IK EN BENTIET DE GESCHIEDENIS VAN DE "ZEEVAARDER" (II] MALABAR f Na terugkomst uit Holland werd de afbouw ter hand genomen. Eerst het zeiltuig, waarvoor aangesneden werd een relatie bij de maatschappij Ne derland. "O ja, ga maar naar de loods, zoek maar uit hoor, pak een koelie in zijn nek en laat maar weg brengen". Dat was niet aan dove mans oren gezegd; Barends zocht een paar prachtige sparren uit. Aanvankelijk lag het in de bedoeling een "torentuig" op te zetten, vandaar een enorm lange mast; naderhand werd daarvan afgezien en werd het een "kitstuig" met gaffelzeilen, dat - zoals de ervaring heeft uitgewezen - voor een single-hander het makke lijkste tuig is onder alle omstandig heden. Toen ging hij het interieur ver zorgen. Twee sofa's, een vaste kom buis met gootsteen, twee kasten met laden, een kaartentafel, een prak tische ruimte voor servies en bestek, een afgesloten toilet en een carda- nisch opgehangen petroleumlamp (ge ruime tijd later werd electrisch licht aangebracht). Het is medio mei 1939 als de "Zee vaarder" zeilgereed is. Barends sloeg met heel veel genoegen en intense vreugde zijn werk gade, zoals het daar afgemeerd lag in de jachthaven van Soerabaia. Het resultaat van vele honderden uren noeste arbeid, een groot aantal berekeningen en veel precisie-werk. Een mooi kitsgetuigd jacht van fascinerende allure en blij vende importantie geboren uit het zweet zijns aanschijns. Weinig kon hij toen bevroeden, dat dit schip nog eens zijn eigen leven en dat van vele anderen zou redden. De proeftocht van de "Zeevaarder" had plaats in juni 1939, een 10- daagse zeiltocht van Soerabaia naar Bali (Boeleleng) v.v., die Barends maakte met de zoon van kapitein Potjer van de Stoomvaartmaatschap pij "Oceaan". Van deze reis is na tuurlijk een uitgebreid logboek aange houden, waarvan een excerpt gepubli ceerd is in de "Scheepsroeper" van de Bataviase Jacht Club, december 1941. Bij de nadering van de Pacific-oorlog werden vóór de ingang van de haven van Balikpapan evenals vóór de in gang van diverse andere havens mij nenvelden uitgelegd. Eventueel aan wezige inlandse loodsen werden door Europese vervangen. Te Balik papan werden geplaatst loods N. J. Drost en Ch. C. J. Poortenaar, maar toen aanvulling nodig was werd ook Barends van Soerabaia naar Balikpa pan overgeplaatst; vanwege de drei gende oorlogstoestand, met de meeste spoed. Toen was het "Leiden in last", want wat moest er met de "Zeevaar der" gebeuren? Het schoot hem te binnen: „Als die boot naar een haven moet, waar wij ko men, dan neem ik die wel voor je mee", aldus de kapitein van de „Marpessa" van de N.I.T. Dat was van hem wel erg boud gesproken. Edoch, toen de over plaatsing van Barends aan de orde was lag de „Marpessa" warempel te Soera baia bij de Droogdokmij en moest de tanker zowaar naar Balikpapan. Wat nu? „Mijn reparatie is bijna klaar hier, maar als ik die boot van je meeneem, dan is het vracht en ik mag de K.P.M. niet onder zijn duiven schieten. Weet je wat, ik ia\ mijn agent vragen of hij even Batavia de K.P.M. opbelt of het goed is dat ik de boot meeneem". Van zelfsprekend was het o.k. (die goede oude tijd toch). Dus terwijl de boot nog te water lag werd de wieg er weer on- Het graf van de "Vorst van de Mala bar", dr. Bosscha, groot pionier in het Pengalengase stond lange jaren na zijn dood nog in een geur van heilig heid bij de bevolking van die streek. Vele gebeden zijn opgestegen op die vereerde plaats Het graf bevond zich op de onderne ming die zijn faam had gevestigd, dicht bij de administrateurswoning, het middelpunt van de theecultuur daar, die vooral door zijn nimmer aflatende activiteiten en zorgen zich zou ont wikkelen tot een cultuurgebied van de eerste orde. Ook de Lembangse ster- rewacht droeg zijn naam, dank zij meer dan edelmoedige giften ten bate van het geliefde land. Zou het graf er nog zijn en nog altijd keramat wezen? jpp Op de foto de heer en mevrouw J. H. Ritman met de tuinmandoer Abdoerrachman tijdens een bezoek aan het graf van dr. Bosscha in Pengalengan. der aangebracht en werden wieg en boot langszij afgemeerd. De chief vroeg hoeveel het geheel woog. „Nou, ik schat een drie en een halve ton, meer dan vier zeker niet". De laadboom werd in positie gebracht en de haak aan de dubbele „sleng", die om wieg en boot was geslagen, gepikt en hieuwen maar. Barends, die op de boot was blijven staan voelde even later, nog vóór de boot gelicht werd, een ruk. „Vasthieu- wenl". Het dik stalen hoofdwant van de tanker had het begeven; de mast stond onder een hoek. Goede raad was duur; in elk geval dirèkt vieren. Ba rends toog naar de grote drijvende bok van het droogdok, die op enige af stand werkzaam was. „Heb je even tijd straks, wil je een potje bier verdienen, pik die boot van mij dan effen op en zet h'm op de „Marpessa". „O ja hoor, dat komt voor mekaar". In een mum van tijd stond de „Zeevaarder" in zijn wieg gesjord aan dek van de tanker en de „Marpessa" vertrok. En toen enige dagen later Barends met de K.P.M. te Balikpapan arriveerde lag de tanker daar nog aan de steiger. Het kon niet beter. De mast was onder de reis recht gezet door middel van een takel, de chief durfde het nu wel aan om de boot met eigen middelen overboord te zet ten. Havenmeester Genet gaf toestem ming om de „Zeevaarder" te doen af meren tussen twee door Barends uit te leggen boeien vlak bij de steiger van de havenmeester. Dus geen „troubles". Alsof Barends het aanvoelde maakte hij kort daarop in zijn eentje een kort reisje heen en terug naar Makassar (vier dagen heen en vier dagen terug). F. C. BACKER DIRKS (slot volgt) "Ik en Bentiet" door Tjalie Robinson. Geschreven in zijn onnavolgbare petjo f 13,50 porto f 1,70. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 9