Over vleesetende planten en de Rafflesia Arnoldi
VAMU NEDERLAND
VAMU SAMBALANS
VAMU KETJAP nog steeds de beste kwaliteit.
Voor zover ik weet bestaat er hier in
Holland een plantje, dat in het wild
groeit en Zonnedauw heet. Het is een
vleesetend plantje. De blaadjes zijn
nogal harig en sluiten zich over een
insect heen, als dat op het blad komt
zitten, aangelokt door een bepaalde
geur.
Als kind, zo ongeveer toen ik 10 tot 14
jaar was, woonde ik in Fort de Koek.
We gingen vaak wandelen in het "Kar
bouwengat", of "Ngarai", soms met
de hele klas. Ergens tegen een hel
ling op, waar we vaak gingen spelen,
groeide ook een vleesetende plant.
Een soort slingerplant. De ranken slin
gerden zich om ander gewas heen. Er
kwamen grote, ruim 1 decimeter lange
kokers aan, bruinachtig groen van
kleur, met een soort dekseltje er op
van boven. Dit waren de z.g. "Ape-
bekers". In de koker zat een kleverig
vocht en als hier insecten invielen,
werden ze door de plant verteerd. Ook
een vleesetende plant dus.
Verder heb ik er de z.g. "Duitse Pijp"
gekend. Dit was meer een sierplant. Hij
groeide op tegen staketsels of muren,
net als klimop of clematis. Ook hier
kwamen lange kokers aan, die de vorm
van een pijp hadden. Ze waren mooi
gekleurd en deden het goed als sier
plant. Ook hier bevond zich een kleve
rig vocht in, dat de insecten aanlokte.
Ook deze plant was een vleesetende
plant.
Maar ergens boven in het gebergte,
wèèr weet ik helaas niet meer, groeide
de RAFFLESIA ARNOLDI, de aller
grootste vleesetende plant ter wereld.
Werkelijk een wonder van de natuur.
Er kwam slechts nu en dan een bloem
aan en als die er was, kwamen we het
gauw te weten. Altijd gingen we er
heen om deze wonderbloem te aan
schouwen. Zo heb ik deze apartheid
dus enkele keren gezien.
De tocht er heen was al een heerlijk
heid. We moesten de bergen in en de
weg voerde tegen het einde door z.g.
"holle wegen".
Links en rechts liepen de wanden
schuin omhoog. Wel enkele meters. Ze
waren in de loop der tijd begroeid
met een schat van kleine plantjes.
Rafflesia in bloei.
Vooral ook omdat de zon hier niet veel
kon komen, waren ze voortdurend
vochtig. Heerlijk koel was het hier.
Tussen de pollen fijn en grof mos
stonden vaak aardorchideeën. Met
hun lange, stijve en elipsvormige bla
deren,-waartussen op een lange steel
de blauwachtig-paarse of roodachtig-
paarse bloemen, in een toefje, stonden.
Deze aardorchideeën waren wel de
grootste planten die tegen de vochtige
hellingen groeiden. De rest bestond
uit een keur van kleine varens en
chevelures. Licht- en donkergroen af
stekend tegen de donkere achtergrond,
in allerlei soorten. Met fijne of grove
blaadjes. Daartussen velerlei kleine
plantjes, met fijngevormde bloemetjes,
waarvan ik de naam niet eens kende.
Een kleurig mozaiek van Flora's kinde
ren, waarover een plantenkenner ver
rukt zou zijn.
Hier stopten we dan ook meestal er
gens om te genieten van al dat moois.
En dan plotseling waren we er. Aan de
kant van de weg stond een verweerd
bord, half scheefgezakt, dat met grote
grillige letters verkondigde: "Rafflesia
Arnoldi". Er liep een smal pad naar
binnen, dat uitkwam op een open plek,
waar enige huisjes stonden. Hier
woonde degene die het toezicht had
op deze wonderbare plant. Hij zou ons
er ook heen brengen. Een klein zij
paadje voerde ons naar een donker en
moerassig stukje van het bos. Tot hier
gingen we en niet verder, want hier
bloeide hij, de grootste vleesetende
plant ter wereld.
ik geloof dat het exemplaar dat hier
in Holland ergens in een plantentuin
staat, beslist een minder smerig moe
rassige ondergrond heeft en een zui
verder omgeving.
Nu keken we vol ontzag naar een
zompige, donkere plek, waar de plant
geworteld was. Een enorme bloem lag
vrijwel vlak op het wateroppervlak. Wel
anderhalve meter in doorsnee onge
veer. De bloembladeren waren ge
kleurd. Ik kan me de kleur niet precies
meer voor de geest halen. Wel weet ik
dat er een rottende stank van kadavers
hing, die blijkbaar door de bloem ver
spreid werd. Voor ons niet bepaald
aantrekkelijk. Maar er zoemden on
telbaar veel insecten omheen die door
die verpestende geur werden aange
trokken.
De mandoer had een klein stukje vlees
meegenomen. Van een kip denk ik. Dit
gooide hij in de bloem, als lekker hap
je blijkbaar. Ik kan me niet meer her
inneren, of de bloem er dankbaar voor
was. Want meestal bleef ik een beetje
uit de buurt. Die afschuwelijke lucht
maakte me misselijk.
Nu, als volwassene, zou ik me meer
geinteresseerd hebben voor e.e.a.,
denk ik. Als kind gaf ik er niet zoveel
om. Jammer eigenlijk. Maar oh, de
stank die die bloem verspreidde. Voor
al ook omdat hij in dat stukje moeras
grond stond. Een sinistere Schoonheid
in een sinistere omgeving.
Ik weet niet of er nog meer vindplaat
sen waren van de Rafflesia Arnoldi.
Denkelijk wèl, maar ikzelf heb alleen
deze ene gekend, waar we dan ook
telkens heentrokken, als er een bloem
open was. Uiteindelijk was het een
grootse belevenis dit natuurwonder te
kunnen aanschouwen. Maar ik weet
zelfs niet eens meer of de bloem zelf
of de bladeren de insecten verteerden,
die er op kwamen. Ben er nooit al te
dicht bij geweest.
Helaas.
E. A. PH. ZIESEL-SCHMIDHAMER
2,30 per bakje uitgezonderd de Sambal Ebbie en de Roedjak
Petis 3,
BABIE PANGANG SAUS ook lekker voor uw loempia.
SATÉ - GADO-GADO SAUS onovertroffen van smaak.
Gele Meerbloem 13 Wateringen Telefoon 01742-3280
WEZEN EN KRACHTEN DER
METALEN
door Mellie Uyldert
Een boeiend boek over het verbor
gen wezen en de geheime krachten
in het rijk der metalen. De samen
hang van het rijk der metalen met
andere natuurrijken wordt beschre
ven, evenals de invloed ervan op de
menselijke cultuur en techniek, de rol
van het metaal in mythen en volks
geloof, symboliek, magie, astrologie
en geneeskunde.
Verkrijgbaar bij Boekhandel Moesson
f 24,50 f 4,porto.
22