Het Indisch avontuur tegemoet
Verschenen in de MOESSON-reeks:
Prijs 16,90
boorte en verjaardagen, ziekte en
dood, hun beurt in zijn poëzie. "Multa-
tuli en (Busken) Huet vonden de oude
Tollens al een rijmelaar, voor de zoon
hadden ze geen goed woord meer
over", meent Rob Nieuwenhuys. Huet
rept in zijn briefwisseling met zijn
vriend Potgieter over zijn voorganger
bij de Java Bode met geen woord, of
schoon ze elkaar wel eens zullen ont
moet hebben.
Ten einde zijn jaarboekjes wat meer
bij de Indische sfeer aan te passen,
ging Tollens er toe over, ook Indische
onderwerpen of gebeurtenissen te be
zingen. Indische historie en legende
werden behandeld, b.v. "Kreshna's
list of het ontstaan der Dasar" (Zand
zee) in 1853, Maes Arga Bassarie, een
verhaal uit de Soendalanden (1854),
Pa Dipo, een edele Javaan, die bij een
hongersnood tegen redelijke prijs de
bevolking rijst verkoopt (1855), Klono
Rongo Poespito, een Tengereesche,
en "De twee Zusters", een Javaanse
legende (1856), Radin Mantri en Keni
Tamboeh, fragment van een Maleisch
gedicht; De Djamboeboom, bijdrage
tot de kennis der Javaansche Zeden
(1858) en in de Nederlandsch-lndische
Muzenalmanak een Makassaarsch Min
nelied en Madoereesche Wraak!
Ook gaven soms bepaalde Indische
gebeurtenissen aanleiding tot poëzie,
b.v. de dood van generaal A. W. Mi-
chiels (1850), een Bataviase tentoon
stelling (1854), of een hevige droogte.
Het lezend publiek begon deze rijme
larij langzamerhand te vervelen, en
omgekeerd was Tollens zeer slecht
over de Indische maatschappij te spre
ken, die zijn dichtkunst zo weinig waar
deerde, een "wereld zonder klankbo
dem", meent Nieuwenhuys. Hij kon
zich slechts troosten met het succes
zijner rechtskundige werken, die hem
allicht meer hebben opgebracht.
Graag zouden we ook iets willen we
ten omtrent het persoonlijke, het parti
culiere leven van deze Indische Tol
lens, gelijk wij ook door de ijverige
Schotel zo uitvoerig en gezellig over
het huiselijk leven van pa Tollens
worden ingelicht.
Wat zijn woonplaats betreft, aanvan
kelijk zal hij zich als advocaat bij het
Hooggerechtshof te Batavia hebben
gevestigd, doch blijkens zijn gedichten
met als onderwerp de plantersdochter
mejuffrouw Bastiaans was hem de
Preanger zeker niet onbekend.
Nadat hij aan de Java Bode was ver
bonden, moet hij zeker de eerste jaren,
dus van 1852 af, in Batavia hebben
gewoond, om dit blad op poten te zet
ten, doch toen de zaken eenmaal vlot
liepen, zal hij (om het klimaat?) in
Buitenzorg gewoond hebben. Werd hij
niet om zijn scherpe pen de "matjan
Bogor" genoemd? Het werken in de
hete Benedenstad viel ook niet mee.
De bekende Indische dichter W.
Brandt vestigde er de aandacht op, dat
een prozastuk in de Muzenalmanak,
ondertekend T., wel eens van onze
Tollens zou kunnen wezen. Dit artikel
26
door Dr. W. Mooy
Het avontuur van een leven in een onbekend land, zoals dat de jonge
Officier van Gezondheid Willem Mooy ten deel viel.
Afgestudeerd in Groningen koos hij voor een loopbaan in het voormalig
Nederlands Indië. Zijn belevenissen en omzwervingen op Java, Sumatra
en Nieuw-Guinea levendig en ongedwongen neergezet, vormen te-
samen met vele foto's een kostelijk boekje.
Een stukje leven en geschiedenis dat waard is bewaard te blijven.
Porto f 1,70
UITGEVERIJ MOESSON Tjalie Robinson B.V.
Prins Mauritslaan 36 - Den Haag - Giro 6685 - telefoon 070-54 55 00
gaat over "Scheveningen", waarmede
de schrijver een door hem bewoond
stuk strand bedoeld, ten Oosten van
het latere Tandjong Priok. Dit gebied
werd Padjokeran genoemd, stellig naar
de in deze buurt in 1689 om het leven
gekomen Kapitein Jonker, die er be
zittingen had. Dit Padjonkeran behoor
de aan een Chinees, en T(ollens) kocht
er een oud stenen huis op 500 pas van
de zee. Doch daarna liet hij op 12 pas
van de oeverlijn een bamboehuisje
bouwen, met een koepel, een slaap
kamer, galerijtjes, een keuken en wat
bijgebouwen. Daar placht hij een tijd
te wonen met zijn vrouw, zijn boeken
en zijn werk.
Zijn gezondheid, die eertijds veel te
wensen overliet, werd nu ineens veel
beter. Geen opium meer om te slapen,
geen kinine meer tegen de koorts, of
schoon de militaire arts H. hem nog
tegen de strandmalaria gewaarschuwd
had.
Bovendien leefde hij van wat de na
tuur hem op dit "Scheveningen" aan
bood: varkens, ook vis en oesters.
Hij had een vlet, waarmede hij naar
Onrust voer, en zelfs naar Krawang,
baadde heerlijk in zee en deed verder
niets dan slapen en werken. In de
vooravond volgde dan een rit te
paard of een wandeling. Aldus leefde
hij gelukkig en gezond in een gebied,
dat later als Klein-Scheveningen of
Zandvoort bij de Batavianen zeer ge
liefd zou worden.
Toch is Tollens junior niet heel oud
geworden. Houdt zijn ontslag bij de
Java Bode op 44-jarige leeftijd ver
band met een zwakke gezondheid? Het
vorige jaar was hij reeds als advocaat
afgetreden. Op latere leeftijd kreeg hij
een beroerte, waarvan hij niet meer
genas. In 1874 overleed hij, pas 54 jaar
oud. Wat men ook van zijn rol in Indië
mag zeggen, hij had er niet stil ge
zeten.
Twee maal ben ik Indië Tollens-en
tegengekomen, en wel onder eigen
aardige omstandigheden, zodat deze
ontmoetingen het navertellen waard
zijn. Dat moeten dus wel afstamme
lingen zijn van de enige zoon van onze
Tollens Junior. Toen ik als onvrijwillige
gast van Dai Nippon in 1942-43 enige
tijd in de krokodillenstad (in het On-
daatje- of Jaarmarktkamp) vertoefde,
maakte ik daar heel even kennis met
een Indisch jongmens, die zich als
"Tollens" voorstelde. Nu heb ik als
historicus de neiging om bij ontmoe
ting met iemand, die een "historische"
naam draagt, direct te vragen, of hij
soms familie is van die beroemde per
soon uit het verre verleden. Dat bleek
inderdaad het geval te wezen. Ik had
een afstammeling van de grote dichter
voor mij. Doch toen ik op de volgende
plaats, het dubbele kamp te Tjimahi,
weer een Tollens tegen het lijf liep, die
ook al een nazaat was van de schep
per der "Overwintering op Nova Zem-
bla vertelde ik hem, dat ik in Soera-
baja als een Tollens gesproken had.
De Tjimahische jongeman was buiten
gewoon verrast. Ik had n.l. zijn broer
gesproken, van wie hij na de capitula
tie niets meer gehoord had. Die leefde
dus nog! Zo kan een bepaalde hebbe
lijkheid van een geschiedvorser bij
wijlen wel eens zijn nut hebben.
Na de z.g. bevrijding was ik eens op
het Museum aan het Koningsplein te
Batavia, toen daar een klein olieverf
portret van L. J. A. Tollens werd aan
geboden, een eivormig schilderijtje,
zonder lijst. Daar ik toen al enigszins
vermoedde, dat deze Tollens in Indië
zekere rol op het gebied der cultuur
(niet: cultures) gespeeld had, advi
seerde ik ongevraagd de Directeur, de
bekende ex-lndië-vlieger Van der
Hoop, tot aankoop over te gaan. He
laas is Dr. Van der Hoop niet tot aan
schaffing overgegaan, hoe goed dit
portretje aan de wand van een zijner
stijlkamers zou gepast hebben. Een
ovalen lijstje, zoals in de vorige eeuw
in gebruik waren, zou best nog ergens
kunnen opgeschommeld worden. Waar
zou dit olieverfportretje gebleven zijn?
Is het portretje, dat bij dit artikel wordt
afgedukt, er soms naar gemaakt? Het
is overgenomen uit het gedenkboek:
Honderd jaar Java Bode. De geschie
denis van een Nederlands Dagblad in
Indonesië, door H. F. Joël (Djakarta
1952), aan welk boek ook een en an
der in dit opstel is ontleend.