DE ORDE VAN DE WITTE OLIFANT (I)
door Johan Fabricius
Hij was klein en bedrijvig, Herr Finckelmayer.*) Door een speling van het lot zo
omstreeks de eeuwwisseling in de Vorstenlanden terecht gekomen, begon hij
een zaak in alle denkbare artikelen, van wekkers tot medische apparatuur; van
Japans porcelein tot struisveren waaiers en corsetbaleinen. De gramofoon, toen
nog fonograaf geheten, was in opkomst; naast Nürnberger koekoeksklokken
en Venetiaanse kristallen kronen leverde hij dus fonografen aan de kratons en
liet daarna op zijn visitekaartje drukken: H. Finckelmayer, Hofleverancier.
De nostalgische Nederlandse burgers
van de ingeslapen provinciestad Soe-
rakarta - Solo in de dagelijkse om
gang - bezorgde hij Makkumse tegel
tjes en Brabantse doeken voor hun
"zitjes". Europa daarentegen verraste
hij weer met de destijds nog niet zo
algemeen bekende Javaanse wajang
poppen, krissen en sarongs.
De bewuste visitekaartjes kostten hem
niet veel, want die drukte hij zelf; hij
gaf op zijn eigen persje ook een plaat
selijk advertentieblaadje uit: DE FAN
FARE. Een oude Javaan bracht het
rond, deponeerde het in de voorgalerij
en riep luid: "Pampaar!" in zijn on
macht om de f uit te spreken. Onder de
naam "Toewan Pampaar" werd Herr
Finckelmayer in de ganse Solose we
reld bekend.
Er waren toen nog maar enkele hon
derden blanken in dit Solo, waar hij
was neergestreken. Het was er stil,
heet en stoffig. De Javaanse grandes
gaven er de toon aan: ze reden in
open karossen met twee of meer
paardjes er voor: achterop stond een
palfrenier, een vliegenkwast in de
hand, bovenoD de hoofddoek nog weer
een ronde gelakte zonnehoed, rood,
groen, blauw; werd er stilgehouden,
dan holde hij naar voren om de paar
den bij de leidsels te grijpen. Op de
opstapjes van het rijtuig zaten de
dragers van de hun heer toekomende
waardigheids-symbolen: lans, sirih-
stel, kwispedoor.
Er was in Solo een overdaad aan
waardigheid; wat ontbrak, zo stelde
Herr Finckelmayer vast, was de ware
handelsgeest. Daar hoopte hij veran
dering in te brengen.
Hij was heel bescheiden begonnen:
een tot kantoortje-annex-magazijn om
gebouwd paviljoen: H. FINCKELMAY
ER, IMPORT EXPORT. Hij werkte
met twee Javaanse pakknechten en
een Chinese klerk, Soeng, een pietere
en voortvarende jongeman die zich bij
de douane tot een populaire figuur wist
te maken dank zij een onveranderlijk
opgewekt humeur en zijn van alle r's
gezuiverd en met dikke I's volgestopt
Maleis. Hem met zijn chef in die taal te
horen converseren, was een tractatie:
Herr Finckelmayer gaf er een scherp
Duits accent aan; geen van beiden be
schikte over een rijke woordenschat.
Soeng werd de oorzaak van de enige
vergissing die zij gezamenlijk begin
gen: hij zag lucratieve mogelijkheden
in een begrafenis-onderneming. Deze
macabere nevenfunctie bleek bij de
inheemse clientèle echter een zekere
schuwheid te wekken. Gelukkig be
merkte Herr Finckelmayer nog tijdig
dat hij de oosterse ziel onvoldoende
gepeild had; hij wist het hele zaakje:
char funèbre, draagbaren, lijkwaden
en zwarte paarden voordelig over te
doen aan een kersvers uit Europa aan
gekomen landgenoot, die gedesillu
sioneerd naar zijn vaderland terug
keerde na al zijn geld te zijn kwijtge
raakt.
De zaken van H. Finckelmayer daaren
tegen floreerden. Het paviljoen moest
tegen een imposante toko-annex-ma-
gazijn verwisseld worden. Juffrouw
Bella Dieudonné, een charmant Indo-
Europees meisje, ontving de klanten.
Soeng, nu officieel sous-chef, zag de
tijd gekomen om zijn staart onder een
panama te verbergen; alles aan hem
veranderde gaandeweg; alleen zijn
steeds bereidwillige glimlach behield
hij.
De tijden waren gunstig, althans voor
de firma OOST EN WEST. Toko en
kantoor moesten worden uitgebreid;
meer personeel moest worden aange
nomen; Herr H. Finckelmayer werd nu
Meneer de Directeur - Toean Dilekteul,
zei Soeng - en gesterkt door het grote
succes dat zijn werk tot dusver be
kroond had, liet hij zijn blik nog verder
ronddwalen. Solo had een bioscoop,
een houten gebouwtje dat op een keer
afbrandde; dit was het sein voor Herr
Finckelmayer om een stenen filmpaleis
te laten verrijzen, dat hij toepasselijk
TAJ MAHAL doopte. Het waren de
glorie-dagen van Billy Ritchie, Max
Linder en Prince, kort daarop van Po-
la Negri, Harold Lloyd, Charlie Chap
lin natuurlijk. Geen gebrek aan be
zoek; zelfs de pangérans en andere
kratongroten toonden belangstelling.
De Soesoehoenan, die zich niet in
persoon tot een bioscoopbezoek kon
verlagen, liet Herr Finckelmayer met
zijn camera-operateur - een broer van
Soeng - naar de kraton komen; de Ra-
toe, de prinsessen, de adellijke hof
danseresjes hielden hun kanten zak
doekje voor de mond om het niet uit
te proesten om de man met het gekke
bolhoedje, de te grote schoenen, het
zwiepende badientje en de tot op de
hielen afgezakte jacquet.
Het enige plaatselijke restaurant raak
te wat en décadence en begon te ver
lopen, maar dat werd anders toen
Herr Finckelmayer er zich over ont
fermde en het in handen gaf van
Soeng, die nog op uitgebreide schaal
familieleden in Hongkong had, ver
scheidene daarvan ervaren in het res
taurant-bedrijf. Hij liet ze overkomen
en na korte tijd gonsde het nieuw ge
meubelde en opgeschilderde restau
rant, nu Le Trocadéro geheten, van Ne
derlandse stemmen: naast Peking Duck
en de echte vogelnestjes-soep, ge
trokken uit de salanganen-nesten van
Java's zuidkust, kon men er ommelette
Sautée en Gigot aux Champignons krij
gen, misschien un peu a la Chinoise,
maar in het Indië van tempoe doeloe
keek men nog niet zo nauw. Na de
bioscoop ging le beau monde van Solo
een hapje eten bij de Soeng-clan. Je
vond er al je vrinden en goeie kennis
sen. Gezellig!
De prijzen waren nogal stevig en ook
al dankzij deze inkomsten, kon Herr
Finckelmayer er eens aan gaan denken
een hem waardige woning te betrek
ken. Met vooruitziende blik had hij -
voor een appel en een ei - al eens een
geschikt stuk terrein op de zachtglooi-
ende hellingen van de Merapi gekocht.
Hij liet er nu een behagelijk ruim land
huis neerzetten, geïnspireerd op een
foto van een villa aan het Como-meer,
die hij uit een Duits weekblad had ge-
De ingang van de kraton in Solo aan de aloon aloon.