Raden Saleh Terug In Indië door Dr. H. J. de Graaf Intussen was Raden Saleh getrouwd met een Europese dame, mej. Winkelman geheten. Financieel schijnt dit geen slecht huwelijk geweest te zijn. De schilder beschikte daarna over een uitgestrekt landgoed aan de oevers van de Tji Li- woeng. Hoe uitgebreid deze bezitting was kan men hieruit opmaken, dat er thans het ziekenhuis Tjikini met zijn uitbreidingen, de voormalige Dierentuin met bios coop (thans een cultureel centrum - Red. Moesson) en zwembad, en wellicht ook de kleine moskee bij de brug op staan. De drukke straat, die er langs loopt heette in de koloniale tijd reeds Raden-Salehweg. Karakteristiek voor gulheid, waarmede de kunstenaar zijn bezit beheerde, is, dat hij een groot deel van zijn landgoed edelmoedig wegschonk ten behoeve van een Dierentuin! Het in neo-Gotische stijl opgetrokken landhuis van raden Saleh op zijn uitgestrekte land goed aan de oevers van de Tjiliwoeng. (Naar een tekening uit "Vijf jaar gedetacheerd - Indische schetsen" door L. E. Gerdessen). Op dit geweldige buiten liet raden Sa leh een prachtig landhuis bouwen en wel in de neo-gothische stijl, die hij in Europa had leren kennen en waarde ren, stellig het enige aldus gebouwde huis in Indonesië. Hij zou niet alleen de ontwerper, doch ook de uitvoerder van het grootse project zijn. Geen Blanda heeft er aan geholpen, ver zekerde hij later trots! In het midden van 1865 kreeg raden Saleh op zijn prachtig bezit een onver wacht bezoek van enige Nederlandse, pas uitgekomen officieren. Een hunner L. E. Gerdessen heeft deze ontmoeting beschreven in zijn boek "Vijf jaar ge detacheerd", waaraan wij een en an der ontlenen. Zij kwamen van Meester Cornelis rijden, toen zij verrast werden door het gezicht op "eene smaakvolle, in gothische stijl gebouwde villa". Op het pleintje er voor kuierde op en neer een lange magere Javaan, die een strootje rookte. De baren zagen hem voor "de opzichter of huisbewaarder" aan, doch het bleek raden Saleh zel ve te zijn. Op hun verzoek om de villa eens te mogen bezichtigen werd gunstig ge reageerd. De eigenaar stelde een be diende te hunner beschikking. Hij ging dus zelf niet mee. Het midden van het gebouw was een hoge ovaalronde zaal of binnengaanderij, die haar licht door een glazen koepel ontving. Daarom heen waren de verschillende kamers en vertrekken gebouwd, die echter nog niet gereed waren. Alleen het atelier was klaar. "Hier geen versierselen, geen opschik; plans en kaarten, lijvige boekdeelen en allerlei physische in strumenten, 'n prachtige schrijftafel en een welvoorzien wapenrek". Behalve een "keurig afgewerkt en te gelijk zeer schoon vrouwenportret", zagen de be zoekers "een gezicht op een kampong, slechts half voltooidop een ezel", waarmede de kunstenaar kort te voren nog bezig was geweest. Wellicht was dit het Dessalandschap, waarvan men een reproductie vindt in het nuttige boek van mevr. de Loos- Haaxman (fig. 65) Toen de bezoekers uitgekeken waren en naar buiten traden, sprak de z.g. "opzichter" de heren aan in "vloeiend Frans", welke taal destijds bij ons Ne derlanders beter bekend was dan thans de tijd der spreiding van macht, rijkdom en kennis. Het overtuigde luit. Gerdessen, dat raden Saleh iemand was "met een uitnemend verstand, een helderen scherpen blik en eene uit nemende kennis". De heren spraken over "de vrouw in Europa". De schilder zeide de Fran- gaises boven de Hollandse dames als maitresse te prefereren, doch als echt genote en moeder zijner kinderen zou hij de Hollandse dames verkiezen. Daarna kwam het gesprek op de 80- jarige oorlog, waarbij de Javaan "niet genoeg den moed en volharding der Hollanders in den strijd voor hunne onafhankelijkheid wist te roemen". Maar Dipa Negara dan? vroeg Ger dessen. Die was een oproermaker, zei raden Saleh, welk meten met twee maten de Nederlander toch wat al te kras vond. In elk geval pleit deze uit lating van raden Saleh tégen de opinie van de Hr. Soekanto in zijn boekje getiteld "Dua Raden Saleh, dua Na- sionalis", waarin deze raden Saleh over één kam scheert met zijn gelijk namige neef, die in 1825 mét zijn vader op het linieschip Pollux werd geïnter neerd, verdacht als zij waren van heulen met de opstandige Dipa Negara. Wat in dit verhaal opvalt is, dat er geen vrouw aan te pas komt. De heren be zochten de villa, doch kwamen geen gastvrouw tegen. Was radèn Saleh toen reeds aan het scheiden, zodat me vrouw Saleh, geboren Winkelman op de achtergrond bleef? In elk geval, het huwelijk met de Indo- Europese dame werd ontbonden en de schilder vertrok naar Djokjakarta, waar hij twee jaar bleef. Daarmede verloor hij zijn prachtige landhuis, zo mooi gelegen aan de reeds vóór de Oorlog naar hem genoemde laan radèn Saleh. In de sultansstad huwde hij met een veel jongere dochter van de rijksbe stuurder Danuredja. Het valt op, dat hij zich in latere jaren raden Saleh Danu (di) redja placht te noemen. In 1870 keerde hij naar West-Java terug, maar moest toen veel eenvoudiger leven, nl. in een huurhuis, eigendom van de sul tan van Bandjarmasin. Hij was daar nog maar kort gevestigd, toen hem iets overkwam, dat wellicht de bitterste er varing uit zijn leven geweest is: de verdenking van ontrouw aan het Ne derlands-Indische Gouvernement. De oorzaak was als volgt. Behalve met schilderen hield radèn Saleh zich ook met de wetenschap bezig. De Hr. Bachtiar heeft in zijn ver handeling nog eens extra hierop ge wezen. Hij verzamelde oude hand schriften en fossielen. Dit deed hij niet voor zich zelf, doch ten bate van het Bataviaasch Genootschap, waarvan menig lezer zich nog het Museum aan het Koningsplein vol merkwaardighe den en kunstschatten zal herinneren. Hij trok er op uit, de kampongs in, en wist tientallen oude Javaanse ma nuscripten of koperen oorkonden op te sporen. Als ze niet te koop waren, leende hij ze en liet ze overschrijven. Betaling vroeg hij niet. Daarom is hij in 1869 erelid van het Genootschap ge worden. Ook ondernam hij, zij het nog op dilettantische wijze, opgravingen naar het gebeente van uitgestorven diersoorten. Door dit onderzoek kwam hij in con tact met de inheemse bevolking, waar onder natuurlijk ook kwade elementen scholen. Zo leerde hij een zekere Bas- sa Kolot kennen, die hem bij het vinden van waardevolle zaken zulke gewich- 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 12