Endog Abang
„innunmumImmmI
Neeneen, dit is niet tijdens de Paasdagen ergens in
het Yogyasche geschoten. En dit zijn dus geen zg.
"Bibih telor Paskah" of zo. Dit zijn verkoopsters van zg.
"endong abang" oftewel rode eieren, iets heel speciaals van
de Vorstenlanden. Want slechts drie keer per jaar, en dan
ook alleen in deze streek, verkoopt men deze grappige op
een Paasei lijkende rode eieren, nl. op de tweemaal per jaar
voorkomende Sekatèns en tijdens het Islamitische Nieuw
jaar. Het is een doodgewoon hardgekookt eendenei dat
rood (eigenlijk meer keihard rose) geverfd is en op een
versierd bamboestokje geprikt wordt.
Volwassenen nemen vaak genoeg ook zomaar een rood ei
maar de kindertjes moeten altijd een sier-versie. Ik heb
aan diverse oudere Javanen, en vooral aan Yogyanezen,
naar de oorsprong en betekenis van deze (folkloristische?)
sier-eitjes gevraagd. Maar iedereen zegt dat het zomaar is
en geen enkele afkomst heeft
ROGIER
'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin'""""""""""""""""""
JAVAANS WIE KENT HET NOG?
(Moesson no. 15, pag. 18)
Vraag 1.
Geen jager in de familie gehad, dus
ook geen benul van een prop op de
lading van een voorlaadgeweer. Maar
voel er alles voor om het ding (van
klapperbast) soesoer te noemen.
Vraag 2.
Aan onze onvergetelijke "sepoor kloe-
took" heb ik prettige herinneringen
overgehouden.
Vraag 3.
In mijn jeugd van lang voor de eerste
wereldoorlog, noemden we de fiets
gondang gandoong, maar ik heb ook
wel de naam "pir" horen gebruiken.
Of deze woorden ook gangbaar waren
in Solo, "na-menikoe mbotten semerep,
koelö sangking Magelang."
H. M. SOESMAN
"NERO"
Begrijpt de schrijver van het verhaal
in Moesson 15-2-'78 Nr. 13, niet, wat
een onsympathieke indruk een gedeel
te ervan bij de lezer maakt!
Wat een idee, om een trouwe speel
makker van de kinderen, die ook nog
zulke goede diensten heeft bewezen,
alleen om zijn schurft te willen afma
ken en op zo'n manier?
Waren er geen paar dubbeltjes over
om Nero met een dogcar naar het asiel
te brengen?
S. M. VAN BLEIJSWIJK SOMBEEK
DE WAJANG EN DE PANGRANGO
De witte pluim op de foto op pag. 3
van Moesson no. 13 is de fumarole
(stoombron) "Kawah Wajang", ten
oosten van de kina-onderneming Ker-
tamanah en is geen werkende vulkaan.
De berg op de foto op pag. 14 van
Moesson no. 14 is de Pangrango. De
genoemde berg (de Mandalawangi) is
lager en uit oostelijke richting niet te
zien. W. A. CLIGNETT
WEERZIEN MET JOKO DOLOK
Eén week ben ik maar in Surabaya
geweest. Veel te kort na 25 jaar. Veel
heb ik niet kunnen opzoeken, maar op
de laatste dag (25 sept. j.l.) zag ik
kans, door mee te rijden met mijn gast
heer naar zijn praktijk op Kajoon, Joko
Dolok-waarts te gaan.
Na Embong Kemiri te zijn doorgelopen,
waarbij ik constateerde, dat het huis,
waarachter het paviljoen ligt, dat ons
laatste huis was in Indonesië, niet ver
bouwd was, kwam ik via de Jl. Pangli
ma Sudirman-Palmenlaan - en een
stukje Embong Wungu in het straatje
Jokodolok. Mijn oog werd direct ge
troffen door het verwaarloosde aan
zien van het grote Indische huis, waar
voor de oorlog een deftig hotel-pen
sion gevestigd was, dat werd beheerd
door voor Hitier gevluchte Duitse jo
den. We - mijn Moeder, broer en ik -
hebben daar min of meer gedwongen
veertien dagen gelogeerd en maakte
ik daar kennis met de Franse keuken.
Het geheel wordt nog meer ontsierd
door de autowrakken, die in de tuin
staan.
Maar wie beschrijft mijn ontsteltenis,
toen ik de blik naar rechts richtend,
Joko Dolok zag. Niet omringd door
een pagger van planten en overscha
duwd door hoge bomen, maar in het
volle zonlicht, omringd door een ijze
ren hek, de ingang afgesloten door
twee deuren van sierlijk smeedwerk.
Op mijn pogingen, ze open te krijgen
kwam van de overkant van het park
haastig een oude man aangelopen. Hij
bleek de djaga te zijn.
Na hem verklaard te hebben hoe het
mogelijk is, dat die zeer europees o-
gende njonja voor hem zo vloeiend
Indonesisch spreekt, uitte ik mijn spijt
over het verdwenen groen. Hij knikte
instemmend en wees op een aantal
pas geplante, dus nog kale staken, als
verbetering in de toekomst.
Het is een feit, dat ik Joko Dolok
nooit zo goed gezien heb. In mijn her
innering was het beeld groter. In zijn
voor de borst gekruiste armen lagen
offerbloemen. Na een lang gesprek
met de djaga, waarin ik hem vertelde
in het huis schuintegenover, op de
hoek van Embong Trenggoeli gewoond
te hebben en gerolschaatst op de
straten om ons heen, zei ik: "Ik heb
geen tijd meer om zelf bloemen te
kopen. Als ik geld geef, wil Pak het
dan voor mij doen?" Hij antwoordde:
"Zeg mij, hoe U heet. Dan zal ik Joko
Dolok's zegen afsmeken voor een
voorspoedige verdere vakantie in In
donesië."
Ik gaf hem een geldstuk voor de nog
te kopen bloemen en na zijn gebed
nam hij wat bloemen uit de armen van
het beeld en pakte ze in een stukje
krantenpapier. Na nog geld gestort te
hebben in de daarvoor bestemde bus
voor het onderhoud van het beeld -
en waarschijnlijk zijn salaris - nam ik
afscheid van hem.
Toen ik in Jakarta op de dag van mijn
terugkeer mijn koffer nazocht op za
ken, die niet mee hoefden, kwam ik
het pakje bloemen weer tegen. Ze wa
ren beschimmeld. Ik deed ze in het
zakje met andere rommeltjes, dat ik
later weggooide in de vuilniskuil, er
op vertrouwend, dat Joko Dolok mij
ook zonder zijn bloemen in het laatste
deel van mijn vakantie - de terugreis -
voor onheil zou behoeden. Want dat
ik zijn zegen had, daar ben ik van
overtuigd. Ik heb nog nooit zo'n heer
lijke vakantie gehad.
J. DE KONING KNIJFF
13