INDISCHE TIJDSCHRIFTEN EN JOURNALISTEN PERSOONLIJKE HERINNERINGEN DOOR EMS I. H. VAN SOEST Het stuk van dhr. A. Poutsma, getiteld "d'Oriënt" riep herinneringen wakker! Ook door mij werd dit blad altijd van begin tot eind gelezen. Maar ik weet één ding zeker: het startte onder een andere naam. Zoals Moesson eerst Tong Tong heette, heette d'Oriënt oorspronkelijk De Zweep, vanwege de scherpe uitvallen die als zweepslagen striemden. Het was 1923, ik was vijftien jaar, woonde in Salatiga en daar ik graag tekende, besloot ik iets te tekenen voor De Zweep. Ik zette in Oost-Indische inkt een toekang Pos neer, die juist een voorgalerij verlaat, waar hij een jonge dame schier bedolven heeft onder een berg brieven, pakjes en tijdschriften. Zij trekt er één blad onderuit en zegt: "Al het andere moet maar wachten, eerst een kijkje in De Zweep". Na gespannen wachten kreeg ik de tekening terug met een persoonlijk briefje van de heer Berretty: "Ontwerp zeker ver dienstelijk, maar proporties onderlijf te zeer la rijsttafel." In onze tijd, waar lange slanke benen als schoonheidsideaal gelden, zou die tekening zeker furore hebben gemaakt! Later werd het blad dus herdoopt in d'Oriënt en ik herinner me een knappe dubbeltekening van F. van Bemmel. Een hevig transpirerende, duidelijk aan verlof toe zijnde heer, die visioenen heeft van lieflijke verkoelende sneeuw. Daarnaast de realiteit van de winter: getooid met een dikke bouffante, warme pantoffels aan de voeten bij een loei- hete kachel ligt dezelfde man gevloerd. Op de tafel naast hem een arsenaal aan pillen, poeders, drankjes tegen wat toen nog geen griep maar influenza heette. In zijn mond een grote thermometer Een blad, nog veel eerder in omloop dan De Zweep/Oriënt, was de Reflector. Het volgde het Weekblad voor Indië op, waarin ik als vijfjarige klandestien bladerde om gestraft te worden met de ophangingsfoto van de moordenaar van Fientje de Feniks. Naar ik meen was hij de laatste die de doodstraf onderging (1913). In dit blad stonden vaak ge dichten van mijn jongste broer onder de schuilnaam THEO De Reflector was strikt verboden kost, Argusogen waakten erover dat ik alleen het kinderkrantje ervan in handen kreeg. De redacteur noemde zich Marcel Maxé. Of dit zijn ware naam was weet ik niet. Op een dag kwam mijn oudste broer Jan, die op ons theeland logeerde, mij het kinder krantje brengen met daarin een strip van de vaardige hand van Menno van Meeteren Brouwer. "Schrijf daar maar een opstel over", zei hij, "dan zend ik het wel voor je in." Ik liet er mijn sommen (Clerkx-methode) voor staan. De gasolie onder druk liet het weer eens afweten en ik zat bij kaarslicht te zwoegen. De strip stelde een slapende Pa voor, gezien op zijn glimmend kale achterhoofd. Zoontje komt grijnzend naderbij met een pot verf en kwast en tekent zwie rig een lachende chinees op het gladde schedeldak. Pa schrikt wakker, beseft wat er gebeurd is en trekt zijn slof, die ongenadig op zoontje's zitvlak belandt. "En toen riep Pietje heel hard AU, AU, AU, "pende ik zuchtend van de inspanning neer. Jan zond het opstel in. Veertien dagen daarna zat ik met mijn ouders op het plat voor onze Lodji, toen we Jan uit zijn logies de heuvel zagen oprennen, zwaai end met De Reflector. "Ze heeft de eerste prijs!" riep hij, "Tien boeken naar keuze!" Mijn keus, gedaan bij Toko G. C. T. van Dorp Co te Semarang, varieerde van Zeven jongens van A. C. C. de Vletter, tot het Cirkuskind van Felicie Jehu en de Kinderbijbel van Pontoppidan. Ik was winnares in de categorie 6 tot 10. In de categorie 10 tot 14 streek Evelien Wybrands met de eerste prijs. Haar opstel was in feilloos Frans. "Et il crie fortement de douleur causée par ces coups". Zij was de oudste dochter van de be faamde journalist Karei Wybrands en met haar vader had den wij kennis gemaakt tijdens een logeerpartij in Hotel Kalitaman te Salatiga. Ik was daar onder de grote waringin- boom op het voorerf, in een jurk met engels borduursel, op blote voeten en met een slendang van de baboe om mijn schouders gedrapeerd, mijn kennis van de tandakkunst en van de javaanse taal aan het demonstreren. Onder ademlo ze aandacht van de kinderen De La Rive Box, zoals de toenmalige eigenaar heette, maar wat erger was, met enke le hotelbedienden als toeschouwer. "Waar is de moeder van dit meisje?" vroeg een heer, die met een rode kleur van ergernis kwam toelopen. "Mevrouw, mag ik mij voor stellen, Karei Wybrands. Beseft u wel, dat uw dochtertje op deze manier verinlandst? Een blond, blauwogig europees kind!" hij vond het 'n schandaal. (Haar en ogen werden later donkerbruin en groen). Mijn moeder was enorm ont daan. De broers zeiden: "Wat hebben we gezegd? Zo wordt ze een alaskind!" Mijn tandakneigingen en mijn woorden stroom werden in de kiem gesmoord. Misschien gelukkig? Het schrijven liet zich nergens door indammen. En niemand gestreelder dan ik, toen ik in 1933 een schrijven ontving van de volgende inhoud: "Geachte Mevrouw van Soest. Met belangstelling en genoe gen las ik uw pennevruchten. Zoudt u bereid zijn elk jaar een Kerstverhaal te schrijven voor het Decembernummer van de Javabode?" De ondertekening luidde: H. C. Zent- graaff. Natuurlijk was ik bereid en tot 1937, het jaar dat ik vertrok, leverde ik elk jaar mijn Kerstbijdrage in. Wat d'Oriënt betreft: In de vijftiger jaren schreef ik een feuilleton dat in 12 bladen, gefuseerd met een dagblad in Meppel, verscheen onder de titel "Alarm in de Oriënt". Het was ,min of meer geinspireerd op de heer Berretty en zijn plotselinge dood, ook de villa Isola kwam er in voor. Ook onze eigen reiservaringen per oceaanstomer waren er in verwerkt. Van kleuter tot jong schrijfster speelde de Indische journalistiek dus wel een rol in mijn leven! Dat wil niet zeggen, dat na 1937 de lijn voorgoed verbroken was, integendeel. Wel had ik het druk met het verwerken van al mijn reisimpressies in vele landen van Europa, maar toen de Jappen Indië binnenvielen, leefden wij intens mee. Toen dan ook Dr. Wormser (pseudoniem "Boekan Saja") mij vroeg een hoofdstuk te schrijven in zijn boek "Zo leven wij in Indië" deed ik dat graag met "In de Bergcultures". Ik zie hem nog in onze voorkamer, mopperend op de "zink put", waarmee hij doelde op de zinken dubbeltjes en kwart jes, waarmee wij het in oorlogstijd moesten doen. Het boek verscheen "zwart" en beleefde negen drukken. Mevrouw van Suchtelen-Leembruggen, die er ook aan meewerkte, Ems van Soest in de dertiger jaren, schrijfster en journaliste. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 14