De Glenn Martin 139 en 166 bij de Indische Militaire Luchtmacht De Glenn Martin bommenwerper type WH 3 of WH 3A. In het jaar 1935 werden t.b.v. de LA- KNIL de eerste 13 Glenn Martins van het type 139 of WH-1 (oorspronkelijk werd dit bommenwerper-type aange duid met B-10 B, doch de exemplaren, welke werden geëxporteerd werden aangeduid met 139 en 166) en later nog 26 exemplaren van het type WH-2 besteld bij de Glenn Martin-fabrieken te Baltimore, Maryland, U.S.A. Nog wat later werd ook nog een bestelling geplaatst voor 78 Glenn Martins Mo del 166 of type WH-3 en WH-3A. 4) Wie van ons herinnert zich niet die metalen vogels met helderblauwe romp met gele staartvlekken en vleugels. Deze kleuren werden toen ook gevoerd door de United States Army Air Force, welke in die tijd ook met de Glenn Martin vloog, evenals de Nationalistisch Chinese Lucht macht van Chang Kai Chek en de Turkse Luchtmacht. Enkele malen gebeurde het, dat twee of drie Glenn Martins als het ware uit het niets opdoken en laag over de on derneming Pradjekan scheerden. Deze kisten waren in mijn jongensogen je van het, door niets te overtreffen en zeer zeker in staat eventueel de Ja panners van Indonesië's kusten te houden. Wist je toen veel van wat de toenmalige potentiële vijand daar tegenover kon stellen! De eerste Glenn Martins kwamen eind 1936 in Indonesië aan. Zoals reeds vermeld, kwamen er drie typen in gebruik: de WH-1 uitgerust met twee ster-motoren van het type Wright Cyclone QR-1820-F 53 met een ver mogen van 850 pk. elk, terwijl de WH-2 twee stermotoren had van het type Wright Cyclone GR-1820 G 102, welke elk precies 50 pk. meer leverden. De WH-1 en WH-2 waren voorzien van 1 mitrailleurkorpel in de neus (met een 7.7 mm. mitrailleur) en 2 compartimen ten in de romp, welke elk afzonderlijk afgedekt waren met een perspex-kap. Het voorste compartiment deed dienst als cockpit of zo men wil stuurhut van de boordcommandant en het achterste compartiment huisvestte de tweede bestuurder, die tevens de hekmitrail leur bediende (7.7 mm.) Dan was er nog de telegrafist, die ook belast was met de bediening van de bodemmi trailleur (eveneens 7.7 mm.) Als vierde bemanningslid was er de bombardeur, wiens taak ook de bediening van de neusmitrailleur omvatte. 2) Het derde type, de WH-3 had een doorlopend cockpitdak, welke 3 zit plaatsen overspande en deze machine had 2 stermotoren van het verbeterde type Wright Cyclone GR-1820-G 102 met elk een vermogen van 1000 pk., doch de WH-3 A had nóg betere moto ren van 1200 pk. elk. De bewapening was analoog aan die van de WH-1 en WH-2. De bommenlast van de WH-1 was 1000 kilo, de WH-2, 1200 kilo en de WH-3 en WH-3A 2000 kilo. Oorspronkelijk waren dus de Glenn Martins van de LA-KNIL 3) in blauw en geel gespoten, met de Nederlandse kokardes in rood, wit en blauw (met een oranje stip centraal) op de romp en vleugels. Doch na 10 mei 1940 (de Duitse inval in Nederland), toen het gevaar van een Japanse aanval op In donesië zich steeds dreigender begon af te tekenen, werden de Glenn Mar tins overgespoten in camouflage- kleuren (olijfgroen en vaalbruin) 4) met de zogeheten mobilisatie-driehoek (Oranje met een zwarte rand) op romp en vleugels. Een aantal Glenn Martins verongeluk te reeds in vredestijd. Een van de meest bekende vliegongevallen, waar bij een Glenn Martin was betrokken, was die, waarbij de machine tijdens een nachtstart afgleed en neerstortte. Hierbij kwam de bekende Chinese sportvlieger Kouw Khe Hien (eigenaar van de Merbaboebedrijven), die als passagier meevloog, om het leven, evenals de bemanning. Een andere Glenn Martin, bestuurd door sergeant vlieger Tak crashte brandend ergens in Midden-Java in oktober 1939. Nadat de Pacific-oorlog op 7 december 1941 was uitgebroken5) werd een groot 26 deel van de Glenn Martin-vloot 6) naar Malakka gestuurd, ter ondersteuning vat de Royal Air Force aldaar, want nog op 7 december 1941 had het toen malige Nederlands-lndië het keizerrijk Japan de oorlog verklaard. Van deze naar Malakka gezonden Glenn Martins werden tijdens aanval len van Japanse jagers een belangrijk deel genadeloos neergehaald of zwaar beschadigd. 7) Toen bleek pas hoe wei nig de vrij lichte bewapening van de Nederlandse bommenwerpers konden uitrichten tegen de boordwapens van de Japanse jagers, waarvan sommige waren uitgerust met lichte kanonnen, hetgeen in die tijd vrij nieuw was. Nadat Malakka en Singapore in Japan se handen waren gevallen, keerde het overschot van de Glenn Martins naar Indië terug en werden met de an dere bommenwerpers verdeeld over de vliegvelden Oelin, 8) Kalidjati, Tasik- malaja, Tjisaoek en Tjileungsir. Veel konden ze ten lange leste niet meer uitrichten, temeer, omdat er steeds minder jagers beschikbaar wa ren voor escorte, want deze jagers, zoals de Brewster-Buffalo en de Cur- tiss Falcon waren geen partij voor de Missubishi A 6 M 2 Zero (Navy-O). Maar zowel de bommenwerpers als de jagers aan Nederlandse zijde beten fel van zich af en vochten zich soms letterlijk dood. Een bekend geval is dat van de luite nant-vlieger Broers, die, hoewel zijn Brewster-Buffalo van voor tot achter in brand stond, fanatiek doorvocht. Maar de rol van de Nederlandse ja gers in Indonesië is weer een ander verhaal. Enkele Glenn Martins zijn rond het tijd stip van de Nederlandse capitulatie op 8 maart 1942, ontkomen naar Austra lië. 12) Wat daar hun uiteindelijk lot is geworden, is niet bekend, maar hun militaire rol was wel uitgespeeld en kort daarna werden zij dan ook ver vangen door North American B-25 bommenwerpers. A. POUTSMA Commentaar op het artikel van A. Poutsma inzake: de Glenn-Martin 139 en 166 bij de Indische Militaire Luchtvaart. 4) Misschien belangrijker is het om te weten hoeveel Glenn-Martin bom menwerpers de ML/KNIL heeft ont vangen: a. 13 GM type 139 (WH-1) b. 26 GM type 139 (WH-2) c. 81 GM type 166 (WH-3/WH-3A Tot: 120 GM 2) Bemanning: in oorlogstijd vloog een vliegtuig-mon teur mee, vanwege de mogelijkheid dat een noodlanding moest worden gemaakt op een vliegveld of terrein waar geen technische ondersteuning aanwezig was. De "bombardeur" werd bij de ML ge noemd: bommenrichter. Dit is de offi-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 26