Gevraagd
UW ARTISTIEKE MEDEWERKING
13
Het maken van prentbriefkaarten is een kostbare geschiedenis en alleen te
verwezenlijken bij een grote oplaag. Nu is ons al zo vaak gevraagd, waarom we
toch geen briefkaarten van Indonesië verkopen, dat we de knoop eindelijk heb
ben doorgehakt: accoord, we gaan briefkaarten maken.
Maar dan ook de origineelste-en mooiste serie die er ooit gemaakt is. DOOR U
Ja, wij willen UW dia's reproduceren op briefkaart-formaat. Onze "Weerzien-
met-lndonesië" serie heeft bewezen dat er door velen schitterend wordt gefoto
grafeerd. Heeft u ook dia's gemaakt?
Stuur ons uw, naar uw mening, meest geslaagde opname(n) toe, het mag van
alles zijn: natuuropnamen, stadsgezichten en -tafereeltjes, bloemen, vruchten,
verkopers. Liefst geen familiefoto's, maar als de persoon onderdeel uitmaakt
van een grappig of mooi tafereel, geen bezwaar.
GEEN BOROBUDUR, BALINESE DANSEN OF TEMPELS, MONUMENTEN of
andere stereotype toeristenplaatjes, waarvan er al zoveel in omloop zijn.
Wij hebben 36 opnamen nodig, kleinbeeld formaat dia.
U mag ten hoogste 3 dia's inzenden.
Er moet een strenge selectie gemaakt worden op kleur, scherpte, compositie
en originaliteit.
Vermeld erbij wat de dia voorstelt.
Wordt uw dia niet genomen, dan krijgt u die zonder mankeren retour. Wordt
uw dia wel gekozen dan ontvangt u straks de gehele serie van 36 brief
kaarten gratis.
UITERLIJKE SLUITINGSDATUM voor de inzending 25 september.
Wij rekenen op uw medewerking en wachten met spanning uw inzending af I
Uitgeverij MOESSON
Pr. Mauritslaan 36, Den Haag
et alsit", wat in het Nederlands bete
kent: "Veel heeft de Knaap gedragen
en gedaan, gezweet en gehuiverd".
Dat "multa tulit" (hij heeft veel gedra
gen) heeft misschien een ander, maar
veel beroemder Indisch auteur, Eduard
Douwes Dekker geïnspireerd tot zijn
schuilnaam Multatuli (ik heb veel ge
dragen), want de schrijver van de
"Max Havelaar", had, eer hij -zelf de
pen opnam, reeds veel van zijn voor
gangers gelezen.
Mr. Arnout van Overbeke zal dus, kort
voor zijn vlucht uit het vaderland zo
iets als een (financiële) crisis hebben
doorgemaakt, wellicht ook gemiste pro
motiekansen, die hem noodzaakten zijn
heil overzee te zoeken, gelijk zo velen
vóór en na hem.
Hij liet zich dus overhalen als geleerd
en ervaren jurist naar de Oost te va
ren, bestemd om lid te worden van de
deftige Raad van Justitie op het Kas
teel van Batavia. Men kon daar best
wat bekwame rechtsgeleerden gebrui
ken, want geringe wetskennis en on
wetendheid omtrent de toepassing des
rechts hadden wel eens tot ongelukken
geleid, zoals bij de "Ambonse moord"
in 1623. De toenmalige gouverneur-ge
neraal Maetsuycker, zelf jurist, zal dit
wel hebben ingezien.
Zo scheepte de 35-jarige Mr. van O-
verbeke zich op 12 april 1668 in aaan
boord van de Oostinjevaarder "Zuyd-
polsbroeck", schipper Swart. Was deze
Jan Swart getrouwd met een juffrouw
Susanna Swart, dan heeft Arnout op
hun bruiloft het volgende puntdicht ge
maakt:
"Het spreekwoord ligt, wanneer
het spreekt,
Dat Swart op Swart niet af en
steekt"
Daar onze jurist voor een hoge baan
in de Oost bestemd was, mocht hij als
"kajuitgast" meevaren, en verbleef dus
met de "officieren" in één ruimte, de
kajuit, in wier wanden de slaapkooien
waren aangebracht. Het eerste wat hij
deed was die kajuit eens goed van bin
nen te bekijken, "evenals die vrienden,
die eerst in het Rasphuis (huis van be
waring) komen, de plaats wel ter degen
betrachten, waar zij lang huis zullen
moeten houden". Inderdaad, het zou
bijna een half jaar duren, eer hij weer
in een normaal bed zou kunnen slapen.
Zijn huisgenoten waren (in hiërarchi
sche volgorde): de koopman, de schip
per, de onderkoopman, de stuurman. Er
was geen predikant aan boord, wel een
ziekentrooster, die in de "kerk" naast
de kajuit zijn godsdienstoefeningen
hield, zodat Van Overbeke vanuit zijn
kooi de dienst kon bijwonen. Overigens
was het een voorspoedige reis. Een
tochtje naar Rijswijk of Scheveningen
(vanuit Den Haag) gaf meer moeite dan
een reis naar Oost-lndië. "Ik zweer, dat
ik deze tocht op mijne muiltjes (slof
jes) gedaan hebbe". Immers, het
schip gaat voort, maar de gate ook, en
men eet en drinkt het best, dat er te
krijgen valt, n.l. kajuitskost, van beter
kwaliteit, dan de kost voor de beman
ning. Gevaarlijk was het ook niet, zelfs
bij flinke storm niet, verzekert onze
optimist. Alleen duurt het erg lang!
Verder klaagt hij over hitte en dan al
dat ongedierte! Ter afwisseling wordt
de Haagse kermis gevierd (op Nout's
initiatief?), natuurlijk met een etentje
en dan wat voor de dorst, leder lever
de wat extra's voor het feestmaal: fles
sen wijn of bier en dgl. Van Overbe-
ke's bijdrage bestond uit drie okshoof
den ansjovis, doch die rook ook niet
meer zo lekker! Er stond ook een
gammele collectebus voor de armen,
maar onze reiziger filosofeert: "Had
men dit roestig ding kunnen verruilen
tegen een fraai meiske, ik weet niet
welke van twee méér inkomen zoude
gehad hebben
Een andere onderbreking der eentoni
ge reis was een toneelvoorstelling. Op
29 juni speelden "7 of 8 moffen" (Duit
se huursoldaten) 't spel van den ver-
loore Zoon" op het dek. Ook de officie
ren, herhaaldelijk uitgenodigd, gingen
er op het halve verdek naar kijken,
"voornamelijk omdat de verloren zoon
een rol is, die de meesten op het schip
dikwijls gespeeld hebben", merkt Van
Overbeke wijsgerig op. Terwijl zij dus
zaten, speelden de acteurs, maar,
merkt onze ex-student op, onder de
voorstelling werden niet eens "bier,
hazelnoten, zoete meloenen of granaat
appelen" luidkeels gevent, zoals dat in
de toenmalige schouwburgen plaats
vond, wat hij blijkbaar uit Amsterdam
kende. Regisseur en/of auteur van dit
Bijbelse treurspel van de Hoogduitse
korporaal, die in zijn beste Europese
pak op het toneel zat, wat een warme
geschiedenis moet geweest zijn, zo
vlak onder de evenaar.
Behalve 173 zeelieden en 65 soldaten
waren ook vijf vrouwen en vier kinde
ren aan boord. Op de reis stierven
acht militairen en twee zeevarenden,
wier lijken natuurlijk met een "één-twee
-drie, in God's naam" over boord wer
den gezet. Doch deze pijnlijke bijzon
derheden verzwijgt onze blijgeestige
schrijver. Toch kende hij wel zijn ern
stige ogenblikken. Hij verhaalt, van tijd
tot tijd in een prekenboek van de Re
monstrantse godgeleerde Simon Epis-
copius te lezen. Bovendien zijn er spo
ren van de reis in enige zijner dertien
Geestelijke liederen te vinden b.v. in
zijn "Gebedt-Lied voor eene geluckige
Reyse te Water:
"Ach God! bewaar ons dan voor
nood,
'k Ben maar een handbreed van de
Dood;
Een plank, die tussen beiden leit,
Maakt maar alleen het onderscheid"
Doch hij is vol Godsvertrouwen:
"Als Gij zijt stuurman van het schip,
Zo vrees ik geen tempeest of klip;
Want als de Heer maar spreken wil,
Straks zwijgen all' de winden stil".
Ook zijn "Liedt voor een Kranke, die
aangevochten wordt" is wel op zee
gedicht
"Heer Jezus, ik omhels' Uw voeten,
Brengt mij weer aan het vaste land".
Dat dicht men niet, als men op de
vaste wal staat.
(wordt vervolgd)