Het nieuwe vliegveld Teuku Tjut Ali nabij Tapak Tuan
VERLAAGD IN PRIJS
MEHPATI
Landingsstrip van het vliegveld Teuku Tjut Ali nabij Tapak Tuan (Z.W. Atjeh). Op de ach
tergrond de uitlopers van de Bukit Barisan.
Op 2 februari 1978 werd 20 km ten Zuiden van Tapak Tuan (Atjeh's Z. Westkust)
onder grote belangstelling een nieuwe landingsbaan geopend door de Indone
sische Minister van Verkeer.
De M.N.A. (Merpati Nusantara Airlines) met als Manager de ondernemende en
zeer goed Nederlands sprekende heer H. Teuku Abdul Gani, kantoor hebbend
op het vliegveld Polonia te Medan, onderhoudt nu verschillende interlocale vlieg
verbindingen met het vliegtuig-type Twin Otter, welke een capaciteit heeft van
20 personen.
Deze lijndienst onderhoudt bijna dagelijks verbindingen tussen de plaatsen Me
dan, Tapak Tuan, Meulaboh, Banda Aceh, Sabang, Lho' Seumawe en ook met
Sibolga en Gunung Sitoli.
Om een voorbeeld te noemen kost een vliegreis van Medan rechtstreeks naar
Tapak Tuan 14.000 Rp. (N. Fl. 80.) met 10 kg vrije bagage. Voor elke kg meer
betaalt men 135 Rp
Naamgeving: Teuku Tjut Ali.
Met deze benaming heeft men de At-
jehse verzetsheld willen eren, die lei
der was van de z.g. Bakongan-opstand
in de periode 1925-1927 en plaats vond
in de landschappen Kloeët en Troe-
mon. (Z.W. Atjeh.)
Teuku Tjut Ali was in de periode 1899-
1908 panglima (krijgsoverste) van Teu
ku Ben Machmoed, die in verzet kwam,
toen de 1e Luit. H. Colijn in 1899 met
100 bajonetten te Tapak Tuan landde.
Door krachtige patrouille-actie en
achtervolging door Maréchaussée-co-
lonnes onder de kapiteins Scheepens,
Stoop en Winter onderwierp T. Ben
Machmoed zich in 1908. De overgave
van kleinere aanvoerders, zoals T. Tjut
Ali en Teuku Nago hadden daarna
plaats.
Voor wat betreft de volksaard der At-
jehers had men echter met het volgen
de rekening moeten houden, zoals
blijkt uit een voordracht in 1932, ge
houden door de toenmalige Majoor G.
F. V. Gosenson voor de Ned. Ind. Off.
Ver. te Bandoeng:
Het Atjehse volk bezit een onaf
hankelijkheidszin van dusdanige in
tensiteit als waarop wellicht geen
ander volk in de archipel kan bo
gen; zijn krachtig ontwikkeld gevoel
van eigenwaarde, zijn grote zelfbe
wustheid hebben niet in het minst
geleden door de lange krijg. Als
men dan ook zegt, dat Atjeh ge
pacificeerd is, moet zulks worden
opgevat in dien zin, dat het land
weliswaar bedwongen is, maar het
volk geenszins verzoend met de
gedachte, dat het aan ons gezag
onderworpen is. De Atjeher duldt
ons gezag alleen, omdat en zolang
hij van onze onwrikbare macht
overtuigd is en hij aanvaardt dat ge
zag enkel en alleen als een noodlot.
De leer van de heilige oorlog, die
bij hem een vruchtbare bodem
vindt, zijn minachting voor alles wat
niet Atjehs is en zijn lust in avontuur
en om te vechten, zijn grote aanhan
kelijkheid aan zijn geboortegrond
deed een haat tegen de "kafirs" ge
boren worden, welke gesterkt werd
door de harde slagen hem in een
langdurige krijg toegebracht.
De eerste tekenen van smeulend ver
zet vonden plaats in oktober 1925, bij
de voorgenomen arrestatie van Teuku
Angkassah, waarbij een patrouille in
hinderlaag viel en vijf karabijnen ver
loren gingen. Door de dood van de
vroegere grote verzetshoofden werden
Teuku Tjut Ali en Teuku Nago tot
hoofdaanvoerders gepromoveerd, aan
gezien zij over ervaring in de strijd
beschikten.
Op 8 maart 1926 kreeg een patrouille
onder de Luit. van Heerde gevechts
aanraking met T. Tjut Ali, die hierbij ge
wond raakte. Bij een poging tot arres
tatie van T. Tjut Ali door de kapt. Paris
op 3 april 1926 sneuvelde deze laatste,
omdat de brigade in hinderlaag viel.
Hierna volgden gevechtsaanraking met
patrouilles onder de luitenants Mole
naar, Klaar en Schreuders, terwijl bij
een overval op het bivak van de kapt.
Behrens de luit. Molenaar sneuvelde.
(11 aug. 1926)
Teuku Tjut Ali was leider en coördina
tor van het verzet, en organiseerde
zowel klewang-aanvallen als bivak
overvallen. In juli 1926 arriveerde in
Kandang de toenmalige kapt. Gosen
son, en werd de tegenpartij verschil
lende klappen toegebracht, waardoor
T. Tjut Ali veel van zijn prestige in
boette en lange tijd geen klewang aan
vallen werden ondernomen.
Het jaar 1927 ving aan .met de onder
werping van vele verzetslieden.
In de nacht van 2/3 mei 1927 liet T.
Tjut Ali onder leiding van Imeum Sabi
een nachtelijke aanval uitvoeren op
een bivakkerende brigade Maréchaus-
sée onder co. van de 1e Luit. Harting,
welke werd afgeslagen. De leider I.
Sabi raakte gewond. Deze mislukte
aanval was een streep door de reke
ning van T. Tjut Ali. Noch in de Kloeët
streek, noch in Troemon kon hij meer
aanhangers verwerven.
Op een avond in mei 1927 kreeg de
kapt. Gosenson te Kandang bericht,
dat Tjut Ali in de bosrand ten O. van
Lawé Sawah was gezien, (bovenloop
Kloeët-rivier)
De volgende morgen, op 25 mei 1927,
werd kapt. Gosenson deze plaats ge
toond. Met veel moeite werd een voet
spoor gevolgd. Na een goed uur lie
pen de sporen naar de Westzijde van
het gebergte af richting aloer Boe-
brang, totdat ze halverwege de helling
verdwenen. Dit bleek een list; men had
op het eigen spoor terug gelopen.
Door het kappen van bogen rond het
oude spoor werd het goede spoor
weer teruggevonden. Voorzichtig werd
afgedaald, totdat men de afdaken van
de schuilplaats kon zien. Bij de daarop
volgende aanval sneuvelden Teuku
Tjut Ali, Teuku Nago en Imeum Sabi,
en een volgeling.
Dat de Atjehers hun historische figu
ren blijven eren, blijkt uit een eerdere
ingebruikstelling van de "airstrip" Tjut
Njak Dhiën. (Meulaboh).
J. H. J. BRENDGEN
Indonesische Sagen en
Legenden
door Nènèk Dongeng
van 29,50 tot 19,50
Piekerans bij een Voorplaat
Tjalie Robinson
van 20,90 tot 12,50
Profiteer van deze verlaging
BOEKHANDEL MOESSON
8