Busken Huet en Raden Saleh aan het toneel te Buitenzorg door Dr. H. J. de Graat Conrad Busken Huet, de grote litterator, verbonden aan het nu al 139 jaar oude maandblad de Gids had in verband met een door hem geschreven artikel, uit de redactie moeten treden en omzien naar een andere betrekking, hetgeen voor een gewezen predikant niet eenvoudig was. Hij verbond zich tenslotte aan het Bataviase blad de Java Bode, dat destijds liberaal van richting was. Daar hem het geld voor de overtocht ontbrak, kreeg hij dit van het Gouvernement, onder voorwaarde, dat hij aan de (conservatieve) Indische Regering advies zou uit brengen over de lastige Indische pers. Aldus kreeg de directeur van de Java Bode een kat in de zak, hetgeen, toen het uitlekte, nog al wat opschudding in het vaderland heeft veroorzaakt. Minder echter in Indië, omdat Busken Huet door zijn vlotte en vaardige pen het aantal abonné's snel deed stijgen. Onverdroten werkte hij op het kantoor van zijn blad in de Benedenstad, waar heen hij zich dagelijks per rijtuig vanuit zijn op Kramat gelegen woning begaf. Doch hierin kwam na vier jaar heen en weer rijden verandering. In zijn brief aan zijn vriend Potgieter van 30 maart 1870 schreef hij: "Als de bruin het trek ken kan, gaan wij (vrouw, kind en ik) met de Paaschdagen naar Buitenzorg. Ik heb het daar, bij een vluchtig eerste bezoek, zeer fraai gevondenVoor mijne vrouw zou de temperatuur, ge loof ik, boven die van Batavia de voor keur verdienen". Op 26 mei d.a.v. meldde hij aan zijn Haarlemse vriend, dat "het zoo goed als zeker" was, dat zij met 10 juli het huis van de heer Fraser aldaar zouden betrekken en deze dat van Huet op Kramat. De zaken bij de courant waren nu zo goed geregeld, dat zijn voort durend toezicht overbodig was en hij "zijn redactiewerk voortaan zeer wel te Buitenzorg verrigten" kon. "Vele menschen hebben een grote antipathie tegen Buitenzorg, omdat het niet veel meer is dan een groot dorp, met een groote buitenplaats, en het er boven dien dagelijks regent. Doch men kan er wandelen, wat men te Batavia niet kan; en voor mijne vrouw is dat onder scheid zoo groot, dat die omstandig heid alleen mij de verplaatsing als een buitenkansje doet beschouwen". Het is daarom waarschijnlijk, dat de tijdelijke verhuizing naar Bogor het idee van mevrouw Huet is geweest. Inderdaad is de familie op 1 juli 1870 verhuisd. De volgende in het 3e deel van "Brie ven aan E. J. Potgieter" afgedrukte brief is dan ook gedateerd "Buiten zorg, 12 October 1870". Veel omslag zal de verhuizing niet gekost hebben, want de meubelen zullen wel in Bata via zijn achtergebleven. Jammer dat de Buitenzorgse brieven zo weinig in drukken over het verblijf aldaar bevat ten. Hij zal er enige kennissen gemaakt hebben, doch de enige, die Busken Huet vermeldt, is een oud-collega, ds. dr. Schagen van Boelen, die er vier jaar (van 1870 tot 1874) zou blijven. Helaas was de man erg doof. Doch binnen een jaar na de aankomst in de residentie vinden we een interessante- Mr. James Loudon, G.G. van Ned.-Indië 1872-1875 (Uit Dr. F. W. Stapel, G.G.'s van Ned.-Indië) re brief, en wel over een toneelvoor stelling. Op 22 en 24 juni 1871 hadden er wed rennen plaats, die we later races plach ten te noemen, en wel door de Buiten- zorgsche Wedloop Sociëteit. Op de tussengelegen 23e dag van de maand had er tevens een grote tentoonstelling plaats, "waar de schoonste paarden, runderen en buffels bekroond" zouden worden. Dat gaf natuurlijk een grote toeloop van planters uit de omgeving. Het genoegen van het samenzijn zou in hoge mate vermeerderd worden, door een toneelvoorstelling in de avond van deze tweede dag. Dit feest werd ge organiseerd door de volgens Huet ver keerdelijk aldus genaamde Letterkun dige of Litterarische Vereeniging, die inderdaad behoorlijk voor de dag kwam met niet minder dan drie blij spelen. Het eerste was een vertaling van een stuk, afkomstig van een thans vrijwel vergeten schrijver, de Fransman Henri Murger, van wie thans niets meer al gemeen bekend is dan de uitdrukking "La Vie de Bohème!" (of artistenleven), die door hem spreekwoordelijk is ge worden. Opgevoerd werd "Le Serment d'Horace" (de Eed van Horatius) en hierin vervulden Busken Huet en zijn vrouw beiden een rol, hij als Gérard en zij als Juliette, blijkbaar een echtpaar. Het tweede blijspel was een oorspron kelijk werk van Busken Huet zelve, en heette, "Franz, graaf van Frohsdorff". Huet heeft er niet in meegespeeld, doch wel zijn echtgenote, nl. in de rol van Filippine, de heldin van het stuk. Dit wekt enige verbazing, want deze Filipine was de 18-jarige dochter van de rijke Bataviase koopman Melchior, die een fraai huis éan het Koningsplein bewoonde. In het laatste bedrijf ver looft zij zich met de pas uitgekomen Oost-Indische ambtenaar Philippe. Blijkbaar zag mevrouw Huet er nog zo jeugdig uit, dat deze moeder van de omstreeks 12 jaar oude Gideon Bus ken Huet, nog best als jeune première kon optreden. Het laatste stuk, waarmee de Buiten- zorgers op de planken kwamen, was evenals het eerste uit het Frans ver taald, niet door Busken Huet, want die kende slechts de Hollandse titel: "Mr. Vink of de verloren Diamant". Er was zelfs zang bij! De maker heette Desau- giers. In zijn brief aan Potgieter schreef Bus ken Huet, dat als deze nieuwsgierig was naar de inhoud van zijn maaksel, hij nog enige tijd, een dag of acht, zijn ongeduld zou moeten bedwingen. Huet heeft zijn toneelstukje in twee bedrij ven laten afdrukken als mengelwerk in zijn Java Bode en wel in vier nummers, van 24 tot 28 juni 1871. Op de Konin klijke Bibliotheek in Den Haag bevindt zich een exemplaar van de Java Bode van 1871 en dank zij de medewerking van het personeel der K.B. kreeg ik een xerox-kopie van de bedoelde stuk ken. Zo kon ik kennis maken met dit enige toneelstuk, dat Busken Huet ooit geschreven heeft. De stof ontleende hij, zoals hij aan Potgieter schreef, aan "eene oude Bataviasche anekdote en een zeer recent krimineel proces, te Soerabaja gevoerd". Ik kende die Ba taviase anecdote niet, maar het onder werp, een indringer die zich in Batavia se kringen voordoet, alsof hij van ik weet niet welke hoge kom-af is, is nog wel eens vaker in een roman of toneelstuk gebruikt, b.v. in het boek (en blijspel) "Tropenadel", door Henri van Wermeskerken. Ik heb nog in de Java Bode gezocht, maar het "zeer re cente kriminele proces, te Soerabaja gevoerd", heb ik tot mijn spijt niet kun nen vinden. Het kan best zijn, dat Huet er in zijn krant niet eens melding van heeft willen maken. Hij hield niet van de vermelding van schandaaltjes in zijn blad, ook al zal hij er wel eens met deze en gene over gesproken hebben. In dit opzicht toont onze moderne pers heel wat minder aarzeling. Daar het toneelstuk een echt Indisch onderwerp behandelt en daardoor sterk de belangstelling der toeschouwers moet hebben getrokken, heb ik over wogen, of dit stuk wellicht zou kunnen worden afgedrukt in de kolommen van 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 22