Journalistieke Herinneringen (XXVII] VOOR DE EERSTE MAAL: OOG IN OOG MET SOEKARNO In Elseviers Magazine van 1 juli publiceert H. Goenadi een artikel onder de titel: De "terugkeer" van Soekarno. Hij herinnert aan het feit, dat de Indone sische autoriteiten enkele jaren geleden instructies aan de pers gaven om de inmiddels al overleden oud-president verder dood te zwijgen - zó vreesden zij zelfs na zijn dood nog de invloed van de grote leider in het verzet tegen de Nederlanders en het eerste staatshoofd van de republiek I Maar plotseling kwam in januari van dit jaar het bericht dat de Indonesische regering in de vorm van herstel van de laatste rustplaats van de man, wiens naam in de gehele wereld bekendheid genoot een zeker eerherstel voorne mens was te doen plaatshebben. De reacties in Indonesië zelf waren, volgens de schrijver opvallend: ,,De aankondiging veroverde prompt een plaats op de voorpagina's van de kran ten en sindsdien verschijnen de naam en foto's van Soekarno op de meest opvallende wijze in de Indonesische pers." Wat ook de beweegredenen zijn geweest van de Indonesische regering, wat ook het oordeel moge zijn over Soekarno, het is logisch en juist dat men op de duur een figuur van de af metingen van Indonesië's leider van het verzet tegen de Nederlanders en het eerste staatshoofd niet kon blijven negeren. De schrijver van het artikel vermeldt vervolgens dat het graf van Soekarno in Blitar (waar tot zeer hoge leeftijd zijn moeder woonde) zal worden uit gebreid met een monument, een poort een bedehuis en een ontvangzaal. Mis schien is de tijd nog niet rijp om tot een evenwichtige evaluatie van de fi guur Soekarno te komen, maar in ieder geval wordt met de zorg voor zijn laatste rustplaats de betekenis van de president voor de geschiedenis van Indonesië erkend. De lezing van Goenadi's artikel bracht mij in de herinnering terug mijn eerste ontmoeting "in den vleeze" met Soe karno en de eerste en enige maal dat ik, in zijn gezelschap nog wel, Blitar bezocht. Dat moet in 1946 geweest zijn. Natuurlijk was in mijn toenmalige krant het Bataviaasch Nieuwsblad, Soekarno al vele malen den volke verschenen: van het ogenblik af dat hij in Bandung na het behalen van zijn ingenieurs graad de politiek had verkozen boven de architectuur. Bij het befaamde pro ces in 1930 was de krant vertegen woordigd door een eigen redacteur die daarvan een betrouwbaar en strikt objectief verslag had gegeven, hetgeen niet altijd en overal in de Indische pers het geval was. Dit feit te vermelden heeft niet ten doel onze verslaggever een posthuum klopje op de schouder te geven - hij had in dat opzicht stel lige instructies - maar wel om een verklaring te geven van het feit, dat Soekarno mij altijd met grote hofffe- lijkheid heeft bejegend. Hij had zowel wat ondergane beledigingen als be wijzen van goede trouw betreft een geheugen als een olifant. Om terug te keren tot het jaar na de proclamatie van de republiek: uit Nederland arri veerden (onder velen) het kamerlid Ruys de Berenbrouck en de hoofd redacteur var, het Algemeen Handels blad Von Balluseck in Indië om zich persoonlijk op de hoogte te stellen. Daar ik jaren lang Indisch correspon dent van het Handelsblad geweest was en beide heren geen Indische ervaring hadden lag het voor de hand dat Von Balluseck mij vroeg hen te begeleiden. Nederlandse autoriteiten waren voor hen gemakkelijk bereikbaar, maar zij wilden ook naar Yogya en zo mogelijk Soekarno en zijn entourage ontmoeten. Inderdaad kregen wij toestemming ons naar Yogya te begeven, werden daar door de republikeinse autoriteten vriendelijk ontvangen en gehuisvest en reeds de volgende dag ontvangen "ten paleize" - de ambtswoning van de gouverneur. Wij waren nauwelijks ge zeten toen Soekarno zich tot mij wend de met de opmerking: Weet u, dat wij nog buren zijn geweest? Inderdaad wist ik dat, ofschoon ik na het vertrek van de regering naar Bandung in 1942 niet meer in mijn huis was geweest. Ons erf grensde namelijk aan het erf van de woning van mr. Piet Feith, die na de Japanse bezetting en het verdrij ven van de oorspronkelijke bewoners aan Soekarno was toegewezen; het befaamde pand Pegangsaan Timur 56, van welks voorerf op 17 augustus 1945 ook de proclamatie van de onaf hankelijkheid was voorgelezen. Het oude Indische huis met zijn ruime ver trekken en grote' voorgalerij is er niet meer. Het is gevallen onder slopers handen (tegelijk met mijn huis) om plaats te maken voor een monumentaal gebouw met een enorm voorerf (ruim genoeg om er een paar duizend man te laten „demonstreren"), dat in de volks mond wel het „Paleis der dromen" wordt genoemd, omdat het o.a. een HET AANZIEN VAN NEDERLANDS-INDIë Herinneringen aan een koloniaal verleden. Een fotoboek met zeer bijzonde re foto's van een scherpe kwali teit, een handvol herinneringen aan tempo doeloe. Verkrijgbaar bij Boekhandel Moesson f 14,95 f 4,porto tentoonstelling bevat van niet uitge voerde grote plannen. Ik had inmiddels gelegenheid de at mosfeer op te snuiven van de groep die de bedwelmende geur der vrijheid hadden geroken - daar was in het am bivalente Batavia niet veel gelegenheid toe - en die ex-ambassadeur de Beus in zijn kersverse memoires als volgt treffend omschrijft: Niet alleen in de moeilijkheden onzer tegenspelers kreeg men in Djokja een dieper inzicht, maar, mijns in ziens nog veel belangrijker, ook in wat hun inspiratie vormde, de drijf kracht van hun handelen, de zeker naïve, maar toch altijd weer roeren de, ontroerende trots van zelf iets te doen,zonder min of meer welwillende Nederlandse helpers en voogden in de buurt om altijd een wakend oogje in het zeil te houden, klaar om in te grijpen. Wat ik intussen ook op mocht merken in de loop van het gesprek van de Hollandse bezoekers met de Indo nesische revolutionair deed mij op nieuw beseffen dat veel, maar niet alles in de Sultansstad was veranderd. Bij het aanbieden van verversingen nader den de bedienden naar goede oud- Javaanse trant gehurkt de bezoekers. Wij werden die avond bovendien nog getracteerd op een ketoprak-voorstel- ling met een sterk politiek gericht karakter - alle registers open ter ver oordeling van de Nederlanders hetgeen mijn beide Nederlandse vrienden intus sen niet deerde, want zij verstonden de spot die over hun hoofden werd uit gestort toch niet (en mijn kennis van het Javaans is ook minder dan rudimen tair maar die van de op het toneel geschetste situaties groot genoeg om de voorstelling te kunnen volgen en in zoverre was zij in hoge mate leerzaam). Maar ook de bezoekers uit Nederland zullen die avond de atmosfeer hebben geproefd. Overigens was de houding van het auditorium tegenover de drie blanda's uiterst correct en beleefd. Toen wij naar Batavia zouden terug keren kwam een uitnodiging van de republikeinse regering: of wij met de president mee wilden reizen naar Ma- lang, waar aan de oprichting van de Indonesische vakbond Sobsi door een groot aantal functionarissen luis ter zou worden bijgezet. Mijn beide reisgenoten hadden hun programma al vastgesteld. Zij wilden liever naar Batavia terug. Maar ik sprong onmiddellijk in dit journalistieke buitenkansje. Op naar Malang! Wij vertrokken des morgens vroeg uit Yog ya, per trein. In de trein was ik de enige blanke en tevens dus de enige getuige van het laaiend enthousiasme waarmee de president werd begroet bij elke halte. Ik had intussen een indringend gesprek met vice-president Hatta, maar dat belette mij niet nauwkeurig de re acties van de bevolking op het pas seren van hun „Bung Karno" te note ren. Twijfel aan de uitspraak dat de 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 12