgens de door mijn broer verzamel
de gegevens van Gittermann, die zijn
Duitse familieleden had opgezocht en
brieven, door hem zelf geschreven,
had gelezen.
Johann Gerhard was de eerste die
brak met de domineetraditie. Vader
Christian had hem op de Latijnse
school te Jever gedaan en die liep hij
ook af. Al op 17-jarige leeftijd zat hij
als theologisch student op de univer
siteit van Halle. Daar ontdekte hij dat
hij veel liever rechter wilde worden
en hij liet zich inschrijven aan de
Göttlinger universiteit. Maar daar
kreeg hij een ernstig conflict en hij
schakelde over op de universiteit van
Jena. Toen zette hij er evenwel enor
me vaart achter en keerde als advo
caat terug naar zijn geboorteplaats
Wittmund. Hij viel op door zijn gees
tesgaven, maar ook door zijn uiterlijke
verschijning. Hij hield van poëzie en
muziek en bezat een altijd opgewekt
humeur. Eén ding was jammer: hij had
nooit van zijn vader's studietoelage
kunnen toekomen en stak in de schul
den. Gittermann zegt dat hij van de
natuur een te .onrustige, levendige en
koene geest had gekregen. Hij kon
zich niet meer aanpassen aan het bur
gerlijke leven van Wittmund en van
zijn tijd. Hij maakte reizen naar Bre
men, Hamburg en Holland. Dat kostte
ook geld. In 1749, toen hij 22 jaar oud
was, kwam de Pruisische grootkan
selier Von Cecci naar Aurich om het
Oost-Friese justitiewezen te reorga
niseren. Dit feit en de erbarmelijke
staat van zijn financiën deed de jon
ge advocaat ertoe besluiten zijn va
derland in het geheim te verlaten en
naar Nederlands-lndië te gaan. Hij
kende in Holland een koopman, die
hem geld leende en in Rotterdam
scheepte hij zich in op een Oostindië-
vaarder. Na een jaar bereikte hij
Kaapstad en ontmoette daar de schat
rijke Hessische koopman Lever, die
een dochter bezat. Hij huwde Jacomi-
na en begon een advocatuur, maar de
opbrengst was hem toch te gering. Hij
droomde nu eenmaal van een groots
en schitterend leven. Vóórt dus maar
weer met zijn jonge bruidditmaal
naar Batavia. (slot volgt)
Colombo, 1918.
2) Hoe Nederland Ceylon verloor,
's Grav., 1908.
3) zoals R. G. Anthonisz,
The Dutch in Ceylon, 1929.
DE SIGAREN EN DE OLIFANT
Een verhaaltje uit Kalianget:
Een KPM boot moest zout laden te Kalianget en dan kwam er nog wel
eens bezoek aan boord om een gezellig praatje te houden. Zo was
er ook de Agent van de KPM en een der gezagvoerders van het O.J.Z.
bij elkaar. De eerste had als regel zeer goede sigaren bij zich, de twee
de zat er op te mikken.
Aangezien de Agent niet zo royaal was met dit rookartikel, moest de
gezagvoerder het op een of andere manier zien los te krijgen.
Hij vroeg aan de sigarenbezitter of hij in staat was om met twee sigaren
een olifantenkop te maken.
Neen, dat kon hij niet.
Leen mij dan twee van je sigaren, dan laat ik het je zien. Hij kreeg ze,
stak ze in z'n neusgaten en hij kon ze meteen houden ook.
J. W. LUBLINK WEDDIK
7