Herinneringen aan mijn Pleegmoeder IlllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIKIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIKIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIII Mijn pleegmoeder was een Nederlandse vrouw. Ik zou eigenlijk moeten zeggen IS een Nederlandse vrouw, omdat ze nog altijd in mijn wezen en streven voortleeft. Ze stierf op 15 november 1965 op 68 jarige leeftijd. Haar echtgenoot, die wij allemaal Oom Bram noemden, was eerder in 1959, heengegaan. Hij was toen 72 jaar. Het was op een zonnige januari-dag van het jaar 1950, de eerste maand na de souvereiniteitsoverdracht van de Republiek Indonesia Serikat. De locale regering van de stad S. had door middel van kranten en radio ver zocht, om lees- en leerboeken voor de jeugd, die net uit de guerilla-regionen teruggekeerd was, te verzamelen. Die jeugd bestond uit scholieren, die gedurende de schermutselingen nau welijks een systematische schooloplei ding konden genieten. Merendeels wa ren ze achttien jaar, ongeveer 15 jaar toen zij de schoolbanken verlieten om samen met hun oudere broers te gaan berjuang. Velen waren niet terugge keerd. Ik geloof, dat er aan deze oproep wei nig gehoor gegeven werd. Die dag kwam slechts een Indische dame opda gen. Zij bracht met nog enkele assistenten, gehoor gevende aan die oproep aan de Balai Prajurit, in de militaire sociëteit, een vracht lees- en leerboeken. Mijn vrienden en ik waren bezig met scha ken, domino of biljarten. Het was een genot om na die spannende dagen weer eens zorgeloos en intensief te mogen spelen. Blijkbaar waren mijn ka meraden zo diep geconcentreerd, dat zij de komst van de weldoeners en wel doensters niet opmerkten. Niemand keek op of om. Niemand van hen liep naar die dames om haar te verwelko men. Toen vloog ik naar hen toe om die boeken in ontvangst te nemen. De weldoeners stelden zich voor en verklaarden waarvoor zij kwamen. Ik kon mijn ogen haast niet geloven, dat al die zo goed als nieuwe boeken voor ons bestemd waren. Leerboeken over algebra, stereometrie, mechanica, natuurkunde, trigonometrie, Engels, Frans, Duits en nog meer, die wij ge durende de Japanse bezettingsjaren en daarna niet meer hadden gezien, maar wel vurig naar verlangd hadden. Ik zou graag alles voor mijzelf hebben willen houden! Blijkbaar zagen die dames, dat ik zeer begerig naar die boeken keek en er gulzig in bladerde. Ik was zo intens met die boeken bezig, dat ik bijna onze bezoeksters vergat. Toen stelde een van de dames, een korte, doch zeer vastberaden uitziende vrouw voor, dat ik de volgende dag bij de familie Fletterman in Jalan Gergaji langs zou komen. Ze zei: "Daar hebt U nog meer van deze soort boeken, meneer. Kom zelf maar uitkiezen". Daarna namen die dames, allemaal om streeks vijftig, afscheid. Nog lang was ik met de boeken bezig, totdat mijn kameraden, die allen "uitgespeeld en uitgeteld" waren, naar mij toe kwamen en mee gingen grasduinen. In een mi nimum van tijd waren de boeken ver deeld! Wat een prettig gevoel was dat, weer eens boeken te mogen bezitten. Jaren lang waren wij er niet aan toe geweest. Ik kon die boeken niet aan schaffen. De middelen, die ik toen mocht bezitten, moest ik aan mijn li chamelijke rehabilitatie besteden. Ik kwam arm uit de Japanse bezetting, mager en haast ondervoed. Toen kwam de vrijheidsstrijd met alle materieële gevolgen daarvan. Maar toch blijf ik ondanks alles dankbaar, dat ik één van de subjecten van deze vrijheidsbewe ging heb mogen zijn. Dit besef werd ons door onze nationale leiders inge prent. Op de afgelopen dag kwam ik bij de familie Fletterman op bezoek. Ik werd aan de hele familie, dames en heren, die mij in het Nederlands aanspraken, voorgesteld. Ik werd verlegen en een beetje zenuwachtig. Misschien omdat deze Hollandse mensen allemaal zo aardig waren en zo tegemoetkomend, terwijl zij nog niet zo lang geleden als aartsvijanden werden beschouwd. Ik werd vooral verlegen en zenuwachtig vanwege mijn zeer gebrekkige Neder landse taal. Gedurende de Japanse be zetting mochten wij geen Nederlands spreken op straffe van gekeplak en ge- tendang te worden. Zo werd onze ken nis van de Nederlandse taal, die toch al gering was, systematisch verwaar loosd. Ik voelde mij bovendien niet op mijn gemak, omdat de vrouw des huizes on danks mijn kreupele Nederlandse taal, toch mijn wedervaren wilde aanhoren, en begon te lachen, wanneer bleek dat mijn revolutionaire avonturen naar mijn gevoel door mij geestig werden ver teld. De familie lette niet zo zeer op mijn tekortkomingen: mijn taal, mijn kleder dracht, mijn Robin Hoodachtige manie ren. Ik mocht op een communicatie zonder enige wanklank terugblikken. Ik vertelde de familie omtrent mijn guerilla-ervaringen in de bossen en op hellingen van de bergen. Ik vertelde hun, dat mijn dagelijkse ontbijt meestal uit singkong rebus of ketela mentah bestond. Mijn warm eten was bijna al tijd bubur jagung. Af en toe dronken wij sawah- of kaliwater. Ik vertelde hun ook, hoe ons tanivolk zo goed voor ons had gezorgd, ofschoon zij het zelf niet breed hadden. Mevrouw Fletterman luisterde zo aan dachtig alsof zij een psychiater was. Zij liet mij uitpraten. Af en toe stelde zij mij enige vragen en liet mij daarna rustig mijn gang gaan. Meestal was ik aan het woord. Na een poos kwam Embok Yem, die door de vrouw des huizes aan mij werd voorgesteld, met een glas warme cho colade-melk en roti met keju en jam. Ik kon bijna niet geloven, wat ik proef de. Ineens werd ik gembèng. Ik voelde mijn tranen langs mijn magere wangen heen rollen. Ik wist niet precies hoe dat allemaal kwam. Wel wist -ik, dat ik door een goede fee bemoederd werd. Vijf jaar lang leefden wij in de branding van de revolutie, woest, onstuimig en roeke loos. Blijkbaar waren wij ons toen nog niet zo goed van de oorlogsgevaren bewust. Toch zagen wij dagelijks ge wonden en doden. Ik moest toegeven, dat het geen normaal jeugdleven was. Om maar niet te praten van de Japanse bezettingsjaren. Uit deze kostbare er varingen leerden wij dat revoluties mensen kunnen maken, vermaken en vaak mismaken, geestelijk, zowel als fysiek. Toen ik daar zat te mewèk, trokken de dames en heren van Huize Gergaji zich bescheiden terug en lieten Mevrouw Fletterman en mij achter op de galerij. Ook ging Mevrouw Fletterman toen naar haar werkkamer en liet mij alleen tot bedaren komen. Een kwartier daarna kwam zij weer op dagen met een bundel schriften, pot loden en een bungkusan, waarvan de inhoud bleek te zijn: een nieuw Arrow Shirt en stof voor een pantalon. Toen ik afscheid wilde nemen, stopte zij mij een couvert in mijn hemdzak. Deze geste van die Nederlandse dame had mijn hart in de roos getroffen. Deze surprise kon ik niet meer goed verwer ken. Ik wierp mijn gelaat op haar schouder en snikte het uit. Zij liet dat allemaal moederlijk toe, en streelde af en toe over mijn ruige haar. Ze zei rustig: "Ik begrijp het jongen, ik begrijp hetToen ik weer herstelde, zei ik haar: "Mevrouw, ik ben U zeer dankbaar. Hoe kan ik U mijn erkente lijkheid tonen?" Haar antwoord was zeer aanmoedi gend: "Vent, ga goed studeren. Geef alles straks aan je land en volk terug." Zonder dat ik me er van bewust was, kwam het uit mijn mond: "Dank U wel Mama." Sindsdien is zij mijn pleeg moeder, die mij door dik en dun de moeilijke tijden van mijn leven heeft helpen doorstaan. Zij heeft mijn ogen en hart geleidelijk geopend voor de grootheid van Indonesia. Lempongsari, nov. 1977 MAS WOTO gembèng huilerig mewèk op het punt van huilen staan. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 8