BALI EN B.B. (II)
Mad world! Mad kings!
Mad compositon!
Shakespeare: King John
Leven op Bali met Karei gaf het gevoel deel te nemen aan een super slapstick,
zoals Hollywood die kan bedenken. Wij rolden, schijnbaar zonder enige aan
leiding, in de meest bizarre situaties. Bijvoorbeeld het St. Nicolaas feest in 1946.
De KNIL nam zich voor St. Nicolaas
te vieren met familie, in het militair
tehuis te Den Pasar. De aanwezigheid
van de Marine werd niet op prijs ge
steld. Wel verzochten zij onze mede
werking om de goedheiligman, vol
gens traditie, per boot te laten arri
veren. Dit verzoek werd aan Karei
en mij gedaan door enkele van hun
grotere dochters. Een man, die neen
kan zeggen tegen vragende meisjes
ogen, heeft een zo hoge leeftijd be
reikt, dat zijn mening niet meer rele
vant is; dat schreef W. Somerset
Maugham in zijn verhaal "Gigolo and
Gigolette" - het is best mogelijk, dat
het een ander verhaal is, hij schreef
er zoveel, dat je overwerk moet aan
vragen, om de boel bij te benen. Maar
om met ons verhaal door te gaan, wij
laadden de kindervriend - een humeuri
ge sergeant - in het landingsvaartuig
en, om wat sfeer te scheppen, voeren
een uurtje of zo in de branding. De
man was zo zeeziek, dat hij niet op
de been kon blijven. Wij wilden hem
de helpende hand toereiken om op
zijn grauwe schimmel te komen, maar
waren mogelijk te enthousiast. In elk
geval, de Sint zeilde over zijn knol en
smakte aan de andere kant tegen de
wereld.
Zich waarschijnlijk realiserend, dat hij
een kerkvorst moest voorstellen, pro
beerde hij waardig overeind te komen,
maar raakte met zijn plompe militaire
laarzen in zijn lang wit overkleed ver
ward en kwakte nogmaals plat op zijn
snuffert, onder aanmoedigende bij
valsbetuigingen van het jeugdig pu-
pliek, dat kennelijk veronderstelde, dat
zoiets bij een voorbeeldig St. Nico-
laasfeest hoorde. Ik kan me voorstel
len, dat, nu deze kleuters zelf volwas
sen zijn, zij bij het aanschouwen van
zo'n waardeloze intocht tegen hun
kinderen zeggen: "In mijn tijd, toen
was alles veel echterwaarna
een kleurrijk verslag volgt van hun
eerste St. Nicolaasfeest.
Het voorval was echter onze comman
dant niet ontgaan en toen wij, in op
perbeste stemming, de kazerne bin
nenreden, werden wij door onze chef
d'equipage opgewacht met de bood
schap, als straf, een baal rijst per
jeep naar Gilimanoek te brengen. Wij
konden meteen de post meepikken
voor het vakantieoord Bedoegoel. Dat
betekende een afstand van pakweg
160 km heen per jeep, die maximaal
40 km. reed, alleen parkeerlichten
voor en geen kap had. Karei en ik ge
bruikten eerst de maaltijd, waarna
ik de wapens klaarmaakte want zo
vredig was het toen op Bali nog niet.
Voor ons beiden onze revolvers en
extra, mijn Thomson Submachinegun,
de bij de Yanks in Chicago zo beken
de: Chicago Typewriter.
Wij vertrokken richting Bedoegoel,
waar wij tegen negenen aankwamen.
Wij werden enthousiast begroet door
de vakantiegangers, en de vrouw van
de beheerder, geroerd door ons me
degevoel met hen, maakte een portie
nasi-goreng klaar, die wij ons goed
lieten smaken. Daarna togen wij Gili-
manoewaarts, onder het luidkeels zin
gen van bekende en ook veel onbe
kende liedjes, Karei heeft namelijk
de gewoonte om liedjes naar eigen
inzicht aan elkaar te breien, zodat
meezingers vaak vertwijfeld naar het
hoofd grijpen. Boze tongen beweren
dat Karei niet zong, maar luidruchtig
de stilte vermoordde.
Te Gilimanoek konden wij geen
smoesje verzinnen, zij waren telegra
fisch op de hoogte gebracht omtrent
de reden van onze komst. De hoon
waarmee wij overladen werden was
onbeschrijflijk en riep om wraak. Na
het afladen begonnen wij aan de te
rugweg. Onderweg stopten wij bij ie
dere KNIL-post, dronken een bak kof
fie en verzochten hen Gilimanoek te
bellen en mede te delen, dat wij ge
passeerd waren.
De volgende morgen moesten wij
weer op rapport komen en kregen
een schrobbering, vanwege een klacht
van de commandant Gilimanoek. Zo
zie je dat puppes - de spotnaam voor
een matroos - het nooit goed kan
doen.
Enkele dagen daarna werd ik bij de
commandant ontboden, net toen ik
van patrouille terugkwam. Hij vertelde,
mij uitgekozen te hebben om een
landingsvaartuig naar Tjoepel te bren
gen. In die dagen heerste er een
chronisch tekort aan eetbare plantaar
dige olieën en te Tjoepel lag een par
tij copra, die door de K.P.M. ingela
den moest worden met assistentie van
de Marine. Ik had echter alleen op
de oostkust gevaren en had geen
weet van de westkust, waar Tjoepel
lag. Ik vroeg daarom of er niet een
ander persoon aangewezen kon wor
den, vooral omdat, ik net terug was
van een patrouilleslag. De comman
dant vertelde, dat hij net het rapport
ontvangen had van de Commissie On
derzoek Gedragingen en was niet
enthousiast met mijn optreden daar.
Ik had namelijk een vrij hoge officier
op de mij gebruikelijke wijze tegen
de schenen geschopt en er kon echt
geen schouderklopje af. Hier was een
kans om mij te rehabiliteren. Om mijn
moraal op te vijzelen mocht ik een
zeekaart bestuderen die, hoe kan
het anders, sedert de oorlog niet meer
bijgewerkt was met de B.A.Z.'s van
bureau Hydrografie. Een lichtpunt
bracht de "Zeemansgids" die een
lichtopstand te Tjoepel vermeldde.
Nu maar hopen dat de Japanners dat
niet gesloopt hadden, het licht zou
beslist niet branden.
Voor de machinekamer zou ik, behal
ve twee Japanse onderofficieren, "To
tok" meekrijgen, aangezien mijn tech
nische kennis zich bepaalde tot het
feit, dat je aan één kant van de motor
Toen wij de Tafelhoek rondden, begon de misère
22