3£etjil (III)
^iarinnering&n
Op de meeste foto's die ik daar schoot staan wel van die oude vrouwtjes die met de
hand aan de mond zitten. Vanwege die grote sirihpruim. Want óf die is te groot en dan
bedekken ze m gedeeltelijk of hij "zat niet lekker" en dan verschoven ze 'm net
een beetje
(Foto: Rogier)
M'n eerste onderdak in Batavia was
de J. P. Coen stichting of school dat
weet ik niet precies meer.
't Was ook niet, belangrijk voor me wat
het was. Ik was in Indië en dat telde
voor mij alleen. M'n wens was uitge
komen. Als gastheer trad het KNIL op.
"Mannen slamat datang. Jullie hier en
jullie daarheen. Bagage meenemen en
zoek je maar een plekje op".
En daar zat je even later dan op je
trouwste kameraad "het veldbed" die
je voor het eerst opgeklapt onder je
had te wachten op de nieuwe wereld
die voor je open zou gaan, zo je, door
een hoge pief op de boot in Priok,
verzekerd was. Ik vond het prima want
ik stond er voor open. Die nieuwe we
reld ging al snel open. De eerste maal
tijd in Indië werd aangekondigd.
"Jongens, nasi halen. Mesting meene
men". Wat me direct opviel bij het uit
delen van de nasi was de gulheid
waarmee de KNIL-mensen ons smake
lijk eten wensten. Nu was me op de
boot geleerd dat we te doen kregen
met een vriendelijke bevolking, maar
zo vriendelijk had ik niet verwacht.
Ook viel me op dat de nasi er nogal
rood uitzag. "Zeker rode rijst", dacht
ik nog. Met de eerste hap ontdekte
ik al dat het geen rode rijst was, maar
sambal die de rijst rood kleurde en
diende (daar verdenk ik de KNIL-so-
bats vandaag de dag nog van) om ons
baroes te ontgroenen. Succes hadden
ze. De vlammen sloegen me de keel
uit. Ik kende nog geen stom woord
maleis maar door die sambal rolden
vanzelf de adoehs over m'n lippen.
Veel tijd om een wraakactie te beden
ken had ik niet, want een belangrijke
mededeling vulde het lokaal.
"Hé, kom op. Buiten staan een paar
vrouwen die voor ons wassen willen".
Wat een uitkomst. Ik was toch echt in
het beloofde land aangekomen. Na
een maand al je wasgoed in zeewater
uitspoelen was alles wel aan een goe
de wasbeurt toe.
Buiten stonden enkele vrouwen met
manden. Kennelijk concurrenten van
elkaar want ze probeerden elkaar de
klanten af te pikken. Maar het aanbod
van vuile was was zo overstelpend dat
ze de strijd opgaven en de klanten
eerlijk verdeelden.
Met de hulp van een toeschouwer die
gelukkig z'n talen beheerste kwamen
we er achter dat de volgende dag op
dezelfde tijd de was schoon terugge
bracht zou worden.
Ik dol gelukkig. Totdat er één de on
zalige gedachte uitsprak dat we mis
schien wel naar ons wasgoed konden
fluiten. "Kom nou, dat geloof ik niet",
was m'n eerste reactie. "Reken er
maar op. Morgen kan je je eigen spul
len op de pasar kopen, vraag maar
aan het KNIL", zeiden nog enkele op
wekkende figuren. Er bleef niet veel
van het geloof in het goede in me
over na deze vol overtuiging uitge
sproken woorden.
Het restje geloof ging helemaal op de
loop toen ik me er zelf op betrapte
dat ik niet eens meer wist aan wie ik
m'n wasgoed had afgegeven. Het
duurde heel lang voor me tot het de
volgende dag zelfde tijd was. Ik ging
de straat op zonder enige hoop iets
terug te zien van m'n spullen.
Een toean toean geroep trok m'n aan
dacht. Ik keek om me heen. En
daar stond ze. Een stapeltje keurig
gestreken wasgoed in haar handen.
"Satoe roepia toean", zei ze vriende
lijk. "Wat een land", was het enige dat
ik op dat moment dacht.
J. BLOKKER
De herinnering is het parfum van de
ziel- George Sand.
Als de klokken der herinnering luiden,
wordt het Zondag in het hart -
Peter Sirius.
27
Deze baby is niet te koop. Alleen maar meegenomen door Oma, de babyzitster, omdat ze
zelf nog een klein stalletje met djamu's en geurige bloemetjes heeft op de pasar van
Purwantoro, Midden Java, en niemand verder om op de kleine tjutjuk te passen.