Ruisende rokken, slank, het hoofd wat gebogen opzij,
Een gehandschoende hand schikt de voile wat bij.
Een parasol draait onrustig, het kant ritselend wit.
De japon modieus, élégant, perfekt van snit.
Ongeduldig de voet tikkend, kijkt ze in de tuin.
De zon is getemperd en staat al wat schuin.
Een flard van wind graait stoeiend in het blad.
Daar ziet ze hem komen. Ze loopt vlug op het pad.
Een paard houdt in, de bandie staat stil.
Een rode pluim wipt, over de flank gaat een ril.
De teugels gaan in handen van Amat op de tree,
Hij hoort bij het paard en rijdt overal mee.
De ridder stapt uit, de ogen zeggen wat ze horen wil.
Zelfbewust stapt ze in, zijn hand om haar arm, stil.
Naast elkaar in het rijtuig hervinden ze de spraak.
Het is pure liefde, maar nog pril in de maak.
Hij herneemt de teugels: fort BibiPlok - plok - plok,
Het paard draaft, de veren dempen iedere schok.
De straten zijn rustig, het middaguur nog zwoel.
Op de galerijen de mensen, heel kalm in een stoel.
De bomen staan breed, hoog en dof-groen.
Niemand heeft er haast om nog wat te doen.
Hé, kijk, zegt ze wijzend, daar loopt Li Kwat Hie!
Hij is zeker op weg naar z'n liefde, tante Sophie.
Ze woont daar, dichtbij de spoor, op de hoek.
Ze maakt zalige kwee lapis, wadjiek en spekkoek.
Hij lacht en proeft 't op de tong, de geur in de neus.
Je ziet er maar weer schattig uit vandaag, ja heus!
Zelf gemaakt, zegt ze trots. Mijn hoed is zó duur!
Maar 't is bééldig toch, straalt ze meteen vol vuur.
Eeh, zie je daar, de van Deldens zijn niet thuis?!
Breed, stil en gesloten, ligt daar hun huis.
Naar Bogor zeker, naar familie in de kou.
Ach, ik zou ook wel willen, een dagje, nou!
Er is Zaterdagavond dansen in Concor, ga je mee?
De familie de la Falière is er ook, met Aimee.
En Ton Wijnand, hij is net bevorderd tot Luit.
Aimee?! Die gebruikt te veel bedak op haar snuit.
Maar ik ben erg gek op dansen, dus ik zeg ja!
De eerste dans, die is voor mijOh, tralala
Achter hen komt een ratelende ebro snel naderbij.
De bel rinkelt klengnong, de bandie wijkt opzij.
't Is de familie van Stoeten, pa, ma, baboe en kind.
Ajo jong! racen! Zet 'm op! Es zien, wie er wint!
Zo rijden ze beiden met een vaart langs de weg,
De bandie kraakt, knerpend, de takken van een heg.
Amat schreeuwt in extase: Ajo awas! Ajo awas!
Passanten remmen en springen links en rechts uit de pas.
Wolken stof en grint belemmeren het zicht.
De vrouwen houden krampachtig de ogen stijf dicht.
Hemel, adoe, stop, hou op, ik vraag om excuus!
Hij neemt haar hand, je wou toch racen, lieve Truus?
Ja natuurlijk, zeker, dat weet ik zelf ook allang,
Ik vond 't enig hoor, ik ben heus niet bang!
Plots lachen ze, opgelucht en schaterend en vrij.
Amat wrijft bedaard de handen af op z'n dij.
De ebro is weg, het paard loopt stap, stap, stap, stap.
De parasol is groezelig, de voile wappert slap.
De bandie zwenkt 't erf op, waar ze woont.
Hij grinnikt stil na, voelt zich rijkelijk beloond.
Th.
waardigheid te gunnen.
"Geen groot gezellig feest", is de
jammerlijke vertaling voor de oor
spronkelijke titel "Bukan Pasar Ma-
lam". Met 60 pasar malams in heel Ne
derland, tot in het kleinste gehucht, is
er geen reden te veronderstellen dat
niet elke glazenwasser weet wat een
pasar malam is. Dus "Geen Pasar
Malam" zou even duidelijk zijn ge
weest als een portie saté met pinda
saus. Wat na 60 pagina's onafgebro
ken gejammer en gezemel over zijn
stervende vader ook duidelijk wordt,
is dat die vader niet gestorven is aan
tbc maar aan een onverwezenlijkt na
tionalistisch ideaal. Gewoon mensont
erend de entourage om een stervend
mens, je eigen vader nog wel, te mis
bruiken om eigen onlustgevoelens weg
te schrijven.
Alle verhalen dateren uit een tijd dat
Indonesië één gistende rokende kook
pot van onlust en onrust was. Na 20
jaar is het er nog steeds geen rozegeur
en maneschijn alhoewel ik er over
tuigd van ben dat er tegenwoordig
genoeg prostituees hun bericht uit Ke-
bayoran per Mercedes halen. Intussen
is er toch een werkgroep van studen
ten in de bahasa in Leiden die in deze
kookpot Pramudya Ananta Tur (die nu
in Boeroe de rustigste tijd van zijn
leven beleeft, zonder prostituees en
treinongelukken) opduikt. Is de rest
van de kookpot niet langzamerhand
verkookt? En kunnen de studenten hun
tijd niet beter gebruiken met nog ijve
riger de Bahasa Indonesia te bestude
ren en als het kan ook nog Indonesië
en de Indonesiërs?
Wie zich soms in Moesson ergert aan
Je handhaving van de oude spelling
van het Indonesisch (Maleis) en tege
lijkertijd aan het gebruik van de nieuwe
spelling, die kan zijn hart ophalen aan
dit boek. Beide spellingen treft men er
aan!
Hoewel, ik blijf het slordig vinden een
bordeel zonder enige nadere verkla
ring te laten doorgaan voor "warong".
Is dat om toeristen te trekken? Gaat u
mee een portie goede nasi goedeg ha
len in de warong?
Tot slot, Pramudya heeft met deze bun
del (aangenomen dat het zijn slechtste,
maar meest gemotiveerde verhalen
zijn) zeker geen 10 jaar Boeroe ver
diend en professor Wertheim krijgt
hem er zeker wel vandaan bij de derde
oplaag. Dan zit ik voor dit relaas mis
schien wel voor de rest van mijn leven
op Volendam! n